ECLI:NL:HR:2013:BY8728
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Opzegging van een overeenkomst tot aanneming van werk en de gevolgen voor de prijs en besparingen voor de aannemer
In deze zaak gaat het om de opzegging van een overeenkomst tot aanneming van werk tussen [eiseres] en [verweerder] c.s. De overeenkomst werd op 8 oktober 2009 door [verweerder] c.s. met onmiddellijke ingang beëindigd. [Eiseres] vorderde in cassatie dat [verweerder] c.s. hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot betaling van het restant van de aanneemsom van € 16.731,17, na aftrek van besparingen die voor haar uit de opzegging voortvloeiden. De rechtbank had deze vordering gedeeltelijk toegewezen, maar het hof oordeelde dat [verweerder] c.s. slechts de helft van de niet gewerkte arbeidsuren dienden te vergoeden, omdat [eiseres] in staat was om de vrijgekomen tijd deels met ander werk in te vullen.
De Hoge Raad heeft het beroep van [eiseres] verworpen en geoordeeld dat het hof terecht had vastgesteld dat [verweerder] c.s. aan hun stelplicht hadden voldaan. De Hoge Raad benadrukte dat de aannemer een belangrijke mededelingsplicht heeft en dat het oordeel van het hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van [eiseres] niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 12 april 2013.