ECLI:NL:RBROT:2024:11655

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
10/681033-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en aandacht voor wachtlijstproblematiek in de tbs-sector

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde, die sinds 30 november 2023 verblijft in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). De terbeschikkingstelling was eerder gelast ter zake van poging tot doodslag en is omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank ontving op 30 augustus 2024 een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van het openbaar ministerie, die op de openbare terechtzitting is behandeld. De ter beschikking gestelde heeft een verbeterde psychische conditie, maar verblijft nog steeds als passant in het PPC, wat leidt tot frustraties en stagnatie in het behandeltraject. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ter beschikking gestelde vrijwillig medicatie gebruikt en beter functioneert, maar dat er nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, maar heeft ook aandacht gevraagd voor de problematiek rondom de wachtlijsten in de tbs-sector, die een landelijk probleem vormen. De rechtbank pleit voor een nadere differentiatie in de wachttijd voor verschillende groepen tbs-gestelden, gezien de stagnatie van het behandeltraject en de gevolgen daarvan voor de ter beschikking gestelde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/681033-20
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van:
[naam ter beschikkinggestelde] (de ter beschikking gestelde),
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1993,
verblijvende in de Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
raadsman mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam.

1.Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 23 maart 2021 is de terbeschikkingstelling van [naam ter beschikkinggestelde] gelast met voorwaarden betreffende zijn gedrag.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van poging tot doodslag. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 17 november 2022.
Bij beslissing van deze rechtbank van 27 december 2023 is de terbeschikkingstelling met voorwaarden omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is ingetrokken, zodat deze beslissing inmiddels onherroepelijk is.

2.Procesverloop

De rechtbank heeft op 30 augustus 2024 van het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling ontvangen. De vereiste stukken zijn bijgevoegd dan wel toegezonden.
De vordering is op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2024 behandeld. De officier van justitie mr. E. ter Braak, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman, zijn gehoord.

3.Adviezen

Advies Fivoor FPC De Kijvelanden (de instelling)
De ter beschikking gestelde staat op de wachtlijst voor opname in de instelling. Omdat hij hier nog niet in zorg is en nog geen beoordeling heeft plaatsgevonden, adviseert de instelling in haar rapport van 14 augustus 2024 op basis van algemene ervaringsregels omtrent het behandelverloop om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. Het reguliere behandeltraject en de bijhorende verlofmodaliteiten zullen naar verwachting de duur van twee jaar ruimschoots overschrijden.
Informatie over het verblijf op de PPC
Bij brief van 26 juli 2024 heeft mevrouw [persoon A] , werkzaam als verpleegkundig specialist in PPC [locatie] , op verzoek van de rechtbank aan de officier van justitie nadere informatie verschaft over het verblijf van de ter beschikking gestelde in het PPC , waar hij sinds 30 november 2023 is opgenomen. De ter beschikking gestelde werd bij opname op een crisisafdeling geplaatst, waarbij al direct een sterk vermoeden bestond op de aanwezigheid van een psychiatrisch toestandsbeeld. Er werd antipsychotische medicatie voorgeschreven, maar hij weigerde die in te nemen. In de navolgende periode zijn er verschillende situaties geweest waarin de ter beschikking gestelde zich achterdochtig uitte richting medewerkers. Op 1 januari 2024 vond een agressie-incident plaats, naar aanleiding waarvan een dwangbehandeling werd gestart. Na enige tijd accepteerde hij ook zonder dwang de voorgeschreven medicatie. De ter beschikking gestelde werkte geleidelijk beter samen met de behandelaars en werd aangesteld als afdelingsreiniger. Eind maart is hij overgeplaatst naar een medium care afdeling, waar hij het de afgelopen periode goed heeft gedaan. De ter beschikking gestelde is actief en brengt veel tijd door op de groep. Hij maakt op een prettige manier contact met medepatiënten en personeel en doet mee met spelletjes. Hij werkt al geruime tijd hele dagen bij de gevangeniswinkel en neemt hierin zijn verantwoordelijkheid. Verder houdt hij zich bezig met sporten en is hij recent gestopt met roken. Hij heeft zich de afgelopen periode goed ingezet tijdens de groepsbehandeling psycho-educatie, die hij inmiddels positief heeft afgerond. Onderliggend blijft er sprake van achterdocht en het contact is vooral functioneel, maar de ter beschikking gestelde weet zijn achterdocht beter te hanteren.

4.Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, omdat de Nederlandse Staat haar behandelverplichting niet nakomt en de ter beschikking gestelde al geruime tijd als passant in het PPC verblijft. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de officier van justitie op te dragen om de reclassering te laten rapporteren over de mogelijkheden om de ter beschikking gestelde opnieuw in een voorwaardelijk kader verder te behandelen, gelet op zijn inmiddels sterk verbeterde psychische conditie.

5.Beoordeling

Op grond van het advies van de instelling, de informatie over het verblijf van de ter beschikking gestelde in het PPC en wat verder naar voren is gekomen op de terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat:
- er nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van en/of ziekelijke stoornis in de geestvermogens van de ter beschikking gestelde;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
De rechtbank stelt vast dat de ter beschikking gestelde op dit moment vrijwillig de hem voorgeschreven medicatie gebruikt, minder achterdochtig is en in het PPC de afgelopen maanden beter lijkt te functioneren; er is geen sprake geweest van nieuwe (gewelds)incidenten. Dit neemt niet weg dat het eerder onder voorwaarden ingezette behandeltraject inmiddels een jaar stilligt na omzetting van de tbs-maatregel en het afgeven van een bevel tot dwangverpleging. De ter beschikking gestelde verblijft als passant in het PPC en kan, zo heeft de officier van justitie ter zitting meegedeeld, naar verwachting niet eerder dan in het voorjaar van 2025 worden opgenomen in de instelling.
De rechtbank acht verlenging van de maatregel onder de geschetste omstandigheden noodzakelijk en zal het verzoek tot opheffing van de terbeschikkingstelling afwijzen. In een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2023:12341) zijn opmerkingen gemaakt over de wachtlijstproblematiek binnen de tbs-sector, die een landelijk probleem vormt en samenhangt met een tekort aan opnamecapaciteit en aan personeel om opgelegde tbs-behandelingen feitelijk vorm te geven. De rechtbank begrijpt dat deze problemen zich structureel niet op korte termijn laten oplossen en is ook ambtshalve bekend met initiatieven vanuit het ministerie om de wachtlijsten terug te dringen. Niettemin kan de fors oplopende wachttijd in een zaak als deze wel een rol spelen bij de beoordeling van de verlengingsvordering en ook reden zijn om actief naar verantwoorde alternatieven te zoeken voor een doorstart van de behandeling. Een heldere communicatie over de geschatte wachttijd met de rechtbank, maar ook met de ter beschikking gestelde zelf, is bij deze beoordeling dan ook essentieel.
De rechtbank stelt ook in deze zaak vast dat de stagnatie van het behandeltraject, naar het zich laat aanzien gevolgd door een wachttijd van bijna anderhalf jaar als passant in detentie, veel vergt van de ter beschikking gestelde – die zijn gevangenisstraf immers reeds eerder heeft uitgezeten – en begrijpelijk ook tot frustraties leidt. Financiële genoegdoening biedt hierbij uiteindelijk geen soelaas. De rechtbank vraagt opnieuw aandacht voor de door het ministerie gehanteerde rekenmethode bij bepaling van de wachttijd, die pas begint te lopen nadat (eventueel in hoger beroep) onherroepelijk op de omzetting van de tbs-maatregel is beslist – in casu vanaf het moment van intrekking van het hoger beroep. De rechtbank acht deze werkwijze en de nog eens extra oplopende wachttijd hierdoor, binnen de context van een reeds moeizaam verlopende behandeling niet wenselijk. Zij bepleit daarom opnieuw een nadere differentiatie ten aanzien van de wachttijd voor verschillende groepen tbs-gestelden.
Hoewel de rechtbank tegen deze achtergrond en met de officier van justitie en de instelling verwacht dat het verdere behandeltraject nog zeker meer dan twee jaar in beslag zal nemen, zal zij de tbs-maatregel verlengen met één jaar, om volgend jaar met een inhoudelijk advies vanuit de instelling de verder te volgen koers ook op zitting met alle betrokkenen te kunnen bespreken. Nu eerder mogelijkheden werden gezien voor oplegging van een voorwaardelijk behandelkader en de ter beschikking gestelde binnen de thans geboden structuur en met het gebruik van medicatie beter functioneert, kunnen ook de mogelijkheden om de behandeling/ resocialisatie na verloop van tijd opnieuw onder voorwaarden voort te zetten, daarbij onderwerp zijn van gesprek. Voor een concrete opdracht tot nader onderzoek door de reclassering ziet de rechtbank op dit moment geen aanknopingspunten, zodat het subsidiaire verzoek van de raadsman om daartoe op voorhand een beslissing te nemen, zal worden afgewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met
1 (één) jaar;
wijst afhet meer of anders gevorderde of verzochte.
Deze beslissing is genomen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.