ECLI:NL:RBROT:2024:11738

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
11093647 CV EXPL 24-2113
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van een aannemingsovereenkomst en gevolgen van tekortkoming in levering

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2024, gaat het om een geschil tussen Bartimeus Interieur Realisatie B.V. en [persoon A] over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. Bartimeus Interieur stelt dat er een overeenkomst van aanneming van werk is gesloten voor een totaalbedrag van € 18.000,-, inclusief btw, waarbij [persoon A] een aanbetaling van € 8.283,66 heeft gedaan voor de aanschaf van een pvc vloer. [persoon A] heeft echter de vloer niet ontvangen en stelt dat hij de overeenkomst heeft ontbonden, terwijl Bartimeus Interieur van mening is dat de gehele aanneemsom verschuldigd is, ondanks de gedeeltelijke opzegging door [persoon A]. De kantonrechter oordeelt dat er inderdaad sprake is van een aannemingsovereenkomst en dat [persoon A] deze gedeeltelijk heeft opgezegd. De rechter concludeert dat Bartimeus Interieur tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen door de vloer niet te leveren, wat een ernstige tekortkoming vormt die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter wijst erop dat de opdrachtgever, [persoon A], recht heeft op terugbetaling van de aanbetaling voor de vloer, en dat Bartimeus Interieur in de gelegenheid wordt gesteld om haar besparingen te onderbouwen. De zaak wordt verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11093647 CV EXPL 24-2113
datum uitspraak: 21 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Bartimeus Interieur Realisatie B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. O. Huisman,
tegen
[persoon A],
woonplaats: Oud-Beijerland,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. Groen.
De partijen worden ‘Bartimeus Interieur’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 april 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, tevens eis in reconventie met bijlagen;
  • de akte houdende eiswijziging in reconventie;
  • het antwoord in reconventie.
1.2.
Op 8 oktober 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens Bartimeus Interieur de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ), bestuurder, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de heer [persoon A] , vergezeld van zijn partner mevrouw [persoon C] , en bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Bartimeus Interieur stelt dat partijen een overeenkomst van aanneming van werk zijn overeengekomen met een vaste prijs van € 18.000,- inclusief btw. Bartimeus Interieur eist betaling van het restant van de aanneemsom ad € 9.716,34, te vermeerderen met rente en € 860,82 aan buitengerechtelijke incassokosten. Volgens haar heeft [persoon A] de tussen partijen geldende overeenkomst van aanneming van werk gedeeltelijk opgezegd en is hij op grond van artikel 7:764 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gehouden de gehele aanneemsom te voldoen. [persoon A] is van mening dat hij de resterende aanneemsom niet hoeft te voldoen. Partijen zijn slechts een koopovereenkomst met betrekking tot een pvc vloer overeengekomen. [persoon A] heeft voor de aankoop van de vloer € 8.283,66 betaald aan Bartimeus Interieur maar omdat die de vloer niet heeft geleverd, heeft [persoon A] de koopovereenkomst ontbonden en eist [persoon A] dit bedrag terug en een bedrag van € 954,91 aan buitengerechtelijke incassokosten, beide bedragen te vermeerderen met rente. Daarnaast vordert [persoon A] een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden dan wel wordt ontbonden.
2.2.
Er wordt nog geen eindvonnis gewezen. De kantonrechter komt al wel tot het oordeel dat partijen een overeenkomst van aanneming van werk zijn overeengekomen en dat deze door [persoon A] gedeeltelijk is opgezegd. Wat [persoon A] in conventie aan Bartimeus Interieur moet betalen, kan alleen nog niet worden vastgesteld. Partijen zullen zich daar nog over mogen uitlaten. De kantonrechter stelt in reconventie [persoon A] in het gelijk. Bartimeus Interieur is tekortgeschoten door geen vloer te leveren. [persoon A] heeft de overeenkomst voor dit deel ontbonden en Bartimeus Interieur moet dan ook het aankoopbedrag aan [persoon A] terugbetalen. Hierna wordt uitgelegd waarom dit alles zo is.
Tussen partijen geldt een overeenkomst van aanneming van werk
2.3.
Artikel 7:750 BW bepaalt dat er sprake is van aanneming van werk als de ene partij, de aannemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs in geld.
2.4.1.
Partijen waren bekenden/vrienden van elkaar. Zij zijn sinds begin november 2023 met elkaar in gesprek gegaan over werkzaamheden in de nieuwbouwwoning van [persoon A] en zijn echtgenote waarvan zij op 22 november 2023 de sleutel kregen. De eerste in het geding gebrachte e-mail dateert van 10 november 2023 en is van [persoon A] aan [persoon B] met als onderwerp ‘Werkzaamheden Huis [persoon A] [adres]’. [persoon A] mailt de nieuwe uitgangspunten met betrekking tot werkzaamheden in de woonkamer, badkamer, wc boven en beneden, (bij)keuken en de vloer op de benedenverdieping en de 1e etage. [persoon B] stuurt daarop een e-mail met gegevens met betrekking tot een andere vloer.
2.4.2.
Op 14 november 2023 stuurt [persoon A] per e-mail [persoon B] een Excel bestand met een overzicht van het aantal m² van de hal, (bij)keuken, woonkamer, wc beneden, overloop 1e verdieping en badkamer, en werkzaamheden in de (bij)keuken, wc beneden en badkamer waarachter de naam [voornaam persoon B] staat (= de voornaam van [persoon B] ). Op 15 november 2023 mailen partijen met elkaar of er al prijzen bekend zijn.
2.4.3.
Vervolgens stuurt [persoon A] op 19 november 2023 om 18.50 uur een e-mail waarin hij alles nog even op een rijtje zet en somt hij de werkzaamheden op met betrekking tot de pvc vloer, de keuken, de wc boven en beneden en doet hij aan Bartimeus Interieur een prijsvoorstel van € 18.000,- inclusief btw.
2.4.4.
Ondertussen hebben partijen ook per WhatsApp contact. Op 20 november 2023 appt [persoon B] dat hij antwoord heeft gegeven per mail, deze e-mail zit echter niet tussen de stukken. Wel zitten in het dossier de WhatsApp-berichten van 20 tot en met 23 november 2023 tussen partijen over de keuzes voor materialen met betrekking tot de te verrichten werkzaamheden, het inplannen van die werkzaamheden en het ‘stand by houden’ van mensen door Bartimeus Interieur. Over een andere prijs wordt niet meer gesproken. Op 24 november 2023 stuurt Bartimeus Interieur aan [persoon A] een bericht waarin hij schrijft dat hij het raar dat “de Polen” het toilet beneden maken omdat hij met [persoon A] een prijsafspraak heeft gemaakt waarbij hij aardig wat korting heeft gegeven.
Dit alles is een aanwijzing dat Bartimeus Interieur op 20 november 2023 akkoord is gegaan met het aanbod van [persoon A] om het werk (betreffende de pvc vloer, de keuken en de wc boven en beneden) te verrichten voor een bedrag van in totaal € 18.000,-.
2.4.5.
Dat [persoon A] vervolgens ook blijft uitgaan van méér dan de aankoop van een vloer lijk te volgen uit de volgende berichten van zijn hand:
- een WhatsApp-bericht van 26 november 2023 waarin hij aan [persoon B] vraagt wat diens planning is met betrekking tot de leidingen die verlegd moeten worden voor de keuken;
- de e-mail van 29 november 2023 waarin hij [persoon B] de tekeningen van de keuken en de badkamer toestuurt zodat die vast tijd in kan plannen om voorbereidingen te treffen voor die ruimtes (voorbereidingen in de zin van het leggen van leidingen enzovoorts);
- de WhatsApp-berichten van 30 november 2023 waarin partijen afspreken dat [persoon B] maandag 4 december komt om alles door te nemen en af te tekenen;
- de e-mail van 3 december 2023 waarin hij [persoon A] mededeelt dat op de bovenverdieping gestart kan worden met de vloer op 18 december 2023 om zo vervolgens naar beneden te werken en dat de keuken vanaf 11 december 2023 kan worden opgebouwd.
2.4.6.
Ter zitting is [persoon A] blijven herhalen dat de harde deadline (voor kerst in de woning) het struikelpunt tussen partijen bleef. Voor zover hij daarmee bedoeld dat er pas een overeenkomst tot stand komt als zeker was geworden dat die deadline werd gehaald, zou dat betekenen dat er alleen heel kort van tevoren of zelfs pas achteraf sprake kan zijn van een overeenkomst en dat is niet zo. Zoals hiervoor overwogen komt een overeenkomst tot stand na aanvaarding van een aanbod en dus niet pas na realisatie van een planning.
Dat die planning niet conform de wensen van [persoon A] kon worden uitgevoerd, om wat voor redenen dan ook, maakt niet dat er (achteraf) geen sprake meer is van een aannemingsovereenkomst. Dat geldt ook voor de stelling van [persoon A] dat hij van Bartimeus Interieur slechts vooraf de aanschafprijs van de vloer heeft hoeven voldoen. Ook al zou de factuur van 20 november 2023 enkel zien op de aanschafprijs van de vloer exclusief plinten en lijm (wat Bartimeus Interieur overigens betwist, volgens haar betreft de factuur een aanbetaling voor het gehele werk) dan maakt dat nog niet dat er geen sprake kan zijn van een aannemingsovereenkomst. Het staat een aannemer vrij wat hij van tevoren in rekening brengt bij zijn klant, tenzij partijen daar afspraken over hebben gemaakt maar dat is hier niet het geval, en Bartimeus Interieur wilde [persoon A] niet afschrikken door een nog hoger bedrag als voorschot te vragen.
2.5.
Gelet op al het voorgaande heeft Bartimeus Interieur voldoende onderbouwd dat de gestelde overeenkomst van aanneming van werk als bedoeld in r.o. 2.4.3. tot stand is gekomen. De stukken die [persoon A] in het geding heeft gebracht alsmede wat hij in zijn processtuk en tijdens de zitting naar voren heeft gebracht vormen een onvoldoende betwisting van het bestaan van de overeenkomst van aanneming van werk. Meer specifiek heeft [persoon A] tijdens de zitting onvoldoende adequaat alle door de kantonrechter voorgehouden aanwijzingen van de tot stand gekomen overeenkomst van aanneming van werk weerlegd.
2.6.
Nu er sprake is van een overeenkomst tussen een aannemer, Bartimeus Interieur, die zich tegenover haar opdrachtgever, [persoon A] , verbindt om een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren tegen een vaste prijs van € 18.000,- inclusief btw en partijen geen arbeidsrelatie in de zin van werkgever-werknemer hebben, is er conform artikel 7:750 BW sprake van een overeenkomst van aanneming van werk.
[persoon A] heeft de overeenkomst van aanneming van werk gedeeltelijk opgezegd
2.7.
[persoon A] heeft per WhatsApp-bericht van 24 november 2023 [persoon B]
medegedeeld:
“ [voornaam persoon B] de Polen maken even het toilet benden (…)”. Het betrof Poolse werknemers van een ander bedrijf, die ook in de woning aan het werk waren. Bartimeus heeft hiertegen geprotesteerd, maar uiteindelijk zijn deze werkzaamheden toch uitgevoerd door de Poolse werknemers. Daarnaast heeft [persoon A] aan Bartimeus Interieur medegedeeld dat hij de vloeren zelf zou leggen. Dit wordt vastgesteld op basis van de stellingen van Bartimeus op dit punt in combinatie met het WhatsApp-bericht van 6 december 2023 waarin Bartimeus aan [persoon A] schrijft:
“Goedemorgen [voornaam persoon A] , met het bericht van jouw gisteren dat jullie de vloer en plinten zelf gaan leggen heb ik buiten het feit dat mijn planning van deze maand op zijn kop staat omdat er veel werk wegvalt en verdiensten nu ook een groot probleem met de vloerenlegger want die had het ook geplant en zijn verdiensten vallen nu weg want was de laatste klus van het jaar!!”
2.8.
De gedragingen van [persoon A] moeten worden gezien als een gedeeltelijke opzegging van de aannemingsovereenkomst voor wat betreft het werk met betrekking tot de wc beneden en het leggen van de vloeren. Buiten dat [persoon A] zich er niet op heeft beroepen dat het om minderwerk zou gaan, geldt dat de toetsing of er sprake is van minderwerk of een gedeeltelijke opzegging moet plaatsvinden op basis van de omstandigheden van het geval en afhankelijk van de aard van het contract en de uit te voeren werkzaamheden, de aard van de gevraagde wijziging en de manier waarop het verzoek is gedaan. Hier gaat het om een mededeling van [persoon A] aan Bartimeus Interieur zonder dat daar overleg over is geweest over wat de gevolgen daarvan zijn en hoe die onderling geregeld kunnen worden.
2.9.
Ten aanzien van de overige werkzaamheden te weten de wc boven en de keuken, is onvoldoende vast komen te staan dat deze door [persoon A] zijn opgezegd. Wel staat vast partijen na 5 december 2023 met elkaar in onmin zijn geraakt en dat van beide kanten niet de wens bestond om verdere uitvoering te geven aan de overeenkomst. De kantonrechter gaat er voor dat overige deel van de overeenkomst van uit dat sprake is van een beëindiging met wederzijds goedvinden.
Gevolgen van de gedeeltelijke opzegging
2.10.
Artikel 7:764 lid 1 BW bepaalt dat de opdrachtgever altijd bevoegd is de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen. Lid 2 bepaalt vervolgens, voor deze situatie waarin geldt dat partijen een vaste prijs voor het werk zijn overeengekomen, dat wanneer de opdrachtgever van die bevoegdheid tot opzegging gebruik maakt, hij de voor het gehele werk geldende prijs moet betalen, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien, tegen aflevering door de aannemer van het reeds voltooide werk.
2.11.
Vooruitlopend op de beslissing in reconventie (zie hierna vanaf r.o. 2.12) stelt de kantonrechter vast dat de gehele aanneemsom verminderd dient te worden met de prijs van de vloer, zijnde € 8.283,66 aangezien dat deel van de overeenkomst ontbonden zal worden. Dat betekent dat in conventie ter zake van de hoofdsom nooit meer dan € 9.716,34 toegewezen zou kunnen worden.
2.12.
[persoon A] stelt dat de besparingen 100% van de aanneemsom zijn, Bartimeus Interieur betwist dit, volgens haar zijn de besparingen 0% en moet de gehele aanneemsom aan haar betaald worden.
De opdrachtgever heeft de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van die besparingen, echter op de aannemer rust een belangrijke mededelingsplicht [1] . Die belangrijke mededelingsplicht houdt in dit geval concreet in dat Bartimeus Interieur feitelijke gegevens dient te verstrekken ter motivering van zijn betwisting van de stelling van [persoon A] om zo [persoon A] aanknopingspunten voor eventuele bewijslevering te verschaffen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Bartimeus Interieur nog niet aan deze mededelingsplicht voldaan, zij zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld. De zaak zal worden verwezen naar de rol van 19 december 2024 voor het nemen van een akte door Bartimeus Interieur om toelichting en onderbouwing te geven van het bestaan en omvang van haar besparingen. Vervolgens zal [persoon A] in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
Reconventie: gevolgen van het niet leveren van de vloer
2.13.
Artikel 6:265 BW stelt drie voorwaarden aan de bevoegdheid om een overeenkomst te ontbinden. In de eerste plaats (1) moet er sprake zijn van een tekortkoming van de ander in de nakoming van een van haar verbintenissen. Die tekortkoming moet (2) ernstig genoeg zijn om ontbinding met alle gevolgen daarvan te rechtvaardigen. Als dat zo is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, pas wanneer de ander (3) in verzuim is. Artikel 6:82 lid 1 BW bepaalt dat verzuim pas intreedt wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming van de overeenkomst wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
2.14.
Onderdeel van de overeenkomst tussen partijen is de aankoop door Bartimeus Interieur van een pvc vloer. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [persoon A] een bedrag van € 8.283,66 heeft betaald aan Bartimeus Interieur dat zij zou gebruiken voor de aanschaf van de pvc vloer, dat Bartimeus Interieur dit bedrag zelf heeft gehouden en niet heeft doorgestort naar de leverancier en dat Bartimeus Interieur geen vloer heeft geleverd aan [persoon A] terwijl [persoon A] daarom uitdrukkelijk heeft verzocht. Bartimeus Interieur schiet hierdoor tekort in de nakoming van haar verplichting tot levering van de vloer uit de tussen partijen geldende overeenkomst. Het niet leveren van de vloer (voor meerdere verdiepingen) vormt naar het oordeel van de kantonrechter een tekortkoming ernstig genoeg de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden. Bartimeus Interieur heeft ter zitting verklaard dat zij de bestelling bij de leverancier heeft geannuleerd en [persoon A] heeft een andere vloer gekocht. Door de annulering is nakoming definitief niet meer mogelijk. [persoon A] heeft Bartimeus Interieur per brief van 22 december 2023 in gebreke gesteld. Nu aan de drie voorwaarden van artikel 6:265 BW is voldaan, heeft [persoon A] het recht om de overeenkomst voor dit onderdeel te ontbinden. Dit is gedaan per brief van 30 januari 2024. Als gevolg van de ontbinding is een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds verrichte prestatie (de betaling van € 8.283,66 door [persoon A] ) ontstaan. De gevorderde (terug)betaling van dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Alsnog een minnelijke regeling
2.15.
Bij deze stand van zaken geeft de kantonrechter partijen uitdrukkelijk in overweging om te trachten alsnog samen tot een oplossing te komen en zodoende een vervolg van de procedure te voorkomen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 19 december 2024 te 10.00 uur voor het nemen van een akte door – eerst – Bartimeus Interieur voor het in rechtsoverweging 2.12. genoemde doel;
in conventie en in reconventie:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken.
745

Voetnoten

1.HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8728, NJ 2013/225, met verwijzing naar TM, Kamerstukken II 1992/93, 23095, 3, p. 39