ECLI:NL:RBROT:2024:11596

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
11319039 VV EXPL 24-463
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige non-actiefstelling van een werknemer door de Douane

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, de Douane, onderdeel van het Ministerie van Financiën. De werknemer was op 27 augustus 2024 op non-actief gesteld naar aanleiding van meldingen over sociale onveiligheid op de werkvloer. De werknemer betwistte de non-actiefstelling en eiste haar terugkeer naar het werk, evenals rectificatie van een intern bericht dat haar positie als leidinggevende in twijfel trok.

De kantonrechter oordeelde dat de non-actiefstelling onzorgvuldig tot stand was gekomen. De Douane had onvoldoende zorgvuldigheid betracht in het onderzoek naar de meldingen en had de werknemer niet de kans gegeven om zich adequaat te verweren. De kantonrechter concludeerde dat de non-actiefstelling niet noodzakelijk was en dat de belangen van de werknemer zwaarder wogen dan die van de anonieme melders. De Douane werd veroordeeld om de werknemer binnen zeven dagen weer toe te laten tot haar werk en om een rectificatie van het eerder verstuurde bericht te sturen. Tevens werd de Douane veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie bij non-actiefstellingen, vooral in situaties waar de reputatie en het functioneren van een werknemer op het spel staan. De kantonrechter gaf aan dat er alternatieve manieren zijn om met de situatie om te gaan, zoals coaching, in plaats van een vergaande maatregel als non-actiefstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11319039 VV EXPL 24-463
datum uitspraak: 12 november 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.L. de Bruijn,
tegen
De Staat der Nederlanden, meer speciaal het Ministerie van Financiën, dienstonderdeel Douane Rotterdam Haven,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.M. Bijl.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘de Douane’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brieven van de Douane en [eiseres] van 28 oktober 2024, elk met een bijlage;
  • de pleitnotities van beide gemachtigden.
1.2.
Op 29 oktober 2024 heeft de kantonrechter de zaak tijdens een zitting met de partijen besproken.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiseres] werkt op basis van een arbeidsovereenkomst bij de Douane als [naam functie] . Op 27 augustus 2024 is zij op non-actief gesteld. De basis daarvoor was een onderzoek dat heeft plaatsgevonden, naar aanleiding van meldingen die zijn binnengekomen over sociale onveiligheid die [eiseres] op de werkvloer zou veroorzaken. Er is een paar dagen later ook een bericht rondgemaild binnen de Douane, waarin staat dat [eiseres] uit haar functie wordt gezet. [eiseres] is het niet eens met deze gang van zaken. Zij eist dat de kantonrechter de Douane veroordeelt om haar binnen twee dagen weer tot haar werk toe te laten en het bericht te rectificeren, op straf van een dwangsom. Ze eist verder een vergoeding van de daadwerkelijke juridische kosten die ze heeft gemaakt.
2.2.
De Douane is het niet eens met de eisen. Volgens haar is [eiseres] terecht op non-actief gesteld, op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden. Er is daarom volgens de Douane ook geen reden om [eiseres] weer toe te laten tot haar functie en om het bericht te rectificeren.
2.3.
De kantonrechter wijst de eisen van [eiseres] toe. De Douane hoeft alleen niet de werkelijke juridische kosten die [eiseres] gemaakt heeft te vergoeden. Hierna legt de kantonrechter dit oordeel uit.
Wat is er gebeurd?
2.4.
[eiseres] werkt sinds 2017 voor de Douane. Sinds 2021 is zij [naam functie] van het team [naam team] . In 2023 heeft een teamlid van [eiseres] een klacht ingediend, omdat [eiseres] volgens hem een onveilige werksfeer creëerde. Hij heeft aangegeven dat deze melding werd ondersteund door 14 collega’s die anoniem wilden blijven. [persoon A] , de indirect leidinggevende van [eiseres] , heeft hier onderzoek naar gedaan. Hij heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een onveilige werksfeer.
2.5.
Volgens de Douane zijn er vervolgens vanaf april 2024 bij de vertrouwenspersoon van de Douane 15 meldingen binnengekomen over [eiseres] . De vertrouwenspersoon heeft melding daarvan gemaakt bij de directeur-generaal van de Douane. Op verzoek van de directeur-generaal hebben de directeur operaties (de heer [persoon B] ) en een strategisch beleidsadviseur (de heer [persoon C] ) een onderzoek uitgevoerd.
2.6.
[persoon C] en [persoon B] hebben gesproken met negen van de vijftien melders. Zij hebben op basis van die gesprekken geconcludeerd dat de meldingen gefundeerd zijn. Zij hebben ook twee gesprekken gevoerd met [eiseres] . Die heeft in die gesprekken aangegeven zich niet te herkennen in de meldingen. Zij heeft zich verder op het standpunt gesteld dat zij zich niet kan verweren omdat er geen concrete voorvallen zijn benoemd, maar alleen algemene signalen.
2.7.
Op 27 augustus 2024 is [eiseres] in een gesprek op non-actief gesteld. Kort daarna is het volgende bericht rondgestuurd op de afdeling:

Enige tijd geleden is door de vertrouwenspersoon een melding gedaan over [eiseres] . Deze melding is de afgelopen periode verkend en getoetst door onze Directeur Operaties [persoon B] . Hierbij zijn meerdere gesprekken gevoerd met verschillende betrokkenen. De uitkomst van deze verkenning is teruggeven aan de regiodirectie van DRH en is deze week besproken met [voornaam eiseres] .
Hoewel de inhoud van de melding alsmede de uitkomst van de verkenning natuurlijk vertrouwelijk zijn, kan ik wel melden dat de uitkomst van dien aard is dat er m.i. een onwerkbare situatie is ontstaan. Ook heb ik er onvoldoende vertrouwen in dat we deze situatie kunnen herstellen en daarbij de positie van [voornaam eiseres] ongemoeid kunnen laten. Ik heb daarom besloten om [voornaam eiseres] niet langer aan te houden als leidinggevende bij [naam team] .
Deze keuze heeft veel impact en daar ben ik mij terdege van bewust. Ik realiseer me ook dat dit besluit niet het enige is dat moet gebeuren. [persoon D] en ik willen de komende periode er alles aan doen om zorg te dragen dat de verhoudingen en de samenwerking met alle betrokken collega’s (ook buiten het team), waar nodig, worden verbeterd.
Over het vervolg van de procedure en een eventueel andere functie voor [voornaam eiseres] , zijn we nog in gesprek.
De Douane kon niet als goed werkgever tot de non-actiefstelling overgaan
2.8.
De vraag die moet worden beantwoord is of de Douane in dit geval als goed werkgever tot non-actiefstelling kon overgaan. Dat is alleen het geval als de Douane daarvoor een redelijke en voldoende zware grond had. [1] Bovendien moet het besluit ook op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, waarbij de beginselen van hoor en wederhoor zijn gewaarborgd. De kantonrechter oordeelt voorlopig dat hiervan geen sprake is.
2.9.
Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat een non-actiefstelling een vergaande maatregel is. Iedere werknemer heeft er belang bij dat hij zijn werk kan doen. Het biedt een werknemer namelijk bijvoorbeeld mogelijkheid voor sociale contacten, deelname aan de maatschappij en persoonlijke ontwikkeling. Non-actiefstelling heeft een grote impact. Dat geldt zeker ook omdat [eiseres] een leidinggevende functie heeft. In dat geval doen de geruchten snel de ronde en iedere dag dat de afwezigheid voortduurt, wordt de afstand tussen [eiseres] en haar team groter. Mede met het oog hierop kan van [eiseres] niet worden verwacht dat ze een bodemprocedure afwacht, zodat ze een spoedeisend belang heeft bij de eisen die zij nu instelt.
De non-actiefstelling is onzorgvuldig tot stand is gekomen
2.10.
De kantonrechter oordeelt dat het besluit om [eiseres] op non-actief te stellen onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het is op zichzelf uiteraard goed dat de Douane de melding van de vertrouwenspersoon serieus neemt en naar aanleiding daarvan een onderzoek instelt. Het is daarbij echter van groot belang dat beide partijen een eerlijke en gelijkwaardige kans krijgen om hun kant van het verhaal te belichten. Dat lijkt de Douane uit het oog verloren te zijn.
2.11.
[persoon C] en [persoon B] zijn naar aanleiding van het signaal van de vertrouwenspersoon een onderzoek gestart. Zij hebben vooraf geen bepaalde onderzoeksmethode of onderzoeksvraag vastgesteld, maar zijn ‘gewoon’ begonnen gesprekken te voeren met de melders. Zij hebben uiteindelijk negen van de vijftien melders gesproken. Wat in die gesprekken concreet aan de orde is gekomen is niet bekend. Dat hebben [persoon C] en [persoon B] namelijk niet vastgelegd in gespreksverslagen, op verzoek van de melders. [persoon C] en [persoon B] waren kennelijk na die gesprekken wel overtuigd van de gegrondheid van de verklaringen. Zij schrijven daarover in hun rapport namelijk “
Uit de gevoerde gesprekken is de conclusie getrokken dat er sprake is van gefundeerde meldingen, waarbij niet getwijfeld wordt aan de juistheid van hetgeen is verteld”terwijl dit slechts één kant van het verhaal is.
2.12.
Er zijn weliswaar ook twee gesprekken gevoerd met [eiseres] , maar zij heeft daarin naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen serieuze kans gehad om haar kijk te geven op de meldingen. Aan [eiseres] is namelijk niet duidelijk gemaakt wie de meldingen hebben gedaan. Zelfs is niet duidelijk gemaakt wat de achtergrond van melders is. Het gaat volgens de Douane om personen uit haar huidige team, personen die het team inmiddels verlaten hebben, personen die rechtstreeks met [eiseres] samenwerken en personen die met het team van [eiseres] samenwerken. Hoe die populatie verdeeld is, is echter niet duidelijk.
2.13.
Niet alleen de identiteit en de achtergrond van de melders was onduidelijk, maar ook de concrete aard van de meldingen was voor [eiseres] niet bekend. Er zijn door [persoon C] en [persoon B] alleen mondeling algemene conclusies aan haar voorgehouden. De verklaringen waren immers niet vastgelegd en zelfs de algemene (concept)bevindingen uit het onderzoek zijn pas twee weken nadat [eiseres] op non-actief was gesteld, op verzoek van haar gemachtigde, met haar gedeeld. Op die manier is het voor [eiseres] onmogelijk om zich effectief te kunnen verweren.
2.14.
Hier komt nog bij dat tijdens de zitting duidelijk is geworden dat het onderzoeksrapport nog niet eens af was op de dag dat [eiseres] op non-actief werd gesteld. De Douane is op deze manier te hard van stapel gelopen en heeft onvoldoende zicht gehad voor het feit dat elk verhaal twee kanten heeft.
2.15.
De Douane heeft de non-actiefstelling bovendien alleen maar mondeling meegedeeld. Deze is ook later niet schriftelijk bevestigd. De Douane heeft ook niet meegedeeld tot wanneer de schorsing zou duren en wat haar plan is voor een uitweg uit deze situatie. Dat resulteert erin dat [eiseres] inmiddels ruim twee maanden thuis is, zonder enig zicht op een einde van de situatie. Het is niet gebleken dat de Douane van plan is het dienstverband te beëindigen, maar zij wil [eiseres] onder geen beding terugplaatsen in haar functie.
2.16.
De kantonrechter concludeert dat de non-actiefstelling onzorgvuldig tot stand is gekomen. De Douane heeft te zwaar geleund op de meldingen en [eiseres] onvoldoende reële gelegenheid gegeven om zich daartegen te verweren. Doordat bovendien de duur en de voorwaarden van de non-actiefstelling onduidelijk zijn, heeft de Douane zich niet als goed werkgever gedragen.
Het is ook nu onvoldoende aannemelijk dat non-actiefstelling noodzakelijk is
2.17.
De voorgaande constatering maakt nog niet automatisch dat de non-actiefstelling moet worden beëindigd. Als tijdens deze procedure voldoende zou zijn gebleken dat ondanks het onzorgvuldige besluit de non-actiefstelling wel noodzakelijk is, dan zouden de eisen van [eiseres] alsnog moeten worden afgewezen. Dat is echter niet het geval. Ook tijdens deze procedure heeft de Douane, in aanvulling op het verrichte onderzoek, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er een noodzaak is voor non-actiefstelling.
2.18.
Ook in deze procedure heeft de Douane niet duidelijk kunnen maken wat [eiseres] nu precies verweten wordt. Er is weliswaar een onderzoeksrapport met daarin de conclusie dat er sprake is van sociale onveiligheid binnen het team. Maar op basis waarvan de onderzoekers dat concluderen is onduidelijk. Er staan algemene teksten in als:
“Bij de melders is of was er een gevoel van (sociale) onveiligheid door de wijze van optreden van de teamleidster. Het gevoel van onveiligheid bestaat bij medewerkers die zowel in het verleden als nu in het team werkzaam zijn alsmede in de directe werkomgeving met de teamleidster hun werk hebben. Door de melders is aangegeven dat de onveiligheid is ontstaan door de wijze van communiceren, de wijze van handelen, dan wel het niet (onder)steunen van de eigen medewerkers bij vergaderingen en bijeenkomsten met derden en externen. De melders ervaren een door haar uitgeoefende machtsdruk die ook bestaat uit kleineren, negeren of een opgelegde onredelijke tijdsdruk. Melders geven aan dat zij een giftige sfeer (hebben) ervaren in het team waarbij er onderling niet open wordt gecommuniceerd, daarbij wordt aangegeven dat de teamleidster hier niet tegen optreedt en dat er sprake is van tweedracht in het team.
2.19.
[eiseres] heeft de bevindingen uit het onderzoek zowel voorafgaand aan de procedure als in de dagvaarding betwist. De Douane heeft pas voor het eerst bij het antwoord van twee van de vijftien melders een schriftelijke verklaring gevoegd. Die verklaringen overtuigen de kantonrechter niet van de noodzaak van de non-actiefstelling.
2.20.
Eén verklaring is van een persoon die vijf jaar geleden met [eiseres] heeft samengewerkt ( [persoon E] ). In die periode was [eiseres] niet zijn leidinggevende, maar was zij (als controleleider) een collega waarmee hij samenwerkte. De kantonrechter ziet niet in hoe deze verklaring het functioneren van [eiseres] op dit moment raakt.
2.21.
De andere verklaring is van een collega die kort in het team van [eiseres] heeft gewerkt ( [persoon F] ). Hij heeft dat team 2,5 jaar geleden al verlaten. Slechts een deel van de verklaring is opgenomen in het antwoord. Uit de verklaring maakt de kantonrechter op dat [persoon F] en [eiseres] op zakelijk en persoonlijk vlak met elkaar botsten, maar ook hieruit kan de kantonrechter geen duidelijke verwijten halen die kunnen leiden tot de conclusie dat [eiseres] op dit moment niet als [naam functie] kan functioneren. Bovendien heeft [eiseres] (onbetwist) gesteld dat de onvrede van [persoon F] voor een groot deel voortkomt uit het feit dat hij haar team heeft verlaten, maar nog wel taken van dat team wil blijven uitvoeren, terwijl dat niet wenselijk is.
2.22.
Op basis van deze twee verklaringen kan de kantonrechter niet komen tot de conclusie dat [eiseres] op dit moment sociale onveiligheid veroorzaakt in haar team. Afgezien van deze twee verklaringen van oud-teamleden heeft de Douane haar conclusies niet concreter gemaakt.
2.23.
Daar komt bij dat [eiseres] een andere verklaring heeft gegeven over de herkomst van de meldingen. Ze heeft onbetwist gesteld dat zij is aangenomen om het team op de rit te krijgen en te professionaliseren. Volgens haar wisten haar leidinggevenden dat zij een zakelijke en strakke stijl van leidinggeven heeft, met een primaire focus op de taken en resultaten en een directe manier van communiceren. Zij stelt dat dit een trendbreuk was met de vorige leidinggevende, die juist zijn werknemers veel vrijheid gaf. Volgens haar is er daarom sprake van personele weerstand tegen de veranderingen die dit met zich mee brengt.
2.24.
De Douane heeft ook een verklaring van de directe leidinggevende van [eiseres] bij het verweerschrift gevoegd. Daaruit komt hetzelfde beeld naar voren. De leidinggevende beschrijft dat [eiseres] sterk op de inhoud is en daardoor goede resultaten boekt. De leidinggevende beschrijft ook dat [eiseres] soms het menselijk aspect uit het oog kan verliezen, maar dat er geen sprake is van sociale onveiligheid.
2.25.
De kantonrechter is zich ervan bewust dat dit voor de Douane een moeilijke situatie is, aangezien zij ook de belangen van de melders moet waarborgen. Op dit moment is echter niet in te zien waarom dit niet samen zou kunnen gaan. Een groot deel van de melders komt namelijk niet uit het team van [eiseres] zelf. De Douane heeft voor het eerst tijdens de zitting aangegeven dat twee van de negen mensen die door [persoon C] en [persoon B] zijn gesproken in het huidige team van [eiseres] zitten.
2.26.
Hier komt bij dat [eiseres] een verslag heeft aangeleverd van een sessie die na de non-actiefstelling heeft plaatsgevonden binnen het team van [eiseres] . Daaruit blijkt dat een meerderheid het niet eens is met de manier waarop [eiseres] op non-actief is gesteld. Verder blijken uit het verslag alleen maar positieve geluiden over het functioneren van [eiseres] . Er staat in dat [eiseres] wordt gezien als een zeer prettig persoon en dat het een groot gemis is dat zij er nu niet is. De leidinggevende van [eiseres] , die deze sessie geleid heeft, heeft tijdens de zitting bevestigd dat dit verslag overeenkomt met het beeld dat zij van de sessie had.
De Douane moet [eiseres] weer toelaten tot haar werk
2.27.
Kortom, er is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter sprake van een onzorgvuldig besluit en het is op dit moment onvoldoende aannemelijk dat het noodzakelijk is dat [eiseres] op non-actief is gesteld. Het belang van [eiseres] bij het beëindigen van deze situatie weegt bij deze stand van zaken zwaarder dan de belangen van anonieme melders, die voor een groot deel niet in het team van [eiseres] werken.
2.28.
Het is voor de kantonrechter onvoldoende aannemelijk dat een vergaande maatregel zoals non-actiefstelling de enige uitweg uit deze situatie is. Ook als de meldingen geheel of gedeeltelijk gefundeerd zouden zijn dan zijn er ook andere manieren om deze situatie aan te pakken. Uit het rapport en de verklaring van de leidinggevende van [eiseres] kan wellicht worden afgeleid dat [eiseres] soms meer zicht moet houden op de menselijke kant en niet alleen moet focussen op resultaten. Het ligt voor de hand om te proberen door middel van coaching of ontwikkeltrajecten dit te verbeteren. In haar dagvaarding en ook tijdens de zitting heeft [eiseres] aangegeven dat zij zeker bereid is om over verbetering van haar functioneren het gesprek aan te gaan.
2.29.
De Douane verwijt [eiseres] dat zij te weinig zelfreflectie heeft getoond, zodat dit geen begaanbare weg is. Dat verwijt passeert de kantonrechter. Op basis van de onduidelijke beschuldigingen kan zelfreflectie namelijk niet of nauwelijks verwacht worden. Dit staat naar het voorlopig oordeel van kantonrechter dus ook niet in de weg aan een succesvolle aanpak van eventuele verbeterpunten van [eiseres] .
De Douane krijgt zeven dagen de tijd
2.30.
[eiseres] eist dat de kantonrechter de Douane veroordeelt om haar binnen twee dagen weer toe te laten tot haar werk. Dat vindt de kantonrechter te snel. De Douane zal ook organisatorisch een en ander moeten regelen, en de melders en het team van [eiseres] moeten voorbereiden op haar terugkeer. Met het oog daarop veroordeelt de kantonrechter de Douane om [eiseres] binnen zeven dagen na betekening weer toe te laten tot het werk.
Als de Douane [eiseres] niet toelaat tot het werk moet zij een dwangsom betalen
2.31.
Normaal gesproken gaat de kantonrechter ervan uit dat een overheidsinstelling veroordelingen van de rechter nakomt. Toch kiest hij er in dit geval voor om wel een dwangsom te verbinden aan deze veroordeling. Tijdens de zitting heeft de Douane namelijk meermaals aangegeven dat terugkeer van [eiseres] in haar functie absoluut geen optie is. De kantonrechter matigt de dwangsom wel tot € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-.
De Douane moet een rectificatie versturen
2.32.
Op 30 augustus 2024 heeft de Douane een bericht rondgemaild binnen de organisatie (2.7). Daarin staat dat er een onwerkbare situatie is ontstaan en dat [eiseres] niet langer leidinggevende van haar afdeling kan blijven. Zoals uit het voorgaande volgt is dat bericht te voorbarig geweest.
2.33.
Door het bericht is de reputatie van [eiseres] beschadigd. De Douane wordt daarom veroordeeld om het bericht te rectificeren. De Douane heeft geen verweer gevoerd tegen de tekst van de rectificatie. De kantonrechter ziet ook zelf geen aanleiding om de tekst daarvan aan te passen. Hij veroordeelt de Douane echter niet om het bericht naar de hele Douane te versturen, maar alleen naar de personen waarnaar het bericht van 30 augustus 2024 ook is gestuurd.
2.34.
De Douane wordt veroordeeld om deze rectificatie binnen twee dagen te versturen. [eiseres] heeft in haar eis weliswaar geen termijn opgenomen, maar in de dagvaarding (alinea 50) noemt zij de termijn van twee dagen. Dat vindt de kantonrechter een redelijke termijn. Ook aan deze veroordeling verbindt de kantonrechter een dwangsom. Hij matigt deze tot € 250,- per dag, met een maximum van € 25.000,-.
De Douane moet de proceskosten betalen
2.35.
De proceskosten komen voor rekening van de Douane, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die de Douane aan [eiseres] moet betalen op € 139,42 aan dagvaardingskosten, € 87,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.175,42. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
2.36.
De Douane hoeft dus niet alle kosten te vergoeden die [eiseres] heeft gemaakt, zoals [eiseres] heeft geëist. Dat hoeft namelijk alleen maar als sprake is van buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht. Dit kan niet snel worden aangenomen. [2] In dit geval zijn er niet zulke buitengewone omstandigheden.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.37.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en de Douane daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de Douane om [eiseres] binnen zeven dagen nadat dit vonnis is betekend toe te laten tot het werk en haar in staat te stellen al haar gebruikelijke werkzaamheden weer te hervatten, zoals zij die voorafgaand aan haar non-actiefstelling deed, met alle bevoegdheden en faciliteiten die daarbij horen, zoals de toegang tot alle interne systemen van de Douane, en veroordeelt de Douane om een dwangsom te betalen van € 500,- per dag dat zij deze veroordeling niet nakomt, met en maximum van € 50.000,-;
3.2.
veroordeelt de Douane om binnen twee dagen nadat dit vonnis is betekend de volgende rectificatie te versturen aan alle personen aan wie op 30 augustus de e-mail is verstuurd die als productie 7 bij de dagvaarding is gevoegd:

Op 30 augustus 2024 heb ik gecommuniceerd dat door de vertrouwenspersoon een melding is gedaan over [eiseres] . Ook heb ik jullie bericht dat de uitkomst van dien aard is dat er een onwerkbare situatie zou zijn ontstaan en dat er onvoldoende vertrouwen is dat de positie van [voornaam eiseres] ongemoeid kan worden gelaten. Ik wil dit bericht hierbij rectificeren, omdat ik u hierover te voorbarig heb geïnformeerd. [voornaam eiseres] zal wel degelijk als leidinggevende van [naam team] bij de Douane werkzaam blijven. Excuses voor de mogelijk ontstane verwarring hieromtrent.
en veroordeelt de Douane om een dwangsom te betalen van € 250,- per dag dat zij dit nalaat, met een maximum van € 25.000,-;
3.3.
veroordeelt de Douane in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.175,42 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Hof Leeuwarden 29 november 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6253, r.o. 5
2.Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360, 5.3.3 en 5.3.4