In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee huurders, [gedaagde01] en [gedaagde02], en hun verhuurders, [eiser 01 en 02]. De verhuurders hebben de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd omdat de huurders de bovenverdieping van de woning in gebruik hebben gegeven aan derden, wat in strijd is met de huurvoorwaarden. De huurders hebben dit betwist, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de verhuurders voldoende bewijs hebben geleverd, onder andere door rapporten van Buro Veerkracht, waaruit blijkt dat de bovenverdieping door derden werd bewoond.
De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de ontruimingstermijn vastgesteld op twee maanden na betekening van het vonnis, rekening houdend met het belang van het minderjarige kind van de huurders. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de geëiste contractuele boete van € 4.905,- oneerlijk is en daarom niet kan worden opgelegd. De huurders zijn veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 767,14. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het verzet van de huurders.
De uitspraak benadrukt het belang van naleving van huurvoorwaarden en de bescherming van consumenten tegen onredelijke contractuele bepalingen.