Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van verzoeker, op 1 juli 2024 mondeling gedaan tijdens de terechtzitting van de meervoudige kamer, waarvan de rechter als voorzitter deel uitmaakt, in de hiervoor onder 1.1. genoemde zaak;
- het proces-verbaal van de hiervoor genoemde terechtzitting;
- de brief van 8 juli 2024 van de wrakingskamer aan verzoeker.
2.De ontvankelijkheid van het verzoek
de wrakingskamer begrijpt: de advocaat en de rechter) één en dezelfde groep zijn en (4) dat “jullie” (
de wrakingskamer begrijpt opnieuw: de advocaat en de rechter) dezelfde partij zijn. Omdat deze opmerkingen naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende concreet zijn om daar een gemotiveerde wrakingsgrond in te lezen, is verzoeker bij brief van 8 juli 2024 in de gelegenheid gesteld om vóór 22 juli 2024 toe te lichten welke feiten of omstandigheden zich hebben voorgedaan waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Verzoeker heeft niet op die brief gereageerd.