ECLI:NL:RBROT:2024:11368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
C/10/681651 / HA RK 24-607
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoeker tegen rechter in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2024 een verzoek tot wraking van de rechter behandeld. Verzoeker, die preventief gedetineerd is, heeft op 1 juli 2024 tijdens een terechtzitting zijn wrakingsverzoek mondeling ingediend. Hij heeft daarbij opmerkingen gemaakt over zijn advocaat en de rechter, maar deze opmerkingen zijn door de wrakingskamer als onvoldoende concreet beoordeeld. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt verder toe te lichten, maar heeft niet gereageerd op de brief van de wrakingskamer van 8 juli 2024. Hierdoor bleef onduidelijk op basis van welke feiten en omstandigheden verzoeker de rechter had gewraakt. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard, zonder mondelinge behandeling, op basis van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van de Rechtbank Rotterdam. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaak- en rekestnummer: C/10/681651 / HA RK 24-607
Beslissing van 26 juli 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
woonplaats: Rotterdam,
preventief gedetineerd in de P.I. [naam PI] , [afdeling] ,
hierna te noemen: verzoeker,
procesadvocaat mr. S.E.M. Hooijman.
strekkende tot de wraking van
mr. A.P. Hameete,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de strafzaak tegen verzoeker. Deze strafzaak heeft het parketnummer 10/189880-23. Het dossier van deze strafzaak is ter beschikking gesteld aan de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoeker, op 1 juli 2024 mondeling gedaan tijdens de terechtzitting van de meervoudige kamer, waarvan de rechter als voorzitter deel uitmaakt, in de hiervoor onder 1.1. genoemde zaak;
  • het proces-verbaal van de hiervoor genoemde terechtzitting;
  • de brief van 8 juli 2024 van de wrakingskamer aan verzoeker.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Verzoeker heeft tijdens de terechtzitting op 1 juli 2024 – voor zover van belang – gezegd dat (1) zijn advocaat geen raadsvrouw maar een landsadvocaat is die zich voordoet als raadsvrouw, (2) dat zij zich bedrieglijk zit voor te doen en dat de rechter gewoon doorgaat, (3) dat “jullie” (
de wrakingskamer begrijpt: de advocaat en de rechter) één en dezelfde groep zijn en (4) dat “jullie” (
de wrakingskamer begrijpt opnieuw: de advocaat en de rechter) dezelfde partij zijn. Omdat deze opmerkingen naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende concreet zijn om daar een gemotiveerde wrakingsgrond in te lezen, is verzoeker bij brief van 8 juli 2024 in de gelegenheid gesteld om vóór 22 juli 2024 toe te lichten welke feiten of omstandigheden zich hebben voorgedaan waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Verzoeker heeft niet op die brief gereageerd.
2.2.
Door het uitblijven van een reactie van verzoeker op de brief van 8 juli 2024 is het voor de wrakingskamer onduidelijk vanwege welke feiten en omstandigheden verzoeker de rechter heeft gewraakt en waarom volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3.
Gelet op het voorgaande wordt het wrakingsverzoek met toepassing van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van de Rechtbank Rotterdam, zonder een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, niet-ontvankelijk verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. M.de Geus en mr. M.G.L. de Vette, rechters, in aanwezigheid van mr. R.W.H. van Rijkom, griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.