ECLI:NL:RBROT:2024:11920

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
11088552 VZ VERZ 24-4675 en 11088923 VZ VERZ 24-4677
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking over billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2024 uitspraak gedaan in de zaken van verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] tegen EAG Allround Bouwbedrijf B.V. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. J.W. Dijke en mr. J.H. Mantel, hebben een verzoek ingediend voor een billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding na onterecht ontslag door EAG. De kantonrechter heeft in een eerdere tussenbeschikking geoordeeld dat de arbeidsovereenkomsten van de verzoekers onterecht zijn opgezegd en dat zij recht hebben op de gevraagde vergoedingen.

In de eindbeschikking heeft de kantonrechter de billijke vergoeding vastgesteld op € 11.000,- bruto, de gefixeerde schadevergoeding op € 6.412,25 bruto en de transitievergoeding op € 378,23 bruto. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen over deze vergoedingen, met specifieke data vanaf wanneer deze rente verschuldigd is. Daarnaast zijn de verzoekers ook toegewezen in hun vordering voor achterstallig loon, dat is vastgesteld op € 6.077,97 bruto, met een netto in mindering van € 3.000,- en een aanvullend bedrag van € 3.373,12 netto.

De kantonrechter heeft EAG veroordeeld om de proceskosten te betalen, die zijn begroot op € 1.036,- per verzoeker. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat EAG de vergoedingen onmiddellijk moet betalen, ook als zij in hoger beroep gaat. De kantonrechter heeft EAG ook verplicht om binnen veertien dagen loonstroken en een eindafrekening te verstrekken, met een dwangsom van € 25,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 5.000,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummers: 11088552 VZ VERZ 24-4675
11088923 VZ VERZ 24-4677
datum uitspraak: 22 november 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaken van
[verzoeker 1]en
[verzoeker 2] ,
woonplaats: Capelle aan den IJssel,
verzoekers,
gemachtigde: mr. J.W. Dijke en mr. J.H. Mantel,
tegen
EAG Allround Bouwbedrijf B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
voorheen bijgestaan door mr. J.M. Tschur, nu procederend zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker 1] ’, ‘ [verzoeker 2] ’ en ‘EAG’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de tussenbeschikking van 12 juli 2024 en de processtukken die daarin genoemd zijn;
  • de akte van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , met een wijziging van de verzoeken.
1.2.
EAG heeft de gelegenheid gehad om te reageren op de gewijzigde verzoeken van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , maar zij heeft dat niet gedaan.

2.De beoordeling

De tussenbeschikking
2.1.
In de tussenbeschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat de broers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] op basis van een arbeidsovereenkomst hebben gewerkt bij EAG. EAG heeft die overeenkomsten per direct opgezegd. Die opzegging is niet rechtsgeldig. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben daarom recht op een billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat de cao Bouw en Infra tot 31 december 2023 van toepassing was op de arbeidsovereenkomst. In de tussenbeschikking is EAG nog niet veroordeeld om iets te betalen, omdat de partijen eerst mochten reageren op de loonuitgangspunten die de kantonrechter heeft geformuleerd en [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zo nodig hun verzoeken konden wijzigen.
De loonuitgangspunten staan vast
2.2.
Beide partijen hebben niet gereageerd op de loonuitgangspunten uit de tussenbeschikking. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben wel een herberekening gemaakt van hun verzoeken, maar daarbij de uitgangspunten op zichzelf niet ter discussie gesteld. Deze uitgangspunten hanteert de kantonrechter daarom ook in deze beschikking.
EAG moet een billijke vergoeding van € 11.000,- betalen
2.3.
Zoals in de tussenbeschikking is geoordeeld hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] recht op een billijke vergoeding. Zij hebben een vergoeding gevraagd van zes maandsalarissen. De kantonrechter stelt de billijke vergoeding gezien de omstandigheden die in de tussenbeschikking zijn genoemd vast op drie maandsalarissen.
2.4.
De kantonrechter hanteert voor de berekening van de billijke vergoeding een maandsalaris van € 3.549,64 bruto. Dat is een ander bedrag dan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben berekend in hun akte. De broers hebben in hun akte namelijk met nettobedragen gerekend, terwijl de billijke vergoeding een bruto vergoeding betreft. Bovendien hebben zij ook cao-vergoedingen meegerekend, terwijl de cao bij het einde van de arbeidsovereenkomst niet van toepassing was. De kantonrechter heeft daarom een herberekening gemaakt.
2.5.
Uit de akte volgt dat de broers gemiddeld 186,11 uur per maand werkten. Hun uurloon was in 2024 € 15,- netto. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben in hun verzoek onbetwist gesteld dat dit bij benadering neerkomt op € 17,66 bruto. Dit resulteert in een maandloon van € 3.286,70 bruto (186,11 uur x € 17,66). Daar komt vervolgens nog 8% vakantietoeslag bij. Dat leidt tot het genoemde maandloon van € 3.549,64 (€ 3.286,70 x 1,08).
2.6.
EAG wordt dus veroordeeld om een (afgeronde) billijke vergoeding van € 11.000,- bruto aan zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] te betalen. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] vragen ook de wettelijke rente daarover (artikel 6:119 BW). Dat verzoek wordt toegewezen vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking, dus 6 december 2024.
EAG moet een gefixeerde schadevergoeding van € 6.412,25 betalen
2.7.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben ook recht op een gefixeerde schadevergoeding. Zoals in de tussenbeschikking is genoemd, betreft dit het loon dat zij zouden hebben ontvangen vanaf 7 maart tot en met 30 april 2024. Hierbij hanteert de kantonrechter hetzelfde brutoloon als hiervoor genoemd. Dat leidt tot een gefixeerde schadevergoeding van € 6.412,25 (25/31 x € 3.549,64 + € 3.549,64).
2.8.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] vragen de wettelijke rente over deze vergoeding. Die vergoeding wordt toegewezen vanaf 6 maart 2024, de dag van ontslag (artikel 7:686a lid 1 BW).
EAG moet een transitievergoeding van € 378,23 betalen
2.9.
In de tussenbeschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ook recht hebben op een transitievergoeding. De kantonrechter hanteert hierbij de onbetwiste uitgangspunten die [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben genoemd in de akte, aangezien die in lijn zijn met de wet (Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding). Zij zet deze bedragen alleen (net als hiervoor) om in brutobedragen.
2.10.
De kantonrechter hanteert een maandloon van € 3.722,74. Dat bedrag bestaat uit het loon inclusief vakantiebijslag van € 3.549,64 bruto, € 80,81 aan gemiddelde overwerkvergoeding (3,66 uur x € 22,08 (17,66 x 1,25) en € 92,29 aan gemiddelde Afdracht Dagen (€ 227,04 + 15/30 x € 227,04 / 3,69 maanden). Dat leidt tot een transitievergoeding van € 378,23 bruto (€ 3.722,74 / 3 / 12 x 3 + € 3.722,74 / 3 / 365 x 20).
2.11.
De wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen vanaf 6 april 2024. Dat is een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a lid 1 BW).
De aangepaste loonvordering wordt toegewezen
2.12.
De broers hebben met inachtneming van de loonuitgangspunten die de kantonrechter heeft geformuleerd de loonvorderingen naar oordeel van de kantonrechter correct herberekend. EAG heeft deze niet betwist. De kantonrechter wijst deze verzoeken dus toe. Het gaat voor de periode 16 november tot en met 31 december 2023 om € 6.077,97 bruto, waarop € 3.000,- netto in mindering moet worden gebracht. En voor de periode 1 januari 2024 tot en met 6 maart 2024 om € 3.373,12 netto.
2.13.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] verzoeken de wettelijke rente over het achterstallige loon. Dat verzoek wordt toegewezen. EAG had het loon namelijk steeds uiterlijk de eerste dag van de volgende maand moeten betalen (artikel 7:623 BW). Dat heeft ze niet gedaan. Daarom moet ze steeds vanaf die dag rente betalen (artikel 6:119 BW)
2.14.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] verzoeken daarnaast de wettelijke verhoging over het loon. Ook dat verzoek wordt toegewezen, omdat EAG het loon te laat heeft betaald (artikel 7:625). De kantonrechter ziet aanleiding om die verhoging te matigen tot 25%, omdat EAG mede niet heeft betaald vanwege een juridische discussie over de verschuldigdheid van het loon.
Voor het overige beslist de kantonrechter in lijn met de tussenbeschikking
2.15.
De kantonrechter beslist voor het overige in lijn met de tussenbeschikking. Zij verwijst voor een toelichting dan ook naar die beschikking.
2.16.
Ten aanzien van de loonstroken voegt de kantonrechter hier nog aan toe dat EAG veertien dagen de tijd krijgt om deze te verstrekken. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben gevraagd daarvoor twee dagen te hanteren, maar dat vindt de kantonrechter praktisch onhaalbaar, omdat EAG nog behoorlijk wat administratie- en rekenwerk heeft te doen. De dwangsom van € 25,- per dag wordt toegewezen, maar wel gematigd tot € 5.000,-.
EAG moet de proceskosten betalen
2.17.
De proceskosten komen voor rekening van EAG, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die EAG aan zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] moet betalen op € 87,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 1.036,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.18.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt EAG om aan zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] te betalen:
  • een billijke vergoeding van € 11.000,- bruto, met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 6 december 2024, tot de dag dat volledig is betaald;
  • een transitievergoeding van € 378,23 bruto met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 6 april 2024, tot de dag dat volledig is betaald;
  • een gefixeerde schadevergoeding van € 6.412,25 bruto met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 6 maart 2024, tot de dag dat volledig is betaald;
  • achterstallig loon van € 6.077,97 bruto, waarop € 3.000,- netto in mindering strekt, en € 3.373,12 netto, met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW daarover steeds vanaf de 1e dag na de maand waarop het loon betrekking heeft tot de dag dat volledig is betaald, en met de wettelijke verhoging van artikel 6:625 BW daarover, met een maximum van 25%;
3.2.
veroordeelt EAG om aan zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] binnen veertien dagen nadat deze beschikking is betekend loonstroken over de maanden november 2023 tot en met maart 2024 en een eindafrekening af te geven, en veroordeelt haar om een dwangsom te betalen van € 25,- per dag dat zij dit nalaat, met een maximum van € 5.000,-;
3.3.
veroordeelt EAG in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ieder afzonderlijk tot vandaag worden vastgesteld op € 1.036,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van deze beschikking tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst alles wat verder verzocht is af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Willemsen en in het openbaar uitgesproken.
33394