Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 augustus 2023;
- de akte van Ben, met de in de dagvaarding genoemde producties 1 tot en met 8;
- de incidentele conclusie ex art. 843a Rv, tevens conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv, met productie 9 tot en met 11;
- de brief van de rechtbank van 5 maart 2024 met daarin een oproep voor de (verplaatste) mondelinge behandeling;
- de brief van de rechtbank van 27 mei 2024 met daarin een zittingsagenda;
- de akte houdende overlegging producties van Ringcoast, met productie 10;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende wijziging van eis en overlegging producties 15 en 16;
- de mondelinge behandeling van 27 juni 2024 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van Ben en Ringcoast.
2.De feiten in de hoofdzaak en in het incident
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
Casuele/De Toekomst) volgt dat sprake is van schuld van een schip, indien de schade het gevolg is van: a) een fout van een persoon voor wie de eigenaar van het schip aansprakelijk is volgens de artikelen 6:169-6:171 BW; b) een fout van een persoon of van personen die ten behoeve van het schip of van de lading arbeid verricht/verrichten of heeft/hebben verricht, begaan in de uitoefening van hun werkzaamheden; c) de verwezenlijking van een bijzonder gevaar voor personen of zaken dat in het leven is geroepen doordat het schip niet voldeed aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden eraan mocht stellen. Partijen stellen zich beide op het standpunt dat sprake is van een fout van de schipper van het andere schip (sub a en/of b). Een genoemde fout die schuld van een schip oplevert, kan bestaan in het overtreden van het toepasselijke BPR. In deze zaak is artikel 1.04 BPR relevant, nu zowel Ben als Ringcoast zich hierop beroepen. Uit dit artikel volgt het volgende:
Toen [naam schip 2] met zijn boeg bij mijn schip was voelde ik dat er veel boegschroefwater vanuit [naam schip 2] kwam. Dit water duwde [naam schip 3] naar de plasberm.
een USB-stick met de incidentregistratie (radar- en marifoonopnamen uit het Verkeersbegeleidend Systeem) die door het Havenbedrijf Rotterdam N.V. ter beschikking is gesteld (productie 2 van Ben);
tracksvan [naam schip 1] en van [naam schip 2] , in haar productie 1 weergegeven:
trackszo dat [naam schip 1] op het moment van de hiervoor omschreven koerswijziging een beweging schuin naar achter maakt, richting stuurboordwal en richting [naam schip 2] , tot het moment dat de rode lijn de zwarte lijn raakt. Aangenomen wordt dat dat het moment van aanvaring is geweest. Op basis van de nummering van de havennummers aan de oeverkant, waarbij het algemeen bekend is dat de afstand tussen twee oplopende havennummers 100 meter bedraagt, schat de rechtbank de afstand die [naam schip 1] schuin naar achter aflegde op ongeveer 20 meter.
trackingebracht. Dat AIS-gegevens niet accuraat zijn omdat de AIS-antenne niet op het draaipunt van het schip staat maar op het achterschip, wat volgt uit de door Ben overgelegde verklaring van de deskundige [naam 2], kan Ben in dit geval niet baten omdat het juist gaat om de vraag of het achterschip van [naam schip 1] in (achterwaartse) beweging is gekomen. De rechtbank concludeert daarom dat de schipper van [naam schip 1] het schip niet met hooguit enkele meters verschil op de plaats gaande heeft gehouden, zoals Ben heeft bepleit. Immers, ook de (radar)beelden van het havenbedrijf en de door Ben zelf overgelegde Periskal-data van [naam schip 1] laten een koers naar achteren zien en wat de Periskal-data betreft ook een oplopende snelheid. Deze data ondersteunen dus de AIS-
tracksvan Ringcoast. [naam schip 1] had volgens de (radar)beelden van het havenbedrijf weliswaar een snelheid van 0,0 kn, maar, zoals ook door de raadsman van Ringcoast aangevoerd tijdens de mondelinge behandeling, de echo van [naam schip 1] valt op deze beelden regelmatig weg. Het signaal werd mogelijk verstoord doordat [naam schip 1] vlak voor de Calandbrug lag. Gelet op het gegeven dat zowel de Tresco- als de Periskal-data wel een (bepaalde) snelheid van [naam schip 1] aangeven, variërend van 0,6 km tot 0,2 km per uur gaat de rechtbank er vanuit dat [naam schip 1] enige snelheid had. Nu de verschillende data aansluiten bij de AIS-
tracksvan Ringcoast, gaat de rechtbank uit van de juistheid hiervan.