4.2.In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
5. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser met ingang van 25 juli 2022 heeft vastgesteld op 33,83%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
6. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, een anamnese, een lichamelijk en psychisch onderzoek door de primaire arts tijdens het fysieke spreekuur op 19 juni 2023, het gestelde in bezwaar en ter hoorzitting in bezwaar van 18 maart 2024 in aanwezigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, welke arts aansluitend op de hoorzitting een medisch onderzoek heeft verricht, alsmede op medische informatie afkomstig van de behandelend huisarts. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
7. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser op de datum in geding,
25 juli 2022, en meer beperkingen had moeten aannemen. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten van eiser als zodanig of om de door hem ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiser in dat verband heeft aangevoerd, legt – zonder af te doen aan de door hem ervaren klachten – tegenover het gemotiveerde medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan verdergaande beperkingen aan te nemen dan neergelegd in de FML. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 30 maart 2024 inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd heeft dat uit zijn onderzoek niet gebleken is dat eiser op de datum in geding meer beperkt is dan door de primaire arts in de FML is opgenomen. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten aanzien van de psychische klachten overwogen dat eiser een aantal zaken zelf in de hand heeft, zoals het aanhouden van een goede dagstructuur, minder gebruik van alcohol en een gezondere leefstijl in algemene zin. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt vast dat de primaire arts bij het vaststellen van de beperkingen van eiser voldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische klachten. Ten aanzien van de gestelde slaapproblemen van eiser geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat geen sprake is van een geobjectiveerde aandoening en dat deze problemen ook te wijten zijn aan niet als ziekte aan te merken factoren, zoals een zelfverkozen slecht en onregelmatig dag-nachtritme, weinig beweging en overmatig alcoholgebruik in de avond.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt verder vast dat er in de huidige beoordeling geen rekening gehouden kan worden met de toename van de klachten sinds april 2023, de maand waarin eiser tweemaal een TIA heeft doorgemaakt. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat er geen medische grond aanwezig is om een urenbeperking op te nemen.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser in beroep ook geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht waaruit naar voren komt dat hij op de datum in geding 25 juli 2022 meer beperkingen heeft dan in de FML zijn vastgesteld. De rechtbank volgt eiser niet in het standpunt dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat geen multidisciplinair onderzoek heeft plaatsgevonden. Gelet op de in de bezwaarfase aanwezige gegevens heeft verweerder daarvoor geen aanleiding hoeven te zien. De verzekeringsarts heeft zowel de fysieke als psychische beperkingen onderzocht en wordt geacht die ook in eventueel onderling verband op waarde te kunnen schatten. De verzekeringsarts is op de gestelde klachten en beperkingen voldoende gemotiveerd ingegaan. De rechtbank ziet evenmin aanleiding een nader deskundigenonderzoek te gelasten.
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep de functionele mogelijkheden van eiser correct heeft vastgesteld. Er is daarom ook geen grond voor het oordeel dat de belasting van de door de arbeidsdeskundigen geselecteerde functies, zoals weergegeven in hun rapporten van 26 juli 2023 en 8 april 2024, de mogelijkheden van eiser overschrijdt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 8 april 2024 op inzichtelijke wijze uiteen heeft gezet waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiser.
9. Ten aanzien van berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid en daarbij te hanteren indexering overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 8, eerste lid van het Schattingsbesluit worden bij de vaststelling van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 1 van de Wet WIA, het inkomen, de inkomsten uit arbeid en de verdiensten, bedoeld artikel 7, eerste lid, die bij toepassing van artikel 7a in aanmerking worden genomen, vanaf het begin van het eerste in aanmerking genomen aangiftetijdvak aangepast aan de eerst-gepubliceerde cijfers van de index van de CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, zoals die uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 5, door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd. In een geval als dit, waarin de einde wachttijdbeoordeling veel later heeft plaatsgevonden, dient echter het CBS indexcijfer gehanteerd te worden van de maand waarin de dag valt waarop de beoordeling betrekking heeft. Dit volgt uit de Nota van Toelichting bij het Schattingsbesluit:
“Geregeld wordt, dat het gaat om het indexcijfer dat bekend is uiterlijk in de maand waarin het arbeidsdeskundig onderzoek voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Indien de ingangsdatum van de uitkering na de beoordeling ligt, wordt hiermee aangegeven dat het gaat om het ten tijde van de schatting bekende CBS indexcijfer. Als de arbeidskundige beoordeling plaats vindt na de datum waarop de beoordeling betrekking heeft wordt het CBS indexcijfer gehanteerd van de maand waarin de dag valt waarop de beoordeling betrekking heeft. Dit wordt geregeld in het eerste lid van artikel 8” (Staatsblad 2008, 254, p. 19)
Het beroep van eiser op de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 augustus 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:4223) gaat niet op, omdat daarin niet het eerste maar het tweede lid van artikel 8 van het Schattingsbesluit van toepassing is en bovendien de arbeidsdeskundige beoordeling heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de datum waarop die beoordeling betrekking heeft. 10. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de door de arbeidsdeskundigen bezwaar en beroep voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 33,83%. Verweerder heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser dus terecht bepaald op minder dan 35%.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.