In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2024, wordt de vraag behandeld of de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam een dwangsom aan eiseres moet betalen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting, maar de heffingsambtenaar heeft te laat op dit bezwaar beslist. Eiseres heeft meerdere ingebrekestellingen verstuurd, maar de heffingsambtenaar heeft niet onderzocht of deze eerder zijn aangekomen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden, omdat hij niet heeft nagegaan of de ingebrekestellingen van eiseres eerder zijn ontvangen dan de datum waarop hij zijn uitspraak op bezwaar heeft verzonden. Hierdoor is het beroep van eiseres gegrond verklaard.
De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat de heffingsambtenaar de maximale dwangsom van € 1.442,- aan eiseres moet betalen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de ingebrekestelling op 31 januari 2023 heeft ontvangen, wat betekent dat hij de dwangsom heeft verbeurd. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar voor zover daarin is beslist dat de heffingsambtenaar geen dwangsom verschuldigd is. Tevens moet de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.