In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam geoordeeld over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd. De verzoekster, werkneemster, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zeven maanden en was op 22 juli 2024 in dienst getreden als juridisch medewerker. Op 8 augustus 2024 heeft de werkgever, InPublic B.V., de arbeidsovereenkomst per direct opgezegd met een beroep op de proeftijd. Na protest van de werkneemster heeft de werkgever het ontslag ingetrokken, maar de arbeidsovereenkomst eindigde uiteindelijk op 30 september 2024 omdat de werkneemster niet de vereiste Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) had overgelegd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd en dat de verzoeken van de werkneemster tot wedertewerkstelling, loonbetaling en schadevergoeding zijn afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkneemster de proceskosten moet betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen in deze procedure. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.