ECLI:NL:RBROT:2024:11769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
ROT 23/6171
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van persoonsgegevens op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) toegewezen; registratie als verdachte in hoofdregistraties en vervolgregistraties

In deze zaak heeft eiser, een persoon uit [plaatsnaam], een verzoek ingediend tot wijziging van zijn persoonsgegevens op basis van de Wet politiegegevens (Wpg). Het verzoek was gericht op de rectificatie en vernietiging van zijn politiegegevens in de Basisvoorziening Handhaving (BHV)-registratie. De rechtbank Rotterdam heeft op 28 november 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van de korpschef van politie, dat het verzoek van eiser tot wijziging van zijn persoonsgegevens gedeeltelijk had toegewezen, niet volledig voldeed aan de wettelijke vereisten. Eiser had eerder op 1 augustus 2023 een verzoek ingediend, dat door de korpschef was ingewilligd voor de rectificatie van de hoofdregistratie, maar niet voor de zes vervolgregistraties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdregistratie op beslotenheid 2 was gezet, wat betekent dat deze niet toegankelijk was voor alle politieambtenaren. Eiser heeft echter betoogd dat ook de vervolgregistraties vernietigd moesten worden, omdat hij ten onrechte als verdachte was aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vervolgregistraties noodzakelijk zijn voor de afhandeling van klachten en verantwoording van verrichtingen, en dat de rol van eiser als verdachte aan deze registraties gekoppeld moest blijven. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat eiser inhoudelijk geen gelijk kreeg. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6171

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: [naam 1]),
en
de korpschef van politie (de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam), verweerder
(gemachtigde: mr. V. Vermeulen).

Procesverloop

1. Met het besluit van 1 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot wijziging van zijn persoonsgegevens als bedoeld in artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg), voor zover dit ziet op de rectificatie en vernietiging van de politiegegevens van eiser in de Basisvoorziening Handhaving (BHV)-registratie, toegewezen.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
Op 12 juni 2024 heeft verweerder op verzoek van eiser alsnog de biometrische gegevens van eiser in de politiesystemen vernietigd (het aanvullende besluit).
1.3.
Eiser heeft op 5 juli 2024 op het aanvullende besluit gereageerd. Verweerder heeft op 8 augustus 2024 een reactie ingediend. Op 25 augustus 2024 heeft eiser nogmaals gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak ROT 23/4545, op 28 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. De moeder van eiser, [naam 2], is ook ter zitting verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst zodat verweerder het in het dossier ontbrekende verweerschrift van 23 januari 2024 nogmaals aan eiser en de rechtbank kon versturen.
1.5.
Verweerder heeft het verweerschrift op 28 augustus 2024 nogmaals aan eiser en de rechtbank verstuurd. Eiser heeft in reactie op het verweerschrift op 12 september 2024 aangegeven dat hij nadere inzage wenst in de in het verweerschrift genoemde vervolgregistraties om op het verweerschrift te kunnen reageren. Bij e-mail van 16 september 2024 heeft de rechtbank eiser een extra week gegeven om op het verweerschrift te reageren. Daarbij heeft de rechtbank eiser erop gewezen dat het onderzoek daarna in beginsel zonder nadere zitting zal worden gesloten en dat eiser het kan aangeven indien hij toch aanleiding ziet voor een zitting. Eiser heeft op 24 september 2024 aangegeven dat een nadere zitting niet nodig is en de rechtbank verzocht een tussenbeslissing te nemen met betrekking tot zijn verzoek om inzage.
1.6.
De rechtbank heeft het onderzoek op 1 oktober 2024 gesloten.
1.7.
Op 2 oktober 2024 heeft eiser de behandelend rechter gewraakt. Op 28 oktober 2024 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen.

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiser heeft op 6 juli 2023 bij verweerder op grond van artikel 28, tweede lid, van de Wpg een verzoek ingediend tot vernietiging van zijn politiegegevens en zijn biometrische gegevens. Daarbij licht eiser toe dat er geen reden is om deze gegevens te bewaren, omdat hij ten onrechte is gearresteerd en ten onrechte als verdachte is aangemerkt. Dit blijkt uit het feit dat de zaak is geseponeerd (met sepotcode 01) door het Openbaar Ministerie.
2.1.
Met het bestreden besluit heeft verweerder dit verzoek ingewilligd, voor zover dit ziet op de rectificatie en vernietiging van de politiegegevens van eiser in de BHV-registratie. Dit betekent concreet dat in de hoofdregistratie de rol van verdachte is verwijderd en niet meer is gekoppeld aan eisers personenkaart, waardoor eiser ook geen antecedent meer op zijn naam heeft (artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wpg). De hoofdregistratie zelf wordt niet verwijderd of vernietigd, omdat de aangifte van straatroof nog niet is opgelost. In de zes vervolgregistraties (aanhouding, voorgeleiding, onderzoek overig, verhoor verdachte, heenzending en sepot/vrijspraak) blijft eisers personenkaart wel gekoppeld en ongewijzigd, omdat dit ambtshandelingen betreffen die achteraf getoetst moeten kunnen worden. De gehele registratie zal op beslotenheid 2 worden gezet, wat betekent dat alleen politieambtenaren die de straatroof onderzoeken en aan deze registratie zijn gekoppeld de registratie nog kunnen inzien.
2.2.
Bij e-mail van 3 augustus 2023 heeft verweerder het verzoek van eiser, voor zover dit ziet op de vernietiging van zijn identiteits- en biometrische gegevens, doorgezonden naar de Matching Autoriteit van de Justitiële Informatiedienst. De Matching Autoriteit heeft deze gegevens in de systemen Strafrechtketendatabank (SKDB) en Gemeenschappelijk Biometrie Voorziening (GBV) op 9 augustus 2023 vernietigd.
2.3.
Bij e-mail van 5 februari 2024 heeft eiser verweerder nogmaals verzocht om zijn biometrische gegevens uit de politiesystemen te verwijderen. Daarbij heeft hij toegelicht dat hij op 4 januari en 4 februari 2024 in aanraking is gekomen met de politie, en dat hij toen zijn foto uit het strafdossier op de telefoon van de politieagent heeft gezien. Hierin heeft verweerder aanleiding gezien het aanvullende besluit te nemen.
2.4.
Met het aanvullende besluit heeft verweerder het verzoek van eiser, voor zover dit gaat om de vernietiging van zijn biometrische gegevens in politiesystemen, ingewilligd. Verweerder licht daarbij toe dat de Matching Autoriteit van de Justitiële Informatiedienst de politie in kennis heeft gesteld van de vernietiging van biometrische gegevens, omdat die gegevens verder worden verwerkt bij de politie. Op 22 april 2024 zijn de biometrische gegevens (vingerafdrukken en gelaatsafbeeldingen) in de politiesystemen Automatisch Vingerafdrukken Systeem Nederlandse Kollektie (HAVANK) en Centrale Automatische. Technologie voor Herkenning van personen (CATCH) vernietigd. Omdat na onderzoek is gebleken dat de gelaatsbeelden uit FMC ten onrechte nog niet waren vernietigd, heeft verweerder dit op 5 juni 2024 alsnog gedaan. Op grond van artikel 6:19 van de Awb heeft het beroep van eiser mede betrekking heeft op dit aanvullende besluit.

Beroep van eiser

3. In beroep heeft eiser naar voren gebracht dat de hoofdregistratie (PL1700-2023072612) blijft bestaan. De hoofdregistratie wordt alleen gewijzigd wat betekent dat de naam van eiser uit de mutaties is verwijderd. Dit is voor eiser logisch en akkoord, maar eiser wil een bevestiging dat deze lezing juist is. Voorts heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat de zes vervolgregistraties (aanhouding, voorgeleiding, onderzoek overig, verhoor verdachte, heenzending op last van de hoofdofficier van justitie en sepot/vrijspraak) ook vernietigd moeten worden. Ten slotte heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat het onvoldoende is dat het gehele dossier op beslotenheid 2 gezet wordt. Eiser wenst dat het dossier alleen veilig gesteld wordt in het kader van zijn inzageverzoek (bij de rechtbank bekend onder nummer ROT 23/4545). Deze gegevens moeten worden bewaard buiten de operationele systemen. Na de zitting heeft eiser een nader verzoek om inzage in de vervolgregistraties gedaan.

Wet- en regelgeving

4. De voor deze uitspraak relevante regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder terecht de hoofdregistratie op beslotenheid 2 heeft gezet en of de vervolgregistraties ook vernietigd hadden moeten worden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De hoofdregistratie
5.1.
Op grond van artikel 28, tweede lid, van de Wpg worden gegevens vernietigd als de gegevens feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of om te voldoen aan een op de verantwoordelijke rustende wettelijke verplichting. In plaats van vernietiging draagt de verwerkingsverantwoordelijke zorg voor het afschermen van de verwerking van de politiegegevens, als de juistheid daarvan door de betrokkene wordt betwist en de juistheid of onjuistheid niet kan worden geverifieerd, of als de politiegegevens moeten worden bewaard als bewijsmateriaal. Als de objectieve juistheid wordt betwist kunnen de afgeschermde gegevens alleen worden verwerkt voor het doel dat aan vernietiging in de weg staat, zoals bijvoorbeeld het opsporingsonderzoek ten behoeve waarvan de gegevens zijn verzameld. De afscherming kan worden gerealiseerd door de betreffende politiegegevens over te brengen naar een ander verwerkingssysteem of door het niet-beschikbaar maken van de betreffende gegevens.
5.2.
Op grond van artikel 8, zesde lid, van de Wpg worden gegevens die worden verwerkt op grond van artikel 8 van de Wpg verwijderd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak, dan wel uiterlijk vijf jaar na de datum van de eerste verwerking. Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Wpg worden de verwijderde politiegegevens nog wel vijf jaar bewaard. Dit houdt in dat verwijderde gegevens niet langer noodzakelijk zijn voor operationele doeleinden, maar ook niet onmiddellijk worden vernietigd. Zij worden als het ware apart gezet. Het doel hiervan is dat de verwijderde gegevens worden bewaard ten behoeve van de afhandeling van klachten en de verantwoording van verrichtingen. Democratische controle moet ook na enige tijd nog mogelijk zijn. [1]
5.3.
Uit het bestreden besluit en door verweerder in beroep toegelicht in het verweerschrift, volgt dat het verzoek tot rectificatie en vernietiging van de politiegegevens van eiser in de BVH-registratie is toegewezen. In het bestreden besluit is nader toegelicht wat dit concreet inhoudt: dit betekent dat in de hoofdregistratie de rol van verdachte is verwijderd en niet meer is gekoppeld aan de personenkaart van eiser, waardoor eiser ook geen antecent meer heeft. De gehele registratie is voorts op beslotenheid 2 gezet wat inhoudt dat niet iedere operationeel politieambtenaar deze registratie kan inzien. Alleen de politieambtenaren die dit strafbare feit (straatroof) onderzoeken en aan deze registratie zijn gekoppeld kunnen dat wel. De beroepsgrond dat de hoofdregistratie niet op beslotenheid 2 gezet had mogen worden, waarmee de hoofdregistratie nog slechts toegankelijk is voor de noodzakelijke doeleinden, slaagt, gelet op artikel 28, tweede lid, en artikel 14 van de Wpg naar het oordeel van de rechtbank niet.
5.4.
Wel is na het instellen van beroep gebleken dat niet alle biometrische gegevens van eiser waren verwijderd. Dit heeft geleid tot het aanvullende besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee erkend dat er een gebrek zit in het bestreden besluit. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
5.5.
Eiser heeft voorts naar voren gebracht dat hij op 22 juni 2024, dus na het aanvullende besluit, opnieuw in contact met de politie is geweest waarbij een agent zou hebben opgemerkt dat zijn gegevens nooit verwijderd zullen worden. Eiser heeft zelf, in de reactie van 25 augustus 2024 en op de zitting, echter aangegeven dat hij niet zijn foto of vingerafdrukken heeft gezien, maar dat hij het vermoeden heeft dat er meer gegevens zijn.
5.6.
De rechtbank heeft verweerder gevraagd hoe eiser er zeker van kan zijn dat de toezegging dat bepaalde gegevens verwijderd zullen worden, ook daadwerkelijk verwijderd zijn. Verweerder heeft zich in zijn reactie van 8 augustus 2024 op het standpunt gesteld dat hij de biometrische gegevens van eiser daadwerkelijk heeft vernietigd. Verweerder heeft uitgebreid toegelicht en met screenshots onderbouwd wanneer en hoe de biometrische gegevens van eiser zijn vernietigd. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat zijn biometrische gegevens, in tegenstelling tot wat verweerder daarover heeft toegelicht en onderbouwd, toch nog in de politiesystemen staan.
5.7.
Het standpunt van verweerder en de daarbij gegeven toelichting dat de biometrische gegevens zijn vernietigd, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. De beroepsgrond van eiser dat er nog meer gegevens in de systemen staan, slaagt niet. Immers, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [2] Eiser heeft het voorgaande niet aannemelijk gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
De zes vervolgregistraties
5.8.
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte, dan wel ondeugdelijk gemotiveerd, heeft besloten om de zes vervolgregistraties (aanhouding, voorgeleiding, onderzoek overig, verhoor verdachte, heenzending en sepot/vrijspraak) niet te wijzigen. Deze ambtshandelingen zijn al getoetst, nu het Openbaar Ministerie heeft geoordeeld dat eiser ten onrechte als verdachte is aangemerkt. Bovendien heeft verweerder het gehele dossier ten onrechte op beslotenheid 2 gezet, omdat het dossier daarmee nog steeds in de operationele systemen van de politie zit.
5.9.
Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank, gelet op artikel 14 van de Wpg, terecht op het standpunt dat het gerechtvaardigd is dat eiser in de rol ‘verdachte’ aan de vervolgregistraties blijft gekoppeld en dat die registraties worden bewaard en niet op het verzoek van eiser vroegtijdig worden vernietigd. Nu eiser in de hoofdregistratie niet langer als verdachte staat gekoppeld, is aan het verzoek van eiser tegemoetgekomen. Hij heeft immers verzocht zijn politiegegevens te verwijderen omdat hij ten onrechte als verdachte was aangemerkt. Verweerder hoefde de politiegegevens in de vervolgregistraties (aanhouding, voorgeleiding, onderzoek overig, verhoor verdachte, heenzending en sepot/vrijspraak) niet te vernietigen, omdat, zoals ook al opgemerkt onder 5.2, die nog nodig zijn voor de eventuele afhandeling van klachten en verantwoording van verrichtingen (artikel 14 van de Wpg). Het bewaren van de politiegegevens in de vervolgregistraties is dus nog noodzakelijk.
5.10.
Gezien het voorgaande hoefde verweerder de betreffende vervolgregistraties niet te wijzigen en is het gerechtvaardigd dat de rol van eiser als ‘verdachte’ aan die vervolgregistraties blijft gekoppeld. De gegevens worden voorts slechts bewaard in de systemen voor het nog noodzakelijke doel. De stelling van eiser dat de hoofdregistratie en de vervolgregistraties bij de politie ten onrechte op beslotenheid 2 zijn gezet, omdat de registraties daarmee nog steeds in de operationele systemen van de politie aanwezig zijn, kan gezien artikel 28, tweede lid, en artikel 14 van de Wpg nergens toe leiden. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek om nadere inzage in de zes vervolgregistraties
5.11.
Zoals blijkt uit het procesverloop (onder 1.5) heeft eiser na het onderzoek op de zitting als reactie op het verweerschrift van verweerder om nadere inzage in de vervolgregistraties verzocht, omdat het niet mogelijk zou zijn om op het verweerschrift te reageren. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser deze gelegenheid te bieden en wijst dit verzoek af. De rechtbank ziet niet in waarom die nadere inzage nodig is om op het verweerschrift te kunnen reageren. Het verweerschrift bevat geen nieuwe informatie ten opzichte van het bestreden besluit. Eiser heeft niet onderbouwd waarom een nadere inzage noodzakelijk is om te kunnen reageren op het verweerschrift en waarom hij niet eerder een verzoek om nadere inzage heeft gedaan. De rechtbank ziet gelet daarop niet in wat een nadere inzage nog zou kunnen toevoegen aan de beoordeling van het onderhavige beroep.
5.12.
Het staat eiser uiteraard vrij om een nieuw verzoek om inzage bij verweerder te doen op grond van artikel 25 van de Wpg.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op wat is overwogen onder 5.4, is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Omdat verweerder het gebrek in het bestreden besluit heeft hersteld met het aanvullende besluit, de nadere stukken, en de verklaringen op zitting, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat eiser inhoudelijk geen gelijk krijgt.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht wel aan eiser vergoeden.
6.2.
Om dezelfde reden veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank acht de gemachtigde van eiser voldoende deskundig om aan te nemen dat hij in deze procedure beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank stelt de kosten vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage met relevante regelgeving

Wet politiegegevens

Artikel 8(uitvoering van de dagelijkse politietaak)
Politiegegevens kunnen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende een periode van één jaar na de datum van de eerste verwerking.
Voor zover dat noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak kunnen politiegegevens ten aanzien waarvan de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken geautomatiseerd worden vergeleken met politiegegevens die worden verwerkt op grond van het eerste lid teneinde vast te stellen of verbanden bestaan tussen de betreffende gegevens. De gerelateerde gegevens kunnen verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak.
Voor zover dat noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak kunnen politiegegevens ten aanzien waarvan de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken in combinatie met elkaar worden verwerkt teneinde vast te stellen of verbanden bestaan tussen de betreffende gegevens. Indien zulke verbanden bestaan kunnen de gerelateerde gegevens verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de politietaak.
Politiegegevens, die worden verwerkt op grond van het eerste, tweede en derde lid, kunnen ter beschikking worden gesteld voor verdere verwerking op grond van de artikelen 9, 10 en 12.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de categorieën van gegevens op basis waarvan politiegegevens vergeleken kunnen worden.
De politiegegevens, die zijn verwerkt op grond van het eerste, tweede en derde lid, worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van eerste verwerking verwijderd.
Artikel 14(bewaartermijnen)
De op grond van de artikelen 8, zesde lid, 9, vierde lid, en artikel 10, zesde lid, verwijderde politiegegevens worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard ten behoeve van verwerking met het oog op de afhandeling van klachten en de verantwoording van verrichtingen en vervolgens vernietigd.
De artikelen 16 tot en met 20 alsmede de artikelen 23 en 24 zijn op de overeenkomstig het eerste lid bewaarde politiegegevens niet van toepassing.
In bijzondere gevallen en voor zover dat noodzakelijk is voor een doel als bedoeld in artikel 9 of 10, kunnen politiegegevens die overeenkomstig het eerste lid worden bewaard, in opdracht van het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012, ter beschikking worden gesteld voor hernieuwde verwerking op grond van artikel 9 of 10.
Van de vernietiging, bedoeld in het eerste lid, wordt afgezien voor zover de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed of voor historisch onderzoek zich daartegen verzet. De betreffende gegevens worden zo spoedig mogelijk overgebracht naar een archiefbewaarplaats. Daarbij worden met toepassing van artikel 15 van de Archiefwet 1995 beperkingen aan de openbaarheid gesteld. Onze Ministers kunnen over het in de eerste en derde volzin bepaalde beleidsregels vaststellen.
Artikel 28(recht op rectificatie en vernietiging van politiegegevens)
De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende onjuiste politiegegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, het recht om onvolledige politiegegevens te laten aanvullen, onder meer door middel van een aanvullende verklaring. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onnodige vertraging vernietiging van de hem betreffende politiegegevens te verkrijgen indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of om te voldoen aan een wettelijke verplichting. In plaats van vernietiging draagt de verwerkingsverantwoordelijke zorg voor afscherming als:
de juistheid van de gegevens door de betrokkene wordt betwist en de juistheid of onjuistheid niet kan worden geverifieerd, in welk geval de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene informeert voordat de afscherming wordt opgeheven, of
de gegevens moeten worden bewaard als bewijsmateriaal.
3. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen vier weken schriftelijk in kennis met betrekking tot de opvolging van zijn verzoek.
4. De verwerkingsverantwoordelijke geeft de rectificatie van de onjuiste politiegegevens door aan de bevoegde autoriteit van wie de gegevens afkomstig zijn.
5. Indien de verwerkingsverantwoordelijke politiegegevens heeft gerectificeerd, vernietigd of afgeschermd, stelt hij de ontvangers daarvan in kennis.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2005/06, 30 327, nr. 3, p. 64-65.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3461, onder 6.2