ECLI:NL:RBROT:2024:11264

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/10/651429 / HA ZA 23-74
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldverdeling en schadevergoeding na frontale aanvaring tussen binnenschepen op de Oude Maas

In deze zaak, die zich afspeelt na een frontale aanvaring op 23 augustus 2021 tussen twee binnenschepen op de Oude Maas, heeft de rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan. Eiltank Schiffahrt GmbH & Co Chemietransport KG, gevestigd in Duitsland, heeft Vacando V.O.F., Vacando B.V. en Aivilo Holding B.V. aangeklaagd voor schadevergoeding. De aanvaring resulteerde in aanzienlijke schade aan beide schepen, en de rechtbank moest de schuldverdeling en de hoogte van de schadevergoeding vaststellen. De rechtbank oordeelde dat beide schepen schuld hadden aan de aanvaring, met een schuldverdeling van 80% voor Vacando c.s. en 20% voor Eiltank. Eiltank vorderde in totaal € 834.592,64 aan schadevergoeding, waaronder cascoschade, tijdverlet en expertisekosten. De rechtbank heeft de schade van Eiltank vastgesteld op € 542.245,02, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de aanvaring. Vacando c.s. werd veroordeeld in de proceskosten van Eiltank, die zijn vastgesteld op € 15.734,57. De vorderingen van Vacando c.s. in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/651429 / HA ZA 23-74
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van haar plaats van vestiging
EILTANK SCHIFFAHRT GMBH & CO CHEMIETRANSPORT KG,
gevestigd te Aschaffenburg, Duitsland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.C. van Zuethem te Breda,
tegen
1. de vennootschap onder firma
V.O.F. VACANDO,
gevestigd te Alblasserdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VACANDO B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AIVILO HOLDING B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. T. Roos te Capelle aan den IJssel.
Partijen zullen hierna Eiltank en Vacando c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 december 2022;
  • de akte houdende overlegging producties, met producties 1 tot en met 6;
  • het verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht ex artikel 202 Rv;
  • de conclusie van antwoord in conventie, en van eis in reconventie met vorderingen (i tot en
met iv) ex artikel 843a Rv, met producties 1 tot en met 36;
- het e-mailbericht van deze rechtbank van 7 april 2023, waarin partijen zijn opgeroepen
voor de mondelinge behandeling van deze zaak;
- de brieven van de rechtbank van 21 april 2023 met de zittingsagenda;
  • de e-mail van mr. Roos van 26 mei 2023, met productie 37;
  • de e-mail van mr. Roos van 30 mei 2023, met producties 38 tot en met 40;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 7 tot en met 11;
  • de e-mail van mr. Roos van 1 juni 2023, met producties 33A, 41 en 42;
  • de akte overlegging producties van Eiltank, met producties 12 tot en met 15;
  • de mondelinge behandeling van de zaak op 5 juni 2023;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Zuethem;
  • de spreekaantekeningen van mr. Roos.
1.2.
Eiltank heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek voorlopig deskundigenbericht ingetrokken. Hierbij is besproken dat de rechtbank een deskundigenbericht zal gelasten als zij dat voor de beoordeling van deze (hoofd)zaak noodzakelijk acht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 23 augustus 2021 omstreeks 06.05 uur vond op de Oude Maas te Rhoon, gemeente Albrandswaard, ter hoogte van kilometerraai 996 een frontale aanvaring plaats tussen [naam schip 1] en [naam schip 2] . Beide binnenschepen hebben een lengte van 110m en een breedte van 11,45m.
2.2.
Motortankschip [naam schip 1] was ten tijde van de aanvaring eigendom van Eiltank. Eiltank had het schip verhuurd aan Eurotank S.a.r.l., die het in tijdbevrachting had gegeven aan Reederei Jaegers GmbH (hierna Reederei Jaegers). Reederei Jaegers had het schip tijdvervracht aan Rütgers VFT AG (nu genaamd Rain Carbon Germany GmbH, hierna: Rütgers ). Het schip was beladen met vloeibare elektrodenpek (een bitumenachtige stof).
2.3.
Motortankschip [naam schip 2] is eigendom van V.O.F. Vacando. Vacando B.V. en Aivilo Holding B.V. zijn haar vennoten. Het schip was beladen met FAME, biodiesel.
2.4.
Als gevolg van de aanvaring is zware schade ontstaan aan beide schepen.
2.5.
Voor de vaststelling van de schades aan beide schepen heeft Eiltank expertise-bureau Petermann GmbH (hierna Petermann ) als expert aangesteld en Vacando c.s. EOC Expertise B.V. (hierna EOC Expertise).

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Eiltank vordert na eiswijziging ter zitting, verkort weergegeven, dat de rechtbank Vacando c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om aan Eiltank te betalen het bedrag van € 1.825.799,61 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021, althans vanaf de dag van deze dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.775,- en met veroordeling van Vacando c.s. in de kosten en nakosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien deze (na)kosten niet zijn voldaan binnen veertien dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
Vacando c.s. voert gemotiveerd verweer en concludeert tot, samengevat:
- het bij wijze van verklaring voor recht vaststellen van de schuldverdeling terzake de aanvaring die zich op 23 augustus 2021 heeft voorgedaan tussen [naam schip 1] en [naam schip 2] op 2:1 in het voordeel van [naam schip 2] (dus 2/3 schuld van [naam schip 1] tegenover 1/3 schuld van [naam schip 2] ), althans de schuldverdeling in goede justitie;
- het bij wijze van verklaring voor recht begroten van de door de aanvaring aan [naam schip 1] toegebrachte schade op € 389.520,86 aan reparatiekosten;
- het afwijzen van de vorderingen van Eiltank, althans het slechts toewijzen daarvan naar rato van de vast te stellen schuldverdeling en verder op basis van de door de rechtbank vast te stellen schadeposten na verrekening met de reconventionele vorderingen van V.O.F. Vacando;
- het bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordelen van Eiltank in de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Vacando c.s. vordert - na eiswijziging ter zitting - dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
1. op de voet van artikel 843a Rv Eiltank veroordeelt tot overlegging van afschriften van de volgende stukken, op straffe van verbeurte van een door de rechtbank te bepalen dwangsom:
i. de reis- en ladinggegevens en documenten van [naam schip 1] van een jaar voor de aanvaring (23 augustus 2021) en drie maanden na de voltooiing (27 december 2021);
ii. de offertes van ATM, Jongen en Van Hamburg voor de direct na de aanvaring verrichte schoonmaakwerkzaamheden en de verdere met deze partijen gevoerde correspondentie daarover;
iii. de expertiserapporten van haar expert ( Petermann ) met betrekking tot de eerdere aanvaringen van [naam schip 1] met respectievelijk [naam schip 3] (op 8 november 2018) en [naam schip 4] (op 10 november 2020) met de daarbij behorende bijlagen, waaronder de betreffende door de ‘gasdokter’ in verband daarmee afgegeven Veiligheids- en Gezondheidsverklaringen;
iv. [
ingetrokken, rb.];
v. de schadeafrekeningen van de verzekeraars met betrekking tot de in de dagvaarding gevorderde schadeposten en de namen en adressen van de verzekeraars die de gestelde last tot invordering van hun vorderingen hebben gegeven alsmede de correspondentie tussen de verzekeraars daarover;
2. bij wijze van verklaring voor recht de schuldverdeling terzake de aanvaring die zich op 23 augustus 2021 heeft voorgedaan tussen [naam schip 1] en [naam schip 2] op 2:1 in het voordeel van [naam schip 2] vaststelt (dus 2/3 schuld van [naam schip 1] tegenover 1/3 schuld van [naam schip 2] ), althans de schuldverdeling vaststelt in goede justitie;
3. Eiltank veroordeelt tot betaling aan Vacando c.s. van:
a. 2/3 x € 375.898,76 = 250.599,17 aan reparatiekosten (schade [naam schip 2] ) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021,
b. 2/3 x € 11.893,56 = € 7.929,04 aan kosten overslag en doortransport te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021,
c. 2/3 x € 278.484,71= € 185.656,47 aan tijdverletschade ( [naam schip 2] ) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus althans 1 november 2021,
d. 2/3 x € 26.210,21= € 17.473,47 aan expertisekosten,
althans Eiltank veroordeelt tot betaling van de door de rechtbank vast te stellen schade van Vacando c.s. (en EOC als haar lastgever) naar rato van de schuldverdeling en te vermeerderen met de wettelijke rente van 23 augustus 2021;
4. Eiltank veroordeelt in de kosten en nakosten van de procedure.
3.5.
Eiltank voert gemotiveerd verweer en concludeert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. de vorderingen van Vacando c.s. afwijst, met veroordeling van Vacando c.s. in de kosten en nakosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan,
2. Vacando c.s. veroordeelt op grond van artikel 843a Rv tot overlegging van afschriften van de navolgende stukken:
i. de vrachtdocumenten ten aanzien van de overgeslagen lading;
ii. [
ingetrokken; rb];
iii. [
ingetrokken; rb].
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan

4.De beoordeling in de hoofdzaak en in de incidenten

in conventie en reconventie
bevoegdheid
4.1.
Deze zaak betreft een internationaal geval, nu Eiltank is gevestigd in Duitsland, Vacando c.s. in Nederland en de aanvaring plaats vond binnen Nederland. Nu Vacando c.s. in de procedure is verschenen zonder de rechtsmacht en bevoegdheid te betwisten, is de rechtbank op grond van artikel 26 Brussel I bis-Vo (internationaal) bevoegd om van de vorderingen in conventie kennis te nemen. Uit de bevoegdheid in conventie vloeit voort dat de rechtbank ook bevoegd is om over de daarmee samenhangende vorderingen in reconventie te oordelen (artikel 7 lid 2 Rv).
verhouding tussen hoofdzaak en incidenten
4.2.
Vacando c.s. heeft in reconventie een vordering op grond van artikel 843a Rv ingesteld. Eiltank heeft in haar antwoord in reconventie ook een vordering op grond van artikel 843a Rv geformuleerd. Daarop heeft Vacando c.s. ter zitting gereageerd. Noch in de stukken noch ter zitting is verduidelijkt dat partijen deze vorderingen eerst en vooraf beoordeeld willen zien. Niettemin beschouwen beide partijen dit wel als incidentele vorderingen. De opgevraagde bescheiden zijn niet van belang voor de toedracht van de aanvaring en de te bepalen schuldverdeling, maar wel voor de schadebegroting. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om de vorderingen op grond van artikel 843a Rv te behandelen in samenhang met de schadebegroting.
eiswijzigingen
4.3.
Ter zitting heeft Eiltank aangegeven dat in de dagvaarding per abuis van een te hoog bedrag voor de kosten van een reparatieverzekering is uitgegaan. Zij heeft haar vordering terzake verlaagd van € 19.267,96 tot € 15.267,96.
4.4.
Ter zitting heeft Vacando c.s. verklaard dat zij haar incidentele vordering onder (iv) niet handhaaft.
4.5.
Ter zitting heeft Eiltank verklaard dat van haar incidentele vordering alleen nog het onderdeel ‘kosten doortransport’ (onderdeel i) aan de orde is.
4.6.
Een en ander is verwerkt in de weergave van de vorderingen onder ‘Het geschil’ hierboven.
toepasselijk recht en juridisch kader
4.7.
Het gaat om een aanvaring tussen binnenschepen in Nederland. Toepasselijk zijn het Geneefs Aanvaringsverdrag van 15 maart 1960 en aanvullend - op grond van de Verordening EG nr. 864/2007, Rome II - Nederlands recht. Ter plaatse van de aanvaring geldt het Binnenvaartpolitie-reglement (hierna: BPR). Dit is ook niet in geschil.
4.8.
Uit de artikelen 8:1000 e.v., waarin het Geneefs Aanvaringsverdrag is geïncorporeerd, volgt dat indien en voor zover [naam schip 1] schuld heeft aan de aanvaring, Eiltank daarvoor als eigenaar van dit schip aansprakelijk is. Indien en voor zover [naam schip 2] schuld heeft aan de aanvaring, is V.O.F. Vacando daarvoor als eigenaar van dat schip aansprakelijk. Vacando B.V. en Aivilo Holding zijn in hun hoedanigheid van vennoten in V.O.F. Vacando hoofdelijk aansprakelijk voor schulden van V.O.F. Vacando, dit volgt uit artikel 18 Wetboek van Koophandel.
4.9.
Een fout die schuld van een schip oplevert in de zin van het arrest Casuele/De Toekomst (HR 30 november 2011, ECLI:NL:HR:2001:AD3922) kan onder meer bestaan in de overtreding van het BPR.
[naam schip 1] en [naam schip 2] zijn grote (motor)schepen als bedoeld in het BPR.
Het BPR bevat in artikel 1.04 een algemeen voorschrift voor de schipper om ter voorkoming van gevaar en schade de voorzorgsmaatregelen te nemen die - kort gezegd - naar goed zeemanschap zijn geboden.
Artikel 4.05 lid 4 BPR schrijft onder meer voor dat op een groot schip de plicht rust om het marifoonkanaal uit te luisteren en daarop de voor de veiligheid van de scheepvaart noodzakelijke berichten moet geven.
Artikel 6.03 lid 1 BPR bepaalt dat schepen elkaar slechts mogen voorbijvaren op tegengestelde koersen dan wel elkaar voorbijlopen, indien het vaarwater voldoende ruimte biedt voor gelijktijdige doorvaart, de plaatselijke omstandigheden en de bewegingen van andere schepen daarbij in aanmerking genomen.
Artikel 6.04 lid 4 BPR houdt - kort gezegd - in dat indien twee grote schepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen dat gevaar voor aanvaring bestaat, terwijl zij geen van beide de stuurboordzijde van het vaarwater volgen, elk van beide schepen naar stuurboord moet uitwijken zodat zij elkaar bakboord op bakboord voorbijvaren.
Artikel 6.09 lid 1 BPR bepaalt: “
Een schip mag een ander schip slechts voorbijlopen, nadat het zich er van heeft vergewist, dat dit zonder gevaar kan geschieden.”
4.10.
Aan de hand van bovenstaande regels dient te worden vastgesteld of één of beide schepen schuld heeft c.q. hebben aan de aanvaring en zo ja, in welke mate.
toedracht
4.11.
Partijen hebben onder meer de volgende gegevens(dragers) overgelegd:
- een USB-stick met daarop (i) een videobestand met beeld- en geluidregistratie van de boordcamera van [naam schip 1] en (ii) radar- en marifoonopnamen van de aanvaring;
- de registratieset van de politie eenheid Rotterdam District Zeehaven Basisteam Havens (RT) van 10 oktober 2021;
- het proces-verbaal van aanvaring van 20 september 2022 en de daarbij als bijlagen gevoegde processen-verbaal van verhoor van schippers de heren [naam 1] en [naam 2] ( [naam schip 1] ), [naam 3] en [naam 4] ( [naam schip 2] ), de processen-verbaal van bevindingen van de politie eenheid Rotterdam District Zeehaven Wijkteam Havens, het proces-verbaal van onderzoek DVD incidentenregistratie, het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, de uitdraai van Rijkswaterstaat van de stroom- en windrichting, de onderzoeksrapporten van IL&T en de registratieset stichting processen-verbaal van 22 november 2021;
- het aanvaringsbericht van [naam 2] van 30 augustus 2021;
- de verklaringen van [naam 5] en [naam 6] , bemanningsleden van [naam schip 1] ;
- de verklaring van [naam 7] , schipper van [naam schip 5] ;
- de verklaring van [naam 8] , schipper van [naam schip 6] ;
- het expertiserapport van EOC Expertise van 4 april 2022;
- het expertiserapport van Petermann van 23 mei 2022, met bijlagen;
- het expertiserapport van EOC Expertise van 23 maart 2023, met bijlagen.
4.12.
Op grond van hetgeen door partijen over en weer naar voren is gebracht en de hierboven genoemde producties in onderling verband bezien, stelt de rechtbank over de toedracht het volgende vast.
Op 23 augustus 2021 omstreeks 05:50 uur schemerde het maar het zicht was goed. Er was geen neerslag. De windrichting was noord / noord oost, windkracht 4 Bft. Er stond een vloedstroom van ongeveer 3 km/u.
[naam schip 1] is in de afvaart - tegen de vloedstroom in - onderweg op de Oude Maas richting Rotterdam. [naam 1] , de schipper van [naam schip 1] , slaapt. Tweede schipper [naam 2] vaart op de radar.
Voor [naam schip 1] vaart [naam schip 5] , eveneens in de afvaart. Beide schepen houden stuurboordwal.
Om 5:57:48 uur heeft [naam schip 1] een snelheid van 14,9 km/u. Zij verlaat haar stuurboordwal en stuurt naar bakboord, richting het midden van het vaarwater. [naam schip 5] heeft op dat moment een snelheid van 12,8 km/u.
Om 05:59 uur roept [naam schip 1] [naam schip 5] op via marifoonkanaal 4. De schipper van [naam schip 5] bevestigt dat [naam schip 1] over bakboord kan voorbijlopen. Op dat moment is het vaarwater aan de bakboordzijde van [naam schip 1] volledig vrij voor de opvaart.
[naam schip 2] vaart om 05:59 uur in de opvaart, voorstrooms, op de Oude Maas richting Dordrecht, met een snelheid van ongeveer 18 km/u. De afstand tussen [naam schip 2] en [naam schip 1] is ongeveer 3000 meter.
Op enige afstand achter [naam schip 2] vaart, ook in de opvaart, het koppelverband [naam boot] bestuurd door schipper [naam 8] .
[naam schip 2] zet van kilometerraai 997 tot 996 de bocht in en vaart na deze bocht tegen het midden van het vaarwater waarbij [naam schip 2] - vermoedelijk als gevolg van de stroming - wat afzakt naar bakboord.
Het vaarwater is ter plaatse ongeveer 200 meter breed.
Na het maken van de passeerafspraak gaat [naam schip 1] naar het midden van het vaarwater en houdt [naam schip 5] stuurboordwal. [naam schip 5] past haar snelheid niet merkbaar aan aan de voorgenomen manoeuvre: gedurende het oplopen is het onderlinge snelheidsverschil relatief gering, om 06:01:22 zelfs nul - beide schepen varen dan 14,2 km/u.
[naam schip 2] voer om 06:02:42 uur richting bakboord en heeft daarna haar koers niet verlegd.
Vanaf 06:03:05 varen [naam schip 1] en [naam schip 2] beide nabij het midden van het vaarwater. Zij naderen elkaar op tegengestelde koersen. De onderlinge afstand bedraagt ongeveer 1.000 meter. Geen van beide roept de ander op. [naam schip 1] kan veilig naar stuurboord uitwijken en weer achter [naam schip 5] gaan varen maar doet dit niet.
Om 06:04:43 uur roept [naam schip 1] [naam schip 2] op, met de vraag of dat schip [naam schip 1] wel ziet (‘
[naam schip 2] , [naam schip 1] , du siehst mich ja?’). De schepen zijn op dat moment iets meer dan twee scheepslengten van elkaar verwijderd. [naam schip 2] reageert niet op deze oproep.
De verkeerspost sector Heerjansdam roept om 06:04:48 uur [naam schip 2] op met ‘
, Heerjansdam, tegenligger recht vooruit’, en herhaalt dit kort daarop, waarop evenmin een reactie volgt.
[naam schip 2] vaart door met een ongewijzigde koers en met een snelheid van 18,4 km/u. Zij wijkt nog steeds iets naar bakboord.
Om 06.05.01 uur roept [naam schip 1] [naam schip 2] op en roept ‘
Stuurboord-stuurboord jetzt, was machst du?’. Daarop komt geen antwoord. De schepen zijn op dat moment ongeveer 100 meter van elkaar verwijderd.
Van beide schepen is tot aan dat moment (direct voor aanvaring) geen koerswijziging zichtbaar op de radarbeelden.
De aanvaring vindt plaats om 06:05:07 uur. Kort nadien beantwoordt [naam schip 2] een oproep van de verkeerspost en zegt - na een onderbreking - dat zij niet eerder reageerde omdat zij druk bezig was de aanvaring te voorkomen.
Er zijn geen technische gebreken aan de vaartuigen geconstateerd.
4.13.
Tegenover de politie heeft [naam 2] verklaard, samengevat, dat hij doende was met het over bakboord inhalen van een vrachtschip, dat hij een ander schip zag en dat die tegenligger bij het verder de bocht in varen steeds meer in dezelfde helft van het vaarwater kwam als [naam schip 1] , dat hij dat even aankeek in de verwachting dat die koers zou worden gecorrigeerd, waarna hij de koers van [naam schip 1] naar stuurboord verlegde, dat hij de tegenligger opriep toen de onderlinge afstand nog 300 meter was en dat hij op 100 meter afstand ‘stuurboord-stuurboord’ riep en met de boegschroef vol vermogen naar bakboord gaf. Hij verklaarde ook:

V: Vind u zelf dat u iets anders had kunnen doen?
A: Natuurlijk, ik had iets anders kunnen doen. Maar de ervaring is hier dat veel mensen een slechte koers varen, en dat ze de koers dan corrigeren en het dan oké is. Als ik had geweten dat het zo zou lopen, had ik misschien wel eerder koers naar stuurboord kunnen uitwijken. Maar, dat weet ik niet. Ik denk, alles bij elkaar, het ging zo snel, dat ik goed gehandeld heb. Het ging zo snel.
4.14.
De schippers van [naam schip 2] hebben tegenover de politie geen verklaringen afgelegd. Pas ter zitting heeft [naam 4] verklaard:

Wij waren met twee man in de stuurhut. Om 05:00 uur was mijn vader gaan varen. Ik deed de administratie. Bij mijn raam - dat was een apart raam - brandde mijn bureaulamp. Ik zag pas wat er ging gebeuren toen er geen weg meer terug was. Net voordat we geraakt werden werd ik gealarmeerd door geroep over de marifoon. Maar ik was totaal niet met de vaart bezig. Op het laatste moment gaven we stuurboord roer en vol gas, om te kijken of we konden ontwijken. Mijn vader heeft [naam schip 1] niet gezien. Als hij haar wel had gezien dan was er waarschijnlijk wel ruimte genoeg om naar stuurboord te wijken en gewoon te passeren. Ik herinner me niet dat we voorafgaande aan de aanvaring al eerder oproepen waren. Mijn vader was met de vaart bezig, ik niet.
4.15.
De schipper van [naam schip 5] heeft verklaard dat [naam schip 2] erg in het midden van het vaarwater voer en ‘een gekke koers’ voer:
“Ik zag een ander motorschip, de ' [naam schip 2] ', mij tegemoet varen. Hij was in de opvaart.
De ' [naam schip 1] ' was toen nog niet dwarsscheeps van mij, en zat schuin bakboord achter mij. Ik dacht nog: 'wat een gekke koers vaart die [naam schip 2] '. Ik zag hem richting het midden van het vaarwater varen.
Het ging allemaal zo snel, plotseling hoorde ik over marifoonkanaal 4 [naam schip 1] aan [naam schip 2] vragen of hij hem wel gezien had. Ik hoorde sector Heerjansdam ook [naam schip 2] roepen. Ik hoorde dat [naam schip 2] nergens op reageerde. Vervolgens hoorde ik [naam schip 1] nog roepen over de marifoon: 'stuurboord stuurboord'. Toen zag ik ze frontaal tegen elkaar voeren Dit alles duurde ongeveer een halve minuut.
Ik zag, tijdens de aanvaring, dat het licht in de stuurhut van [naam schip 2] brandde. Waarom weet ik niet, want het was donker/schemerig.”
4.16.
Schipper [naam 8] van [naam schip 6] heeft verklaard dat het in de bocht die [naam schip 2] had genomen bij vloedstroom in de opvaart noodzakelijk is om de koers voortdurend te corrigeren om aan de linkeroever te blijven. Hij heeft verklaard dat [naam schip 2] ongeveer 800 meter voor zijn koppelverband uit voer, niet langs de groene tonnen maar midvaarwater. [naam 8] zag op de radar dat [naam schip 1] was begonnen met het op- en voorbijlopen van [naam schip 5] , maar dat ongeveer 100 meter vaarwater naast [naam schip 1] overbleef voor tegemoetkomende schepen. Hij heeft ook verklaard dat iedere reactie van [naam schip 2] op de marifoonuitroepen uitbleef, ook niet wat betreft aanpassing van koers of snelheid. Zijn inschatting was dat bij tijdig reageren op de eerste oproep de aanvaring zou zijn vermeden.
4.17.
Uit het bovenstaande blijkt dat zowel [naam schip 2] als [naam schip 1] in het midden van het vaarwater is gaan varen en daar bleef zonder concrete noodzaak daartoe.
De keuze van [naam schip 1] om [naam schip 5] midvaarwater op- en voorbij te willen lopen werd door [naam 2] gemaakt op een moment dat er geen voorzienbaar gevaar op aanvaring bestond. Dat risico deed zich pas voor toen [naam schip 2] op tegengestelde koers ging naderen. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat [naam 2] de manoeuvre is aangevangen zonder aan zijn vergewisplicht van artikel 6.09 lid 1 BPR te voldoen. Aan [naam 2] kan echter worden verweten dat hij niet aanzienlijk eerder contact heeft proberen te leggen met [naam schip 2] om diens intenties na te vragen, te verifiëren dat [naam schip 2] [naam schip 1] zag en af te spreken dat de schepen zo nodig naar stuurboord zouden wijken om elkaar conform artikel 6.04 lid 4 BPR bakboord-bakboord te passeren. [naam 2] heeft het risico concreet waargenomen maar heeft er zonder meer op vertrouwd dat de ander wel zijn koers zou corrigeren. Het pas contact zoeken toen de schepen elkaar tot iets meer dan twee scheepslengtes waren genaderd is naar de eisen van goed zeemanschap te laat. Aan [naam schip 1] kan worden verweten dat zij niet al eerder veiligheidshalve naar stuurboord uitweek en/of weer achter [naam schip 5] kroop. Het eerder oproepen van [naam schip 2] had ofwel tot een eerder contact met [naam schip 2] kunnen leiden ofwel, in de situatie dat [naam schip 2] ook op eerdere oproepen niet zou hebben gereageerd, eerder bij [naam 2] tot het besef geleid dat [naam schip 1] haar koers moest verleggen om een aanvaring te voorkomen.
4.18.
Bij gebrek aan aanwijzingen voor een ander oordeel neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [naam 9] , de schipper van [naam schip 2] , in en na de door het schip genomen bocht onvoldoende zijn koers heeft gecorrigeerd om voor de vanuit de vloedstroom komende druk naar bakboord te compenseren. Ook indien de rechtbank uitgaat van de door [naam 4] (pas) ter zitting gegeven lezing van de feiten, en dus van het in de stuurhut aanwezig en met de vaart bezig zijn van [naam 9] , kan [naam schip 2] worden verweten dat zij niet conform artikel 4.04 lid 4 BPR de marifoon goed heeft uitgeluisterd en daarop de noodzakelijke berichten heeft gegeven. [naam schip 2] heeft immers, terwijl zij [naam schip 1] in ieder geval op de radar recht op zich af kon zien komen, geen contact gezocht met haar tegenligger, geen intenties nagevraagd of de passage afgestemd. Zij heeft haar snelheid niet verminderd en tot na de aanvaring niet gereageerd op de oproepen van [naam schip 1] en de sector Heerjansdam. Evenmin heeft [naam schip 2] conform artikel 6.04 lid 4 BPR het nodige gedaan om bakboord-bakboord te passeren. Ook kan aan [naam schip 2] worden verweten dat zij zich niet naar de eisen van goed zeemanschap heeft gedragen door - hoewel dit wel mogelijk was - haar snelheid en koers zo tijdig aan te passen dat ieder gevaar voor aanvaring was uitgesloten.
4.19.
Weliswaar stelt Vacando c.s. dat de printscreens van de radarbeelden (op pagina 7 van de dagvaarding) misleidend zijn nu zij kort voor de aanvaring zijn genomen en dat de lijn die wordt weergegeven op de radarbeelden niet de voorliggende koers van [naam schip 2] betreft en dat hierdoor een verkeerde voorstelling van zaken wordt gegeven, maar dat doet er niet aan af dat uit de radarbeelden valt op te maken dat [naam schip 2] al om 06:02:42 uur richting bakboord voer en daarna haar koers niet heeft verlegd. In plaats van de bocht te nemen vaart [naam schip 2] rechtdoor, waardoor zij in het midden en zelfs over het midden van het vaarwater terecht komt. Ook na de aanvaring heeft [naam schip 2] haar koers niet verlegd en bleef zij onverminderd bakboord varen, hetgeen in verbinding met het niet uitluisteren van of reageren op de marifoon het vermoeden doet rijzen dat zich op dat moment geen voldoende actieve en oplettende schipper in de stuurhut bevond.
4.20.
Vacando c.s. heeft aangevoerd dat er onder het BPR geen verplichting gold voor beide schepen om zo veel mogelijk de stuurboordzijden van het vaarwater aan te houden.
Dit laat onverlet dat op schepen onder het BPR (artikel 1.04) de algemene plicht rust om ter voorkoming van gevaar en schade de voorzorgsmaatregelen te nemen die naar goed zeemanschap zijn geboden, zodat het reeds om die reden op de weg van [naam schip 2] had gelegen om meer stuurboordwal te houden teneinde de kans op aanvaring te verkleinen. Nog daargelaten dat het BPR in artikel 6.04 lid 4 voorschrijft dat bij tegengestelde koersen schepen waarbij gevaar voor aanvaring bestaat, ingeval geen van de schepen de stuurboordzijde van het vaarwater volgt, elk van beide schepen naar stuurboord moet uitwijken.
4.21.
De rechtbank komt, de ernst van de wederzijdse fouten en de mate waarin deze tot de aanvaring aanleiding hebben gegeven afwegende, tot een schuldverdeling van 80-20 ten nadele van [naam schip 2] , waarbij de rechtbank in aanmerking heeft genomen dat ieder schip de aanvaring had kunnen voorkomen door beter uitkijk te houden c.q. met meer aandacht op de radar te kijken zodat het aanvaringsgevaar eerder zou zijn gezien, door tijdig en deugdelijk te communiceren en door de eigen koers aan te passen ten behoeve van een ruimschoots mogelijke bakboord/bakboord passage. [naam schip 2] treft een groter verwijt dan [naam schip 1] omdat zij haar koers in en na de bocht onvoldoende corrigeerde waardoor zij nodeloos midvaarwater kwam. De rechtbank verwijt [naam schip 2] vooral dat zij de marifoon niet kenbaar uitluisterde of gebruikte, zelfs niet toen zij bij herhaling werd opgeroepen. Vacando c.s. heeft ook op geen enkele wijze gesteld of aangetoond dat [naam 9] zich bewust was van het feit dat hij op aanvaringskoers lag met [naam schip 1] . Zoals [naam 4] ter zitting heeft verklaard hadden noch hij noch zijn vader [naam schip 1] gezien voorafgaand aan de aanvaring. Volgens [naam 4] zag hij het schip pas toen het al te laat was. De stelling van Vacando c.s. dat zij vlak voor de aanvaring te druk was om te communiceren omdat zij doende was om de aanvaring te voorkomen, zoals aan de verkeerspost is meegedeeld, overtuigt de rechtbank niet, omdat [naam schip 2] vanaf 06:02:42 uur haar bakboordkoers niet heeft verlegd.
Dat [naam schip 1] in die laatste seconden voor de aanvaring nog de oploopmanoeuvre had moeten afbreken door op het allerlaatst naar stuurboord te gaan en dat daardoor de aanvaring zou zijn voorkomen, overtuigt de rechtbank ook niet. Partijen zijn het er immers over eens dat een kop op kop aanvaring hier de voorkeur verdiende boven een aanvaring in de zij die plaats zou hebben gevonden als [naam schip 1] op het allerlaatste moment nog stuurboordwal had gegeven.
schade
4.22.
De rechter dient ingevolge artikel 6:97 BW de schade te begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld moet zij worden geschat aan de hand van de voorliggende feiten en omstandigheden (artikel 6:97, tweede zin BW). Verder geldt dat slechts die schade voor vergoeding in aanmerking komt die in een zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade als gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW).
Als uitgangspunt hierbij geldt dat de benadeelde zoveel mogelijk dient te worden geplaatst in de situatie waarin deze zou hebben verkeerd indien de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, niet zou hebben plaatsgevonden. De schade wordt daarbij in beginsel begroot aan de hand van alle concrete omstandigheden van het geval.
Aan de hand van deze uitgangspunten zal de rechtbank de gestelde schadeposten afzonderlijk beoordelen.
schade Eiltank
4.23.
Eiltank vordert vergoeding van eigen schade. Ook vordert zij als lasthebber schade die is geleden door Reederei Jaegers, van de (casco)schadeverzekeraars van [naam schip 1] en [naam 1] .
Vacando c.s. bestrijdt de gestelde lastgevingen na overlegging van nadere stukken niet of niet langer. Wel verlangt Vacando c.s. inzicht in welke partij welke schade heeft geleden. Met Eiltank is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat Vacando c.s. bij die uitsplitsing een voldoende belang heeft, nu zij niet heeft bestreden dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd in ieder geval door ofwel Eiltank ofwel een van de genoemde lastgevers is geleden.
4.24.
Eiltank vordert vergoeding van de volgende schadeposten:
I. cascoschade € 1.277.160,25
II. tijdverlet € 480.500,--
III. expertisekosten € 51.871,40
IV. reparatieverzekering € 15.267,96
V.
scheepsauto € 1.000,-- +
Totaal € 1.825.799,61
I.
Cascoschade (€ 1.277.160,25)
4.25.
Eiltank stelt, verwijzend naar het expertiserapport van Petermann (productie 3 bij dagvaarding, pagina’s 22 tot en met 26), dat de cascoschade bestaat uit de volgende posten:
gefactureerd ongevalgerelateerd
A. ‘costs in connection with measures initiated by
Port of R’dam/RWS’
(posten 1 t/m 8 rapport Petermann ) p.m. p.m.
‘costs in connection with unloading the
Vessel/ clearing the cargotanks’
(posten 9 t/m 19) € 453.343,69 € 453.343,69
‘repair’
(posten 20 t/m 72) € 820.725,31 € 801.216,56
‘inventory’
(posten 73 t/m 78)
€ 1.850,-- € 1.850,-- +
€ 1.275.919,-- € 1.256.410,25
E. ‘overtime surcharges’
€ 20.750,-- +
€ 1.277.160,25.
Cascoschade onder A: kosten maatregelen HbR/RWS (p.m.)
4.26.
De onder A. genoemde posten 1 tot en met 8 laat de rechtbank buiten beschouwing omdat Eiltank daarvan geen vergoeding vordert.
Cascoschade onder B: los- en schoonmaakkosten (€ 453.343,69)
4.27.
Van de kosten onder B - posten 9 tot en met 19 in het rapport van Petermann (pagina’s 14 en 15) - is alleen post 18 in geschil. De rechtbank stelt de schade voor posten 9 tot en met 17 en 19 conform het rapport van Petermann vast op € 56.483,45.
Post 18 kosten voor het reinigen van ladingtanks
4.28.
Eiltank vordert € 395.542,44 voor het reinigen van ladingtanks nummers 2, 4 en 6. Het rapport van Petermann vermeldt op bladzijde 6 dat het schip op 27 augustus 2021 naar Zwijndrecht is gesleept, dat daar werd begonnen met de reiniging van tanks 2, 4 en 6 en dat dit werk was afgerond op 18 september 2021. Petermann onderbouwt de omvang van post 18 door te verwijzen naar een factuur van ATM met nummer 637385 van 26 oktober 2021 groot € 395.542,44. Deze factuur verwijst naar een ‘specificatie’ die kennelijk bestaat uit (i) een kostenopstelling voor levering van perslucht en persoonlijke beschermingsmiddelen van 30 augustus tot en met 18 september 2021 groot € 44.000, (ii) een factuur van Jongen B.V. over de periode 30 augustus tot en met 21 september 2021 groot € 190.786,20, (iii) een kostenvoorstel van Van Hamburg Cleaning B.V. over de periode 30 augustus tot 21 september 2021 groot € 157.625,19; in totaal € 392.411,39.
4.29.
Vacando c.s. betwist op diverse gronden de hoogte van deze kostenpost en het causaal verband met de aanvaring.
4.30.
De stellingen en weren op dit punt zijn vooral technisch van aard en het partijdebat steunt ook op rapporten van en correspondentie tussen de wederzijdse deskundigen. Een complicerende factor is dat zijdens Eiltank eenzijdig is beslist en overgegaan tot schoonmaken van de ladingtanks zonder dat de expert voor Vacando c.s. zich een oordeel over de noodzaak daartoe had kunnen vormen. Voor beoordeling van de vele argumenten is soms van belang waarop partijen hun handelen en overleg destijds konden baseren, en soms hoe zou zijn gehandeld als niet eenzijdig tot schoonmaak zou zijn overgegaan. De rechtbank stelt waar nodig nadere feiten vast, grotendeels in chronologische volgorde, om de noodzaak en aanleiding voor het schoonmaken en de hoogte van te kosten te beoordelen tegen de achtergrond van de feiten zoals deze zich hebben ontwikkeld.
4.31.
Uit het in zoverre onweersproken expertiserapport van Petermann (bladzijde 8) blijkt dat [naam schip 1] in totaal zeven ladingtanks had. In de oneven genummerde tanks 1, 3, 5 en 7 (de ‘pektanks’) werd meestal pek (
UN 3258 Elevated temperature liquide, N.O.S. (pitch)) vervoerd. De laatste lading in de even genummerde tanks 2, 4 en 6 ( de ‘olietanks’) was naftaleen geweest (
UN 3082 Environmentally hazardous substance liquid N.O.S. (napthalene)). De pektanks zijn na de aanvaring schoongemaakt en huurder Rütgers heeft de kosten daarvan voldaan. Die kosten zijn in deze procedure niet aan de orde. Het gaat hier om de kosten van het schoonmaken van de olietanks. Deze tanks 2, 4 en 6 zijn niet beschadigd door de aanvaring.
4.32.
Over de condities van de ladingtanks voorafgaand aan de aanvaring schrijft Petermann op 15 mei 2023 (productie 12, in de overgelegde vertaling):
“Blijkens reinigingsfacturen die ondergetekende heeft ingezien werden alle ladingstanks in het kader van de klassevernieuwing in het laatste kwartaal van 2020 volledig gereinigd. Na reiniging werd het vaartuig zoals gebruikelijk ingezet en werden voornoemde producten in de hiervoor genoemde ladingtanks vervoerd. Gedurende het vervoer van UN3082 ENVIROMANTALLY HAZARDOUS SUBSTANCE LIQUID, N.O.S. (Naphtalene) zou het tot ongebruikelijke restanten in de ladingtanks en verstoppingen van de losleidingen zijn gekomen, welke hebben geresulteerd in reinigingspogingen in mei 2021. Ondergetekende beschikt over de onderliggende facturen. Ondanks voornoemde voorzieningen bleek het niet mogelijk te zijn de ladingtanks #2, #4 en #6 zodanig te reinigen dat deze te gebruiken waren. Volgens opgave was het gepland de ladingtanks later te reinigen, omdat de reiniging veel tijd zou hebben gekost en het schip in de vaart diende te blijven.”
4.33.
Deze mededelingen worden door Vacando c.s. onbestreden overgenomen in haar verweer, zodat ook de rechtbank van de juistheid ervan uitgaat. Uitgangspunt bij de schadebegroting op dit punt is dus dat Eiltank voorafgaande aan de aanvaring een schip had waarvan zij ladingtanks 2, 4 en 6 niet kon gebruiken omdat deze te vervuild waren en verstopte leidingen hadden, dat een reinigingspoging in mei 2021 onvoldoende resultaat had gehad en een meeromvattende en tijdrovende tankreiniging al concreet werd voorzien. De stelling in de dagvaarding ‘
Voor de aanvaring beschikte eiseres over een volledig functioneel schip’ is dus niet juist. Dat de olietanks - op de vervuiling na - leeg waren ten tijde van de aanvaring is niet in geschil.
4.34.
Niet in geschil is dat de vervuiling van de olietanks is ontstaan in de periode dat het schip aan Rütgers was verhuurd, en dat Rütgers krachtens artikel 6 van haar huurovereenkomst met Reederei Jaegers gehouden was om aan het eind van de huurovereenkomst de kosten van reiniging van het schip te dragen. De rechtbank leidt uit het partijdebat af dat Reederei Jaegers jegens Eurotank en Eurotank jegens Eiltank een gelijke verplichting had: het schip dient aan het einde van de bevrachtingsperiode schoon aan de vervrachter te worden teruggegeven. Hierbij past dat de schoonmaakkosten, zoals blijkt uit de facturen, aan Reederei Jaegers zijn gefactureerd. Het was ook Reederei Jaegers, zo blijkt onder meer uit het rapport van Petermann , die opdracht gaf aan de werf waar het schip is gerepareerd, Shipyard Millingen B.V.
De rechtbank leidt hieruit af dat Eiltank vergoeding van de schoonmaakkosten niet voor zichzelf vordert maar als lasthebber van Reederei Jaegers dan wel, voor zover naar het op de verzekering toepasselijke recht subrogatie aan de orde is, voor gesubrogeerd verzekeraars worden gevorderd. Het gaat op dit punt dus om schade die oorspronkelijk is geleden door Reederei Jaegers.
4.35.
Reederei Jaegers exploiteerde dus voorafgaand aan de aanvaring een schip waarvan de olietanks ernstig vervuild en niet bruikbaar waren, maar zij kon de reinigingskosten terzake aan het einde van de bevrachting op Rütgers verhalen. Eventuele schadevergoeding dient ertoe om Reederei Jaegers - via haar lasthebber Eiltank - in die financiële positie te herstellen.
4.36.
Vast staat dat Reederei Jaegers kort na het incident, op 27 augustus 2021, opdracht heeft gegeven tot het schoonmaken van de olietanks, zonder dit eerst af te stemmen met (de expert van) Vacando c.s. Petermann deelde hierover bij e-mail van 27 augustus 2021 aan EOC mee (productie 8.2 Vacando c.s.):
“wir haben heute ein Gasfreiheitszertifikat erhalten dem zu entnehmen ist, dass vor der Reparatur die Ladetanks #2, #4 and #6 vor einer Reparatur gereinigt werden mussen. Hierzu wurde seitens Reederei Jaegers die Fa. De Jongen nominiert, die ab Montag, 30.08.2021 bei der alten Schiffswerft Niessen in Zwijndrecht mit den Reinigungsarbeiten anfangen. Nach erster Schätzung soll dies ca. 14 Tage dauern.”
4.37.
Uit dit bericht en uit andere correspondentie uit de dagen na de aanvaring blijkt niet, zoals Eiltank stelt maar Vacando c.s. betwist, dat de beslissing om schoon te maken destijds is ingegeven door concrete eisen van ADN, Shipyard Millingen B.V. of de classificatiemaatschappij.
De rechtbank acht dat ook niet aannemelijk. Zij gaat er van uit dat Eiltank (althans Reederei Jaegers), geconfronteerd met grote schade aan de kop van het schip en drie al eerder ernstig vervuilde tanks, snel heeft willen schakelen om beide problemen gelijktijdig op te lossen, daarbij steunend op al bestaande plannen voor reiniging van de olietanks. Zij baseert dit oordeel op de volgende gronden.
De termijn voor de inschrijving op de tender liep volgens het tenderdocument aanvankelijk tot 3 september 2021 en is later nog verlengd. Petermann gaf pas op 14 september 2021 aan EOC door dat voor Shipyard Millingen B.V. was gekozen. De rechtbank ziet niet hoe de pas toen geselecteerde werf aanleiding kan hebben gegeven tot de opdracht tot schoonmaken op 27 augustus 2021. Dat door de klasse in deze vroege fase eisen zijn gesteld is niet feitelijk uitgewerkt of met stukken onderbouwd. Dat Reederei Jaegers zich naar ADN-voorschriften heeft gericht, komt ook niet naar voren uit stukken uit de fase kort na het incident.
Vacando c.s. stelt en onderbouwt met correspondentie van EOC aan Petermann dat (de kapitein van [naam schip 1] aan EOC heeft gezegd dat) inderdaad al eerder het voornemen bestond om de olietanks te reinigen en met bitumen te gaan varen. Eiltank weerspreekt dit niet, zodat dit vast staat. Vacando c.s. suggereert dat het schoonmaken van de olietanks kennelijk al was gepland, geoffreerd en mogelijk opgedragen voorafgaand aan de aanvaring, nu heel snel na de aanvaring een grote ploeg vanuit ATM, Jongen en Hamburg Cleaning klaarstond voor de reiniging. Juist om dit te kunnen controleren vordert Vacando c.s. afschrift van de correspondentie en offertes voor deze werkzaamheden (incidentele vordering onder (v)). Eiltank betwist niet concreet dat ATM, Jongen en Hamburg Cleaning al voorafgaand aan de aanvaring waren benaderd. De gevraagde correspondentie en offertes heeft Eiltank niet overgelegd. De advocaat van Eiltank heeft ter zitting verklaard dat direct met het schoonmaken is begonnen om extra tijdverlet te voorkomen.
4.38.
Dat een voornemen tot reiniging van de olietanks bestond en voorbereidingshandelingen waren verricht wil echter niet zeggen dat zonder de aanvaring ook op 30 augustus 2021 zou zijn gestart met het schoonmaken van de olietanks. De huurovereenkomst met Rütgers liep op dat moment zoals gebruikelijk en het schip was in de vaart. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat deze of de concrete reis van het schip zou worden onderbroken voor tussentijdse schoonmaakwerkzaamheden. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat al voor 27 augustus 2021 de opdracht aan ATM zou zijn gegeven. Eiltank heeft ter zitting betoogd dat zij voorafgaand aan de aanvaring geen enkele aanleiding had tot welke reiniging dan ook, en dat de huurder zonder de aanvaring het schip in de vaart zou hebben gehouden.
4.39.
Dat Reederei Jaegers het schip na reparatie weer aan Rütgers ter beschikking moest stellen, omdat de huurovereenkomst tussen hen niet eindigde met de aanvaring, is door Vacando c.s. niet weersproken. Er zijn echter geen redenen gesteld of gebleken waarom Rütgers bij die hernieuwde terbeschikkingstelling recht zou hebben op een schip met (op kosten van Reederei Jaegers) schoongemaakte olietanks. De rechtbank gaat er dus van uit dat Rütgers jegens Reederei Jaegers slechts recht had op een schip in dezelfde conditie als voor de aanvaring, dus met onbruikbaar vervuilde olietanks.
Als Eiltank althans Reederei Jaegers de reparatie van de aanvaringsschade heeft benut om meteen de tanks grondig te reinigen, ook al gaf de aanvaring daar op zichzelf geen aanleiding voor, hoeft Vacando c.s. daarvan niet de kosten te vergoeden. Als voor het herstel van de aanvaringsschade echter nodig was dat deze schoonmaakkosten werden gemaakt, dan komen die kosten wel voor rekening van Vacando c.s.
4.40.
Naar de rechtbank begrijpt uit de processtukken, uit (juridische literatuur over) paragraaf 4.1 Arbeidsomstandighedenregeling en uit vergelijking van de Veiligheids- en Gezondheidsverklaring 31 van 27 augustus 2021 met het Gasonderzoek en Veiligheid Certificaat van 30 augustus 2021 en de Veiligheids- en Gezondheidsverklaring 32 (Klasse K3) van 18 september 2021 (bijlagen 6 respectievelijk 4 bij productie 12 Eiltank), is verschillende keren een verklaring/certificaat van een ‘gasdokter’ verzocht en verkregen. Deze volgens de wet bevoegde gasdeskundige geeft met zijn verklaring/certificaat toestemming - al dan niet onder voorwaarden - voor de door de aanvrager voorgenomen en in het document benoemde werkzaamheden op of aan een tankschip. Er bestaat verschil tussen (a) het krijgen van toestemming van de gasdokter voor bepaald werk, (b) het daadwerkelijk ‘gasvrij’ zijn van schip/tanks/ruimten en (c) het geheel schoon zijn van schip/tanks/ruimten. Vast staat dat de olietanks ten tijde van de aanvaring niet gasvrij en niet schoon waren.
4.41.
Petermann schreef op 27 augustus 2021 (zie r.o. 4.36) dat de noodzaak tot het schoonmaken van de olietanks zou blijken uit de Veiligheids- en Gezondheidsverklaring 31 (Klasse K3) van diezelfde datum (productie 8.2 Vacando c.s.). Eiltank neemt dit standpunt over, Vacando c.s. betwist dit.
In deze verklaring geeft de gasdokter groen licht voor ‘
Koud werk machinekamer voorschip’ (zie onder 2: ‘
Aard en plaats van de werkzaamheden’). Daarvoor vond hij kennelijk niet nodig dat de olietanks gasvrij en/of schoon waren. Wel maakt de verklaring duidelijk dat de ladingtanks niet mochten worden betreden, omdat deze niet veilig waren voor mensen. Over de vraag of de aanvaring schade heeft veroorzaakt waarvoor werk nodig is dat gasvrij en schoon zijn van de olietanks vereist zegt de verklaring niets. De verklaring vermeldt dat werk met vuur buiten of boven de ladingzone is toegestaan.
Per saldo ziet de rechtbank niet dat of waarom uit deze verklaring van 27 augustus 2021 volgt dat voorafgaand aan de reparatie de olietanks moesten worden gereinigd, zoals Petermann aan EOC schreef. De rechtbank verwerpt dit standpunt.
4.42.
Met het Gasonderzoek en Veiligheid Certificaat van 30 augustus 2021 geeft de gasdokter groen licht voor het ‘
Schoonmaken van de ladingtanks 2-4-6 met gebruik van onafhankelijke adembescherming.’ De rechtbank begrijpt uit dit certificaat dat de gasdokter metingen heeft gedaan in de ladingtanks en de tankopstelruimten, en dat de ladingtanks vanwege de gemeten waarden alleen met onafhankelijke adembescherming mochten worden betreden. Zij waren immers (zonder die maatregelen) niet veilig voor mensen als bedoeld in artikel 4.10 lid 3 aanhef en onder b Arbeidsomstandighedenregeling. De opstelruimten konden blijkens het certificaat zonder die maatregelen wel veilig worden betreden. Zowel tanks als opstelruimten waren nog steeds ‘niet veilig voor vuur’. De veiligheidsoordelen ten aanzien van tanks en opstelruimten waren dus niet anders dan in de verklaring van 27 augustus 2021, maar het certificaat zag dit keer concreet op het voorgenomen schoonmaken van de ladingtanks en de daarbij te bezigen veiligheidsvoorzieningen.
4.43.
EOC heeft onder meer bij e-mail van 1 september 2021 geprotesteerd tegen het schoonmaken, omdat zij de noodzaak daartoe en het causaal verband met de aanvaring had willen beoordelen voordat opdracht tot reinigen werd gegeven.
Op 8 september 2021 schreef Petermann onder bijsluiting van de verklaring van 27 augustus 2021 (productie 8.1 Vacando c.s.) onder meer terug:
“Reinigung Ladetanks:
Wie Sie dem Beigefugten Gasfreiheitszertifikat entnehmen können, können keine heißen Arbeiten im Ladungsbereich durchgeführt werden. Da Generell Restanten bei dem Transport von Bitumen/ EBinder/Russölen etc. in den Ladetanks zurückbleiben and diese auch nach dem aushärten nachgasen ist eine Reinigung vor Reparaturbeginn notwendig. (...)
Da aus unserer Sicht entsprechende Reparaturarbeiten im Ladungsbereich durchgeführt werden mussen, sehen wir die Reinigung der Öl-Tanks (Tank #2, #4 and #6) somit als schadenbedingt an.”
4.44.
Vacando c.s. erkent dat geen heet werk kon worden verricht in de ladingzone, maar betwist dat daar heet werk nodig was, althans dat dit nodig was vanwege de aanvaring. De cascoschade ontstaan door de kop-op-kop-botsing was beperkt tot de voorpiek, tot juist achter het voorste voormachinekamerschot, stelt zij, en de reparatiewerkzaamheden die aan de aanvaring zijn toe te schrijven moesten niet in K3-ruimten worden uitgevoerd. Ontgassen en schoonmaken van de ladingtanks was volgens Vacando c.s. niet nodig omdat niet in de ladingzone hoefde te worden gewerkt en van de gasdokter daarboven en daarbuiten wel met vuur mocht worden gewerkt.
4.45.
Er is gedebatteerd over of er heet werk in de ladingzone nodig was, en zo ja, of dit dan valt toe te schrijven aan deze aanvaring, en niet strekte tot herstel van oudere schade.
Eiltank wijst erop dat bij een sleeppoging na de aanvaring een reling op het dek in de ladingzone is verbogen die moest worden hersteld. Vacando c.s. betwist dat deze met heet werk moest worden hersteld, volgens haar volstond ‘koud’ terugbuigen. Dit standpunt heeft Eiltank onvoldoende tegengesproken. Daarmee staat vast dat voor herstel van die reling geen heet werk in de ladingzone nodig was.
Eiltank stelt, onder verwijzing naar de nadere toelichting van Petermann (productie 12 Eiltank) dat er een vervorming aan de schotwanden bij tanks 3 en 5 is geconstateerd die zij als gevolg van de aanvaring beschouwt. Zoals hieronder bij posten 61 tot en met 70 nader wordt toegelicht, beschouwt de rechtbank deze vervormingen niet als gevolg van de aanvaring, zodat het herstel daarvan niet voor rekening van Vacando c.s. komt. Ditzelfde geldt voor de afgebroken stoppers die zijn vastgelast (zie 4.49).
Dat ander heet reparatiewerk in de ladingzone nodig was als gevolg van de aanvaring - en niet vanwege oudere schadevoorvallen - werkt Eiltank niet uit terwijl Vacando c.s. dit gemotiveerd bestrijdt.
De rechtbank trekt de conclusie dat de aanvaring geen heet werk in de ladingzone nodig maakte.
4.46.
Eiltank stelt echter dat het schip volledig moest worden geïnspecteerd om de aanvaringsschade te kunnen beoordelen en dat Reederei Jaegers ook daarom de olietanks moest laten reinigen. Petermann schrijft op 15 mei 2023 (productie 12 Eiltank) onder meer dat volledige inspectie van het hele schip inclusief het betreden van de ladingtanks dwingend noodzakelijk was. Gelet op de ernst van de aanvaring moesten ook de - los in het schip geïntegreerde - ladingtanks worden geïnspecteerd. Dus moest het schip gasvrij worden verklaard en dat kon niet zolang zich in deze tanks restanten van de stof UN3082 (naftaleen) bevonden, omdat daarin het bestanddeel nafta zit dat tot explosieve gasmengsels kan leiden. En dus moesten de tanks schoon worden gemaakt, aldus Eiltank.
4.47.
Vacando c.s. betwist niet dat het gehele schip als gevolg van de aanvaring moest worden gecontroleerd op schade. Zij bestrijdt wel dat het voor die inspectie nodig was dat de olietanks gasvrij en geheel schoon waren gemaakt.
Dit verweer slaagt. Uit het certificaat van 30 augustus 2021 blijkt dat de olietanks, hoewel niet gasvrij, met behulp van adembeschermingsmaatregelen mochten worden betreden (in het kader van de voorgenomen schoonmaak). Waarom het voor het inspecteren wel nodig was dat deze tanks gasvrij waren, en zelfs geheel schoon, heeft Eiltank niet toegelicht. Zij is ook niet ingegaan op het verweer van Vacando c.s. dat het schip na de eerdere aanvaringen met [naam schip 3] (op 8 november 2018) en [naam schip 4] (op 10 november 2020) naar verluidt ook niet gasvrij of geheel schoon was gemaakt, en dat ook die schades geen herstel in de ladingzone vergden.
De rechtbank neemt om deze redenen aan dat het schip ook op aanvaringsschade kon worden geïnspecteerd - onder het nemen van veiligheidsmaatregelen - zonder dat de olietanks gasvrij en geheel schoon waren.
4.48.
Na het schoonmaken van de olietanks is op 18 september 2021 een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring 32 (Klasse K3) afgegeven. Daarin is onder 1.1 (‘niet veilig voor mensen, niet veilig voor vuur’) ingevuld “
-----------". Onder 1.2 (‘veilig voor mensen, niet veilig voor vuur’) staat “
Ladingtank 1-3-5-7; Ladingtank 2-4-6 (volledig leeg)”. Op de tweede bladzijde staat echter, voor zover relevant, “
Een gedeelte van de ladingzone is niet veilig voor mensen en niet veilig voor vuur.” Wat hiermee wordt bedoeld en hoe zich dit verhoudt tot 1.1 is niet duidelijk. De opstelruimten 1 tot en met 7 worden onder 1.3 ‘veilig voor mensen, veilig voor vuur’ verklaard. De verklaring geeft groen licht voor:
“Werkzaamheden met vuur buiten en boven de ladingzone,
Werkzaamheden met vuur in de opstelruimen: isolatie plaatselijk verwijderen bij werkzaamheden in de opstelruimen en 100mm. afstand houden tot de ladingtanks.
Werkzaamheden met vuur in machinekamer Voorschip, zie verklaring A30 dd 18-09-2021”.
4.49.
Eiltank stelt dat Shipyard Millingen B.V. verlangde dat het schip gasvrij ter reparatie naar de werf werd gebracht.
De rechtbank heeft in 4.37 verworpen dat eisen van deze werf hebben meegespeeld bij de opdracht tot reiniging van 27 augustus 2021. Niettemin is relevant of het schip door de werf zou zijn geweigerd indien het niet gasvrij en/of met ongereinigde olietanks zou zijn aangeboden.
In de door Eiltank ingeroepen e-mail van 10 mei 2023 (bijlage 5 bij haar productie 12) schrijft Shipyard Millingen B.V.:
- dat alle tankschepen die op haar werf komen gasvrij moeten zijn;
- dat de gasdokter haar had gezegd dat de tanks echter niet schoon hoeven te zijn als alleen kopschade wordt hersteld;
- dat zij echter ook bij de ladingtanks moest werken;
- dat zij daar de positionering van de ladingtanks heeft gecontroleerd, inclusief het door middel van afpersen controleren van de verwarmings- en productleidingen;
- dat zij afgebroken stoppers moest vastlassen met bijbehorend isolatiewerk;
- dat zij een stuk reling moest vernieuwen;
- dat het afpersen van de ladingtanks door de klasse werd vereist en dat daarvoor de tanks schoon moesten zijn;
- dat Eiltanks expert hierover nader met de gasdokter kan overleggen.
De rechtbank begrijpt dat de werf absoluut was in haar eis dat het schip gasvrij moest zijn, maar zelf niet eiste dat de tanks volledig schoon waren, omdat zij afging op het oordeel van de gasdokter en deze dat niet verlangde.
Uit de hierboven reeds gegeven oordelen volgt dat het werk dat de werf bij de ladingtanks heeft verricht - waaronder het vastlassen van afgebroken stoppers - door de rechtbank niet als gevolg van deze aanvaring wordt beschouwd terwijl de reling met koud werk kon worden hersteld (zie 4.45).
De rechtbank stelt op grond van voormeld bericht van Shipyard Millingen B.V.vast dat het schip en de tanks in ieder geval gasvrij moesten zijn voorafgaande aan de reparatie. Ook volgt uit dit bericht dat vanwege eisen van de klasse de ladingtanks en leidingen dienden te worden gecontroleerd door deze af te persen met lucht, zoals Eiltank ook stelt. Dat de klasse (Bureau Veritas) deze eis stelde, neemt ook Vacando c.s. over in haar verweer, zodat dit vast staat.
4.50.
Volgens Eiltank moesten voor het afpersen de lassen van de tankwanden en bodems en de warmtebuizen volledig zichtbaar zijn, en was hierom volledige schoonmaak van de olietanks noodzakelijk.
Vacando c.s. heeft bij herhaling betoogd dat voor het afpersen kon worden volstaan met het vrijmaken van de lassen. Zij heeft erop gewezen dat EOC dit zoals blijkt uit correspondentie aan zowel Petermann als Bureau Veritas heeft voorgehouden, maar daarop geen antwoord kreeg. Zij geeft aan dat zij geen bewijs heeft gezien van de beweerdelijk door de klasse gestelde eisen.
Het lag op de weg van Eiltank om na dit verweer van Vacando c.s. toe te lichten en te onderbouwen dat en waarom voor het afpersen volledig schoongemaakte olietanks nodig waren, dan wel om te stellen en bewijzen dat de klasse deze eis stelde, maar dat heeft zij nagelaten. Ter zitting heeft [naam 11] - destijds van Petermann - nog verklaard dat de oude ladingrestanten eruit moesten voordat het schip naar de werf (in Millingen) ging, en ook dat er eerder ‘met dit product’ een ongeval was geweest waarbij de lassen leidden tot een explosie van de tank. Dat verklaart echter niet waarom het afpersen na reparatie volledig schoongemaakte olietanks vergde.
De rechtbank kan om deze redenen niet aannemen dat volledige reiniging was vereist vanwege het controleren van de olietanks door afpersing met lucht. Zij gaat er als onvoldoende weersproken van uit dat ten behoeve van het afpersen had kunnen worden volstaan met het schoonmaken ter plaatse van de lassen.
4.51.
Samenvattend dienden de olietanks dus gasvrij te zijn maar slechts ter plaatse van de lassen te zijn schoongemaakt. Slechts de kosten van de daarvoor noodzakelijke werkzaamheden leveren schade op die voor rekening van Vacando c.s. komt. De rechtbank heeft echter geen toelichting of cijfermatige aanknopingspunten gekregen die haar in staat stellen om te begroten hoeveel van de onder post 18 gevorderde kosten zien op de voor rekening van Vacando c.s. komende schade, ook niet schattenderwijs. Dat betekent dat zij voor post 18 geen schade kan vaststellen. Zij stelt deze post dus bij gebrek aan voldoende onderbouwing vast op nihil.
4.52.
Gelet op dit oordeel komt aan het debat over in hoeverre uitgeharde naftaleenrestanten na gassen nog explosieve gasmengsels met de gevaarlijke stof nafta kunnen opleveren (stelling Eiltank) en of een dergelijk risico afdoende kan worden tegengegaan met
butterwashing(standpunt Vacando c.s.) dan wel dat waswater in de gummi-achtige restanten boven de sedimenten in de tanks zou zijn geabsorbeerd (mededeling Van der Kuil ter zitting) geen belang meer toe. Datzelfde geldt voor het standpunt van Vacando c.s. dat de schoonmaakkosten buitensporig hoog zijn en daarnaast niet toewijsbaar zijn omdat zij contractueel voor rekening van de huurder komen, en voor het beroep op voordeelstoerekening.
Cascoschade onder C: reparatie (€ 801.215,56)
4.53.
Eiltank vordert betaling van € 801.216,56 aan reparatiekosten/kosten voor herstel, zoals gespecificeerd onder posten 20 tot en met 72 in het rapport van Petermann (pagina’s 15 tot op 21). Hiervan zijn posten 20, 21, 22, 29, 30, 44, 45, 46, 50 tot en met 59 en 72 niet in geschil. De rechtbank stelt de schade voor deze posten conform het rapport van Petermann vast op € 57.024,96.
Posten 23 tot en met 28
4.54.
Eiltank vordert betaling van de volgende schadeposten:
  • post 23 demontage generatoren, boegschroefmotor € 3.884,64
  • post 24 verdere demontage generatoren € 340,00
  • post 25 demontage montage voor compleet schadebeeld en offerte € 4.142,99
  • post 26 controle krukassen € 2.489,30
  • post 27 eigen arbeid Reederei Jaegers hulp demontage € 2.651,19
  • post 28 herstel 1 x boogschroefmotor, 2 x generatormotoren
€ 221.508,12
4.55.
Eiltank beroept zich ter onderbouwing op het rapport van Petermann , op diens nadere toelichting van 15 mei 2023 en de daarbij als bijlage 10 gevoegde motorrapporten.
4.56.
Vacando c.s. betwist de schadeposten 23 tot en met 28 voor zover zij het dagwaardebedrag van de boegschroefinstallatie van € 27.064,- (volgens EOC) althans € 39.450,- (volgens Petermann ) overschrijden.
Vacando c.s. stelt in dit verband dat ook ingeval geen aanvaring plaats had gevonden, de motoren hadden moeten worden vervangen of algeheel gereviseerd. Vacando c.s. stelt dat Eiltank de oude bestaande boegschroefinstallatie (bestaande uit twee reeds versleten generatoren en een versleten boegschroefmotor, bouwjaar 1998) niet heeft gerepareerd, maar heeft afgeschreven en vervangen door een nieuwe, moderne installatie. Herstel van de schade was niet economisch verantwoord, zodat uitgegaan moet worden van de dagwaarde van de zaak minus de rest- of sloopwaarde vast te stellen op een bedrag van € 27.064,- overeenkomstig het VEKRB dagwaardeprogramma, aldus Vacando c.s.
4.57.
Als wel moet worden uitgegaan van de daadwerkelijk gemaakte kosten (post 23 t/m 27) en de fictieve of niet gemaakte reparatiekosten (post 28), dan geldt dat Eiltank die kosten gelet op de reeds aanwezige slijtage ook in de situatie zonder aanvaring op korte termijn had moeten maken. De schade staat dan niet in oorzakelijk verband met de aanvaring, althans is door de vervanging een op de voet van art. 6:100 BW in rekening te brengen voordeel behaald dat gelijk is aan het nadeel. Per saldo is de schade dan nul. In ieder geval is het alleszins redelijk in deze omstandigheden een aanzienlijke aftrek nieuw voor oud toe te passen, aldus nog steeds [naam schip 2] c.s.
4.58.
Eiltank heeft in reactie op dit verweer aangevoerd dat de motoren in de boegschroefruimte goed onderhouden zijn, geen slijtagesporen vertoonden, weinig draaiuren hadden en dat er regelmatig inspectie plaats vond. Eiltank betwist dat hier een standaardberekeningsmethode voor aftrek nieuw voor oud op zijn plaats is en stelt dat de vernieuwing van de bedrading in de boegschroefruimte geen verbetering is, nu de bedrading goed functioneerde, er geen levensduur voor bedrading is en dus geen sprake is van een waardevermeerdering van het schip.
4.59.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vast staat dat ten gevolge van de aanvaring de boegschroefruimte onder water is komen te staan en dat de boegschroefmotor en twee generatoren hierdoor aanzienlijke schade hebben opgelopen.
Met Vacando c.s. is de rechtbank van oordeel dat zowel de boegschroefmotor als beide generatoren dermate oud waren dat zij binnen afzienbare tijd zouden moeten worden vervangen of grondig gereviseerd. Eiltank is door vervanging van de boegschroefinstallatie erop vooruit gegaan, nu zij thans beschikt over een elektrisch aangedreven boegschroefmotor die voldoet aan de laatste emissievereisten en niet meer over versleten generatoren en een versleten boegschroefmotor met een beperkte levensduur.
Nu de benadeelde zoveel mogelijk moet worden gebracht in de situatie waarin hij zonder de schadebrengende gebeurtenis zou verkeren, neemt de rechtbank de dagwaarde als uitgangspunt voor de schadeberekening. Dat herstel van de schade aan de oude boegschroefinstallatie economisch niet meer verantwoord was, heeft Eiltank immers niet weersproken, zodat toewijzing van de dagwaarde hier op zijn plaats is.
4.60.
Partijen verschillen in dit verband van mening over de vraag welke dagwaarde als uitgangspunt moet worden genomen. Eiltank baseert zich op de berekeningen van Petermann . Vacando c.s. heeft deze bestreden omdat de door Nederlandse binnenvaartexperts gebruikte VEKRB methode op een lager bedrag uitkomt en Petermann niet heeft toegelicht waarop zij haar dagwaardebedrag baseerde. In de toelichting van 12 mei 2023 heeft Petermann geschreven dat is gerekend volgens een door Duitse verzekeraars erkende methode die inderdaad afwijkt van de VEKRB methode. Petermann heeft ook nadere motorverslagen overgelegd. Hierop is ter zitting gereageerd dat de motorverslagen geen relevante informatie geven en de enkele mededeling dat Duitse verzekeraars de gebruikte rekenmethode erkennen, onvoldoende informatief is omdat onduidelijk blijkt volgens welke methode en op basis van welke feitelijke gegevens de dagwaarde is berekend. De gegevens waarom Vacando c.s. vraagt zijn echter al goeddeels op bladzijden 22 tot en met 24 van het rapport van Petermann vermeld. Bij die stand van zaken ziet de rechtbank voldoende aanleiding om uit te gaan van de door Eiltank genoemde dagwaarde en stelt zij de dagwaarde vast op € 39.450,-. Hoewel Vacando c.s. de dagwaarde niet alleen voor post 28 maar voor posten 23 tot en met 28 gezamenlijk hanteert, acht de rechtbank de kosten gevorderd onder posten 23 tot en met 27 die voornamelijk zien op demontage naast de dagwaarde toewijsbaar, nu niet weersproken is dat deze kosten daadwerkelijk door Eiltank zijn gemaakt en Vacando c.s. geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen het verricht zijn van die werkzaamheden dan wel de hoogte van deze kosten.
4.61.
Per saldo stelt de rechtbank posten 23 tot en met 28 als volgt vast:
  • post 23 demontage generatoren, boegschroefmotor € 3.884,64
  • post 24 verdere demontage generatoren € 340,00
  • post 25 demontage montage voor compleet schadebeeld en offerte € 4.142,99
  • post 26 controle krukassen € 2.489,30
  • post 27 eigen arbeid Reederei Jaegers hulp demontage € 2.651,19
  • post 28 herstel 1 x boogschroefmotor, 2 x generatormotoren
Totaal € 52.958,12
Post 31 zitdagen op de helling
4.62.
Eiltank vordert € 21.780,- voor de door de reparatiewerf berekende vergoeding voor 66 zitdagen op de helling tegen een bedrag van € 330,- per dag. Vacando c.s. erkent deze post tot (35 x € 330,- =) € 11.550,- op de grond dat [naam 12] , die de beste/goedkoopste inschrijving deed, uitging van 35 dagen zodat daarbij moet worden aangeknoopt.
4.63.
Eiltank heeft in reactie gesteld dat het schip voor de reparatie aan de tankschotten volledig opengesneden moest worden, zodat om veiligheidsredenen de werkzaamheden - waaronder de voor het repareren van de bulkhoofden/schotwanden noodzakelijke schoonmaakwerkzaamheden van de pektanks - aan land moesten worden uitgevoerd, maar dat het ontgassen en reinigen op de helling bij [naam 12] niet mogelijk was vanwege de woonwijk in de buurt. Daarom is gekozen voor Millingen, en ook omdat Millingen dichterbij Reederei Jaegers ligt. Eiltank stelt dat de met de keuze voor Millingen gepaard gaande extra kosten niet zijn meegenomen. Als de werkzaamheden op het water waren uitgevoerd dan waren bovendien extra kosten ontstaan door het opnieuw op de helling zetten van het schip en het inschakelen van een sleepboot. Ook had dit geleid tot extra tijdverlet, aldus Eiltank.
4.64.
Voor de beoordeling van de vraag of het door Eiltank gevorderde aantal zitdagen op de helling terecht is, is ook de reparatie van de bulkhoofden van belang. Het aantal van 66 zitdagen omvat immers de reparatie van de bulkhoofden. Hieronder bij posten 60 tot en met 71 zal de rechtbank concluderen dat de schade aan de bulkhoofden niet aan deze aanvaring wordt toegeschreven. Dat betekent dat de zitdagen gebruikt voor reparatie van de bulkhoofden in mindering strekken op de 66 zitdagen die Eiltank vordert. Eiltank heeft echter niet geconcretiseerd hoe lang de werkzaamheden aan de bulkhoofden hebben geduurd en dus hoeveel zitdagen/tijdverlet daarmee gemoeid waren. De rechtbank zal bij gebrek aan betere aankopingspunten dus uitgaan van de 35 zitdagen die volgens Vacando c.s. in ieder geval nodig waren voor reparatie van de aanvaringsschade. Zij stelt post 31 vast op € 11.550,-.
Post 41 controle boegschroefunit
4.65.
Eiltank vordert € 3.450,- voor de controle van de boegschroefunit, die zij voor die controle heeft laten uitbouwen.
Vacando c.s. betwist dat voor de controle van de boegschroefunit (type Verhaar) de uitbouw daarvan noodzakelijk was, omdat fabrikant Verhaar deze aan boord had kunnen controleren zoals zij heeft gedaan voor de boegschroefunit van [naam schip 2] (type Veth). Vacando c.s. erkent daarom kosten voor controle van de boegschroefunit, die zij op grond van haar eigen inschakeling van Verhaar begroot op € 242,50, en betwist het meerdere.
4.66.
Dat de boegschroefunit zonder uitbouw gecontroleerd had kunnen worden heeft Eiltank niet concreet betwist. Dat de uitbouw schade aan het licht heeft gebracht die aan deze aanvaring is toe te schrijven is ook niet gesteld of gebleken. Wel zijn er - zoals hieronder nog zal blijken - oudere schades nader onderzocht en was de uitbouw nuttig vanwege de algehele modernisering van de boegschroefinstallatie (zie 4.68 hieronder). Dat de kosten van de uitbouw aan Vacando c.s. in rekening worden gebracht, past niet bij het uitgangspunt dat de schadelijdende partij zoveel mogelijk in de positie moet worden gebracht waarin hij verkeerde voor het schadevoorval zich voordeed. Deze komen dan ook niet als schade in aanmerking.
4.67.
Eiltank heeft niet betwist dat deze post hoofdzakelijk bestaat uit kosten van uitbouw. Zij heeft niet inzichtelijk gemaakt hoeveel alleen de controle van de boegschroefunit zou kosten. Het door Vacando genoemde bedrag heeft zij niet als onjuist bestreden. De rechtbank begroot post 41 op het door Vacando c.s. genoemde bedrag van € 242,50.
Post 42 reparatie boegschroefunit
4.68.
Eiltank vordert € 48.950,- voor de reparatie van de boegschroefunit.
Vacando c.s. betwist dat door de aanvaring schade aan de boegschroefunit is toegebracht en dat deze schade € 48.950,- bedraagt.
Vacando c.s. stelt dat aan de gedemonteerde boegschroefunit zelf geen schade veroorzaakt door water of door de aanvaring is vastgesteld, maar alleen sporen van slijtage door gebruik en oude scheurvorming in de bovenhoek van de kanalen. Vanwege die scheurvorming, oude beschadigingen op de lagers en het niet meer goed dragen van de lagers moest de unit binnen een aantal jaar sowieso geheel uitgebouwd en gereviseerd worden. Vacando c.s. doet subsidiair een beroep op nieuw-voor-oud omdat de boegschroefunit geheel is omgebouwd, gemoderniseerd en geschikt gemaakt voor elektrische aandrijving.
4.69.
Door Vacando c.s. is zeer gemotiveerd betwist dat de reparatiekosten zien op schade die door de aanvaring is ontstaan. Het lag dan ook op de weg van Eiltank om, in reactie op het verweer van Vacando c.s., aannemelijk te maken dat de ontstane schade wel in causaal verband staat met de aanvaring. Nu Eiltank dit heeft nagelaten, vormt post 42 geen schade. De rechtbank stelt deze post vast op nihil.
Post 43 nieuwe sectie
4.70.
Eiltank vordert € 171.720,- voor werkzaamheden ter vervanging van de voorpiek (‘
flame-cutting, shredding and disposing of the entire forepeak between frames #187 and #188, making a new forepeak with all frames, profiles, brackets, chain lockers, etc., transport to the vessel, aligning and welding it to the existing hull). Daarvoor was 21.600 kg staal nodig.
Vacando c.s. heeft niet de werkzaamheden betwist maar wel de hoogte van het bedrag. Zij betoogt dat [naam 12] in de laagste offerte € 7,95 per kg staal had geoffreerd en dat de door Millingen berekende lastoeslag van 4 % per kg niet was afgesproken met Millingen, zodat Vacando c.s. slechts bereid is tot erkenning van (20.815 kg à € 7,95/kg =) € 165.479,25.
Eiltank heeft hier niet meer inhoudelijk op gereageerd. Daarmee is haar vordering voor het meerdere onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd, zodat de rechtbank post 43 vaststelt op het niet weersproken/erkende bedrag van € 165.479,25.
Post 47 vernieuwen elektra boegschroefruimte
4.71.
Eiltank vordert € 147.750,- voor, kort gezegd, het vernieuwen van de bedrading in de boegschroefruimte.
Vacando c.s. heeft de hoogte van deze schadepost betwist en aangevoerd dat een aftrek nieuw voor oud toegepast moet worden en dat de schade in redelijkheid moet worden begroot op 20% van de reparatiekosten van € 147.750,-, zijnde een bedrag van € 28.350,-.
Zij stelt dat 90% van alle bedrading in de boegschroef-ruimte en 60% van de inhoud van de elektrakasten dateert van de bouw van het schip in 1982 en de installatie sowieso binnen vijf jaar had moeten worden vervangen, zodat de reparatie tot een grote verbetering heeft geleid en slechts een klein deel daarvan als schade kan worden aangemerkt.
Eiltank heeft in reactie op het verweer aangevoerd dat de vernieuwing van de bedrading in de boegschroefruimte geen verbetering is, nu de bedrading goed functioneerde, er geen levensduur voor bedrading is en dus geen sprake is van een waardevermeerdering van het schip.
4.72.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat door de aanvaring schade is ontstaan aan de bedrading/elektra die in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt. Voor zover Vacando c.s. beoogt te stellen dat een aftrek wegens verbetering plaats moet vinden omdat het schip na reparatie beschikt over een nieuwe bedrading in de boegschroefruimte terwijl een aanzienlijk deel van de oude bedrading stamt uit 1982 en dus 42 jaar oud, wordt deze stelling verworpen. Er is geen sprake van een waardevermeerdering van het schip als geheel doordat er na reparatie een nieuwe bedrading in zit met een langere levensduur. Ook ingeval de levensduur van de bedrading die van het schip overstijgt, levert dat immers geen waardevermeerdering op van het schip als geheel.
Ook het verweer dat de bedrading ten tijde van de aanvaring al bijna aan vervanging toe was gaat niet op, nu de bedrading kennelijk behoorlijk functioneerde voorafgaand aan de aanvaring en vaststaat dat door de aanvaring de bedrading vervangen diende te worden.
De rechtbank acht daarom het gevorderde bedrag van € 147.750,- toerekenbaar aan de aanvaring en stelt post 47 daarop vast.
Post 48 vernieuwen elektrische componenten van de pompen etc.
4.73.
Eiltank vordert € 3.250,- voor onder meer het vervangen van de elektrische componenten van de pompen.
Omdat Eiltank de door Petermann zelf aangegeven aftrek nieuw voor oud van € 500,- niet in mindering heeft gebracht, erkent Vacando c.s. slechts € 2.750,- als schade.
4.74.
Eiltank heeft hierop niet meer inhoudelijk gereageerd en haar vordering voor het meerdere dus niet voldoende gemotiveerd gehandhaafd. De rechtbank stelt post 48 vast op € 2.750,-.
Post 49 nieuwe ankers met kettingen
4.75.
Eiltank vordert € 14.190,- voor twee nieuwe ankers met kettingen.
Omdat Eiltank de door Petermann zelf aangegeven aftrek nieuw voor oud van € 4.730,- niet in mindering heeft gebracht, erkent Vacando c.s. slechts € 9.365,40 als schade.
4.76.
Eiltank heeft hierop niet meer inhoudelijk gereageerd en haar vordering voor het meerdere dus niet voldoende gemotiveerd gehandhaafd. De rechtbank stelt post 49 vast op
€ 9.365,40.
Posten 60 tot en met 71 vernieuwen van delen van de bulkhoofden
4.77.
Eiltank vordert € 89.033,48 voor reparatie van de bulkhoofden/schotwanden.
Vacando c.s. betwist dat de deformering van de eindstoppingen en de bulkhoofden van de tanks in direct verband staat met de aanvaring. Vacando c.s. betwist dat dit zou volgen uit de de brief van Petermann van 12 mei 2023. Petermann geeft aan dat ladingtanks 3 en 5 waren beladen, en dat door de traagheid van het product in combinatie met de massa ervan de schotwanden
kunnenvervormen, maar dat is geen zekere vaststelling maar slechts een hypothese. Vacando c.s. meent dat de schotwanden al vervormd waren door de eerdere aanvaringen met [naam schip 3] en [naam schip 4] of door werking van de ladingtanks als gevolg van temperatuurverschillen. Vacando c.s. wijst er in dit verband op dat de deformaties zichtbaar zijn op de bij de klassevernieuwing in 2020 gemaakte 3D scans (bijlage 9 bij de brief van Petermann ), hetgeen betekent dat de deformaties al voor de aanvaring aanwezig waren. Van de afgebroken lassen bij de stoppers onder de tanks is bij de inspectie gebleken dat diverse lassen niet recent maar al eerder waren afgebroken, terwijl ook oudere lasreparaties zichtbaar waren die op oude schade duiden. De wel recent ogende breuken waren in dwarsrichting opgetreden en passen niet bij de impact in lengterichting die deze kop-op-kopaanvaring had. Aldus nog steeds Vacando c.s.
Dat - zoals Eiltank heeft gesteld - ook de deskundigen van de zijde van Vacando c.s. zouden hebben bevestigd dat de deformatie van de schotwanden in causaal verband met de aanvaring staat, heeft Vacando c.s. gemotiveerd en gedocumenteerd betwist. Vacando c.s. heeft daartoe onder meer een verklaring van [naam 13] (EOC) overgelegd.
4.78.
Op deze gemotiveerde betwisting door Vacando c.s., is Eiltank niet concreet ingegaan waarmee zij het gestelde causaal verband onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze schade niet uit deze aanvaring is voortgekomen. De posten 60 tot en met 71 zijn dus geen schade. Hieruit volgt dat hiervoor ook geen zitdagen of tijdverlet mogen worden berekend.
Slotsom ten aanzien van de cascoschade onder C
4.79.
In totaal stelt de rechtbank de cascoschade onder C (reparatiekosten) vast op
(€ 57.024,96. + € 52.958,12 + € 11.550,- + € 242,50 + € 165.479,25 + € 147.750,- +
€ 2.750,- + € 9.365,40 =) € 447.120,23.
Cascoschade onder D: inventaris (€ 1.850,-)
4.80.
Eiltank vordert € 1.850,-.voor schade aan de inventaris zoals omschreven in het rapport van Petermann bij posten 73 tot en met 78. Vacando c.s. heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank stelt de cascoschade onder D vast op € 1.850,-.
Cascoschade onder E: overwerk (€ 20.750,-)
4.81.
Eiltank vordert € 20.750,- voor gedurende de reparatieperiode verricht overwerk. Dit bedrag komt terug in het rapport van Petermann op bladzijde 16 en in de factuur van Shipyard Millingen B.V. Vacando c.s. is niet op deze post ingegaan. De rechtbank stelt deze post als onbestreden vast op € 20.750,-.
II.
Tijdverlet (€ 480.500,-)
4.82.
Eiltank vordert 124 dagen tijdverlet à € 3.875 = € 480.500,-, Dat bedrag wordt betwist door Vacando c.s.
Vacando c.s. berekent het tijdverlet op 56 kalenderdagen: 62 kalenderdagen (de periode 24 augustus tot 25 oktober 2021) minus de 6 dagen (periode 30 augustus tot 6 september 2021) die zijn benut voor het schoonmaken van de ladingtanks. De berekening van een verletperiode van datum aanvaring tot 25 oktober 2021 baseert Vacando c.s. op de aanbieding van [naam 12] , die destijds mededeelde te kunnen starten op 6 september 2021 en 34 werkdagen/49 kalenderdagen nodig zou hebben gehad. Bij het kiezen voor de beste inschrijving en het alleen repareren van de aanvaringschade was het schip dus vanaf 25 oktober 2021 weer in de vaart geweest, betoogt Vacando c.s.
Vacando c.s. voert aan dat Eiltank bovendien ook andere werkzaamheden heeft laten uitvoeren, zoals het schoonmaken van de ladingtanks, reparatie van de bulkhoofden, uit- en inbouw van de boegschroefunit en dat de werkzaamheden aan de elektrische installatie zijn uitgelopen door de modificatie van de boegschroefinstallatie welk tijdverlet niet aan de aanvaring kan worden toegeschreven. Vacando c.s. wijst erop dat Petermann in haar rapport zelf aangeeft dat door reparatie van de door de aanvaring veroorzaakte schade maar 64 werkdagen tijdverlet is veroorzaakt.
4.83.
Gelet op die mededeling van Petermann en het verrichten van divers werk dat niet aan de aanvaring valt toe te schrijven of waarvoor geen vergoeding ten laste van Vacando c.s. kan worden bepaald, berekent Eiltank inderdaad ten onrechte het tijdverlet over de gehele periode dat het schip vanaf de aanvaring uit de vaart is geweest. Het tijdverlet dat gepaard ging met de diverse posten - zoals de schade aan de bulkhoofden die niet voor vergoeding in aanmerking komen - is niet door Eiltank gespecificeerd.
De rechtbank stelt het aantal dagen tijdverlet daarom bij gebrek aan betere aanknopingspunten vast op 62 kalenderdagen, zoals geoffreerd door [naam 12] in de beste inschrijving. Voor een aftrek van zes dagen voor schoonmaakkosten zoals door Vacando c.s. bepleit ziet de rechtbank geen aanleiding, nu de relevante periode van 30 augustus 2021 tot 6 september 2021 die Vacando c.s. hanteert, valt voor de eerste dag dat [naam 12] aan het schip zou zijn gaan werken. Vacando c.s. heeft haar verweer tegen het dagbedrag van € 3.875,- ter zitting laten varen, zodat de rechtbank per saldo 62 x € 3.875,- = € 240.250,- aan tijdverletschade vaststelt.
III.
Expertisekosten (€ 51.871,-)
4.84.
Eiltank vordert € 12.314,- voor expertisekosten gemaakt in verband met de opname van schade aan [naam schip 2] . Vacando c.s. erkent deze kosten mits Eiltank de expertisekosten van Vacando c.s. voor opname van schade aan [naam schip 2] (ter hoogte van € 12.792,58) ook erkent. Dat heeft Eiltank gedaan zodat de rechtbank deze kosten vaststelt op € 12.314,-.
4.85.
Eiltank vordert € 39.557,- voor expertisekosten gemaakt voor de opname van schade aan [naam schip 1] .
Vacando c.s. betwist deze voor zover deze haar eigen kosten terzake, groot € 14.417,63, overschrijden. Zij vindt met name de 174 uur ‘bureautijd’ van € 23.557,50 en ‘Pauschale für Büroaufwand Innendienst’ van € 3.728,- buitenproportioneel, niet onderbouwd en niet nodig voor het begroten of vaststellen van de schade of aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
Eiltank heeft ter onderbouwing een urenspecificatie overgelegd (bijlage 11 bij de brief van Petermann van 15 mei 2023). In deze specificatie is geconcretiseerd wanneer welke werkzaamheden zijn besteed, hoeveel uur daaraan is besteed en door welke werknemer van Petermann .
Daarmee heeft Eiltank de kosten afdoende onderbouwd. Dat de (buitenlandse) expert van de partij op wie in de procedure de bewijslast rust wat betreft de te vorderen schade meer werk heeft en meer kosten maakt dan de expert van de partij die moet reageren op een reeds gemaakte schadebegroting komt de rechtbank niet onlogisch voor, en tussen werkwijzen en tarieven bestaan nu eenmaal verschillen. De rechtbank stelt deze expertisekosten vast op
€ 39.557,-.
4.86.
In totaal stelt de rechtbank voor expertisekosten dus een bedrag van € 51.871,- vast.
IV.
Reparatieverzekering (€ 15.267,96)
4.87.
Eiltank vordert na vermindering van eis € 15.267,96 voor kosten van een voor haar afgesloten reparatieverzekering.
Vacando c.s. betwist dat een aanvullende verzekering nodig was omdat schade aan het schip die door reparatiewerkzaamheden op de werf ontstaat normaal gesproken is gedekt onder de cascopolis voor het schip, terwijl de aansprakelijkheid van de werf verzekerd pleegt te zijn onder een werfaansprakelijkheidspolis. Vacando c.s. betwist dat de premie ten laste van Eiltank of Reederei Jaegers is gekomen. Zij voert ook aan dat in het bedrag volgens het rapport van Petermann BTW is begrepen terwijl dat geen schade oplevert omdat deze verrekenbaar is voor Eiltank. Zij vindt dat deze kosten het gevolg zijn van de eigen beslissing van Eiltank om niet voor de voordeligste aanbieder maar voor Shipyard Millingen B.V. te kiezen.
4.88.
Eiltank heeft in reactie toegelicht dat Reederei Jaegers op aanraden van haar verzekeringsmakelaar die verzekering heeft afgesloten omdat werfschade niet door haar cascoverzekering wordt vergoed en de door de Nederlandse werven gehanteerde algemene voorwaarden schadevergoeding voor schade toegebracht door de werf uitsluiten. Eiltank heeft dit onderbouwd met een e-mail van Egon Segieth van Karl Köllner GmbH van 8 mei 2023 en met de nota ‘F21-227’ van Shipyard Millingen van 23 december 2021, waarmee
€ 15.267,96 in rekening wordt gebracht voor ‘
kosten verzekering SAA Bau-Risikoversicherung’.
4.89.
Aan de niet gemotiveerde of onderbouwde suggestie dat deze kosten niet zouden zijn gemaakt indien het schip bij [naam 12] zou zijn gerepareerd, gaat de rechtbank voorbij. Datzelfde geldt voor het BTW-argument, omdat uit de factuur van Shipyard Millingen B.V. niet blijkt dat over de verzekeringskosten BTW is berekend zodat de rechtbank aanneemt dat het rapport van Petermann (bladzijde 24) op dit punt een vergissing bevat, zoals ook de vergissing in het aanvankelijk opgevoerde bedrag die Eiltank bij eiswijziging heeft gecorrigeerd.
Nu Vacando c.s. niet heeft weersproken en het de rechtbank ambtshalve bekend is dat scheepswerven hun aansprakelijkheid plegen uit te sluiten met een beroep op exoneraties in de door hen gehanteerde werfvoorwaarden, uit de nota blijkt dat de kosten in rekening zijn gebracht bij Eiltank/Reederei Jaegers, de kosten zijn gemaakt als gevolg van de aanvaring, Vacando c.s. de hoogte van de kosten niet heeft betwist en de rechtbank deze in redelijke verhouding vindt staan tot de omvang van de risico’s, stelt de rechtbank deze post vast op
€ 15.267,96.
V.
Schade scheepsauto (€ 1.000,-)
4.90.
Eiltank vordert € 1.000,- wegens schade aan de scheepsauto. Vacando c.s. betwist de schadepost niet, maar voert aan dat niet gebleken is dat deze schade voor rekening van Eiltank is gekomen.
Eiltank heeft zich beroepen op lastgeving door [naam 1] , eigenaar van de scheepsauto, en de door hem verstrekte lastgeving overgelegd. De rechtbank acht dit afdoende en stelt deze post vast op € 1.000,-.
Conclusie over de schade van Eiltank en toepassing van de schuldverdeling
4.91.
Samenvattend stelt de rechtbank de schade van Eiltank als volgt vast:
I. cascoschade € 526.203,68
A. --
B. € 56.483,45
C. €447.120,23
D. € 1.850,--
E. € 20.750,--.
II. tijdverlet € 240.250,--
III. expertisekosten € 51.871,--
IV. reparatieverzekering € 15.267,96
V.
scheepsauto € 1.000,-- +
Totaal € 834.592,64
4.92.
Gelet op de schuldverdeling 80-20 ten nadele van [naam schip 2] is Vacando c.s. jegens Eiltank gehouden tot vergoeding van 80% van deze schade, gelijk aan € 667.674,11.
Het beroep op verrekening en de over en weer verschuldigde rente
4.93.
Vacando c.s. heeft zich beroepen op verrekening met haar eigen vordering op Eiltank terzake van de schade die door de aanvaring is ontstaan aan [naam schip 2] . De rechtbank zal daarom nu de schade aan [naam schip 2] vaststellen, daarop de schuldverdeling toepassen en verrekenen. Pas daarna komen de nevenvorderingen van Eiltank tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de orde.
4.94.
Eiltank vordert wettelijke rente over alle onderdelen van haar hoofdvordering vanaf 23 augustus 2021, de dag van de aanvaring.
Vacando c.s. betwist dat dit juist is voor de gederfde huur maar is bereid om ook daarvoor - en dus het geheel - uit te gaan van 23 augustus 2021 mits dit dan ook geldt voor de tegenvorderingen van Vacando c.s.
Tegen dit voorstel heeft Eiltank geen bezwaar gemaakt. De rechtbank zal dit volgen en uitgaan van 23 augustus 2021 als ingangsdatum voor de wettelijke rente over de over en weer verschuldigde hoofdsommen. Dat betekent dat in het kader van de verrekening geen belang bestaat bij het doorrekenen van over en weer tot op het moment van verrekening verschenen rente, omdat de vorderingen tot het gezamenlijk beloop door de verrekening tenietgaan en de rente aan beide zijden tot dat gezamenlijk beloop even groot is.
4.95.
De rechtbank stelt voor de goede orde vast dat het Vacando c.s. is die een beroep op verrekening doet, met de kennelijke strekking dat zij ook vorderingen die Eiltank als lasthebber instelt wenst te verrekenen met tegenvorderingen die zij op Eiltank heeft, al dan niet in de hoedanigheid van lasthebber van haar (voor sommige schadeposten gesubrogeerd) verzekeraar EOC. Nu Eiltank daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, zal de rechtbank bij de verrekening geen onderscheid maken - en zij is daar ook overigens niet volledig toe in staat - tussen de vorderingen die in het vermogen van Eiltank of Vacando c.s. zelf vallen en de vorderingen die in het vermogen van een van hun lastgevers vallen.
De schade van Vacando c.s.
Reparatiekosten
4.96.
Vacando c.s. stelt € 375.898,76, aan reparatiekosten te hebben gemaakt. Tussen partijen bestaat geen geschil meer over de hoogte van deze kosten, zodat de rechtbank deze vaststelt op € 375.898,76.
Kosten doortransport
4.97.
Vacando c.s. stelt € 11.893,56 aan kosten overslag en doortransport te hebben gemaakt. Zij stelt dat de lading van [naam schip 2] na de aanvaring moest worden overgeslagen in een ander schip ( [naam schip 7] ) en moest worden doorgetransporteerd.
Eiltank heeft als verweer aangevoerd dat deze kosten normaal gesproken worden verdeeld tussen het schadelijdende schip en het schip dat de lading verder vervoert.
Vacando c.s. heeft in reactie toegelicht dat het doortransport door [naam schip 7] niet in opdracht van Vacando c.s. maar in opdracht van Burando Barging B.V. (hierna: Burando) is uitgevoerd en integraal aan Vacando c.s. in rekening is gebracht, hetgeen zij onderbouwt met een factuur van Burando (nummer 20212954 d.d. 31 augustus 2021, productie 35). Uit de factuur blijkt dat [naam schip 7] voor het vervoer vanaf [naam schip 2] (in Dordrecht) naar de losplaats in Gent een vracht groot € 11.893.56 heeft berekend. Vacando c.s. heeft nader toegelicht dat deze vracht alleen zag op het traject Dordrecht/Gent en niet op het voortraject Rotterdam/Dordrecht. Er was dus geen grond voor verdeling van de vracht voor het tweede traject tussen [naam schip 2] en [naam schip 7] , aldus Vacando c.s.
Eiltank heeft dit niet meer weersproken.
De rechtbank stelt deze schade, nu gebleken is dat Vacando c.s. deze kosten heeft voldaan en Eiltank de hoogte verder niet gemotiveerd betwist, vast op € 11.893,56.
Tijdverlet
4.98.
Vacando c.s. stelt na enige correcties (in haar brief van 1 juni 2023 en productie 33A) dat zij tijdverletschade groot € 272.691,57 heeft geleden.
Zij neemt tot uitgangspunt dat [naam schip 2] na de aanvaring op 23 augustus 2021 tot op 27 oktober 2021 is gerepareerd en op 28 oktober 2021 weer in de vaart kwam. Zij stelt dat het schip tot en met 30 augustus 2021 in tijdbevrachting voer en per 1 september 2023 in de vrije vaart zou gaan. Zij rekent 7 stilligdagen tot en met 30 augustus 2021 en 57 stilligdagen voor de periode van 1 september tot en met 27 oktober 2021. Vacando c.s. betrekt 31 augustus 2021 niet in haar berekeningen en zij vordert daar ook niets voor. De rechtbank laat die dag dus verder buiten beschouwing.
4.99.
Eiltank betwist de duur van het tijdverlet. Zij stelt dat uitgegaan moet worden van de 32 door reparatiewerf Asto overeengekomen werkdagen, nu niet is gebleken van significante extra uitgaven. Mocht de rechtbank de gevorderde tijdverletperiode van 1 september tot en met 28 oktober 2021 redelijk vinden dan verzoekt Eiltank om de met Asto overeengekomen vertragingsboete van € 1.600,- per kalenderdag in mindering te brengen op de tijdverletschade.
De rechtbank gaat met Vacando c.s. uit van een verlet van in totaal 64 dagen. Dat de reparatiewerf de overeengekomen 32 werkdagen niet heeft gehaald, maakt niet dat het schip eerder dan op 27 oktober 2021 gereed was. De werf heeft 16 dagen extra tijd nodig gehad. De rechtbank zal echter voor die 16 extra dagen de met Asto overeengekomen boete van € 1.600,- per kalenderdag in mindering brengen op de verletschade, zoals door Eiltank verzocht en ook door Vacando c.s. gesuggereerd.
4.100. Dat de Vacando c.s. tot en met 30 augustus 2021 in tijdbevrachting voer voor Burando tegen een dagbedrag van € 3.200,- is (na correctie van een aanvankelijk te hoog dagbedrag) niet meer in geschil. Nadat Eiltank heeft betwist dat de overeenkomst per die datum was beëindigd en daarover stukken opvroeg, heeft Vacando c.s. Whatsapp communicatie overgelegd waaruit een beëindiging kan worden afgeleid en medegedeeld dat er behalve de reeds overgelegde summiere informatie geen schriftelijke overeenkomst bestaat. Daarna heeft Eiltank haar verweer niet gemotiveerd gehandhaafd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de tijdbevrachting eindigde per 30 augustus 2021. Het over deze periode geleden tijdverlet bedraagt aldus 7 x € 3.200,- = € 22.400,-.
4.101. Vacando c.s. rekent voor de periode van 1 september tot en met 27 oktober 2021 met een dagbedrag van € 4.391,08. Zij baseert dit - na correctie en onder overlegging van ondersteunende bescheiden - op de besomming die is gerealiseerd in de drie maanden na het einde van de reparatieperiode (inclusief de door haar ontvangen gasolievergoedingen voor de stookkosten) bruto groot € 467.944 en netto groot € 421.543,69. Zij stelt dat deze methode beter past bij het vaststellen van de werkelijke verletschade dan de gebruikelijke methode, het middelen van de opbrengsten in de periode van drie maanden voor de aanvaring en drie maanden na de reparatie.
4.102. Eiltank vindt dat de verletschade moet worden berekend onder toepassing van de gebruikelijke methode. Zij berekent het gemiddeld dagbedrag in de drie maanden na reparatie op € 4.390,99 en neemt voor de drie maanden voor het ongeval het dagbedrag dat Burando betaalde, € 3.200,-. Volgens die methode bedraagt volgens Eiltank het netto dagbedrag € 3.795,49.
4.103. In de brief van 1 juni 2023 is namens Vacando c.s. erkend dat in de drie maanden voor/na methode het dagbedrag van € 3.795,49 correct is uitgerekend. Nu ook ter zitting door Vacando c.s. is aangegeven dat men het over de dagbedragen eens is geworden, trekt de rechtbank de conclusie dat Vacando c.s. het ook eens is met Eiltanks berekening van € 4.390,99 als dagbedrag voor de drie maanden na reparatie.
4.104. De rechtbank zal de gebruikelijke drie maanden voor/na methode hanteren. Hoewel Vacando c.s. gedetailleerd en gedocumenteerd haar gederfde inkomsten over de drie maanden na reparatie heeft uiteengezet, licht zij onvoldoende toe waarom haar inkomsten van eind oktober 2021 tot begin februari 2022 maatgevend zijn voor hetgeen tijdens de verletperiode zou zijn verdiend indien de aanvaring was uitgebleven. Dat de lopende bevrachting zeven dagen na de aanvaring zou aflopen en dat het schip in de vrije vaart zou gaan, wil niet zeggen dat per 1 september 2021 evenveel vraag was naar het schip en de tarieven even hoog waren als vanaf eind oktober. Uit de Whatsapp correspondentie van 17 augustus 2021 die in de brief van 1 juni 2023 is gekopieerd komt naar voren dat Vacando c.s. op dat moment nog dacht dat de charter zou worden verlengd en dat het laatste woord nog niet definitief was gesproken. Dat Vacando c.s. enige opstarttijd nodig had voor hoge inkomsten in de vrije vaart is daarom niet uit te sluiten.
De rechtbank zal dus voor de 57 stilligdagen in september en oktober rekenen met € 3.795,49 per dag = € 216.342,93.
4.105. De rechtbank stelt per saldo vast als tijdverletschade:
- tot en met 30 augustus 2021 7 x € 3.200,- per dag € 22.400,--
- 1 september tot en met 27 oktober 2021 57 x € 3.795,49 per dag
€ 216.342,93 +
subtotaal € 238.742,93
- aftrek boete Asto 16 x € 1.600,- per dag
€ 25.600,-- -
€ 213.142,93.
Expertisekosten
4.106. Vacando c.s. vordert de door haar of EOC gemaakte expertisekosten van in totaal € 26.210,21, te splitsen in € 12.792,58 (opname [naam schip 2] ) en € 13.417,63 (opname [naam schip 1] ). Eiltank heeft deze vorderingen niet, althans voldoende gemotiveerd, weersproken zodat de rechtbank deze post vaststelt op € 26.210,21.
Conclusie over de schade van Vacando c.s. en toepassing van de schuldverdeling
Samenvattend stelt de rechtbank de schade van Vacando c.s. als volgt vast:
- reparatiekosten € 375.898,76
- kosten doortransport € 11.893,56
- tijdverlet € 213.142,93
- expertisekosten
€ 26.210,21 +
Totaal € 627.145,46
4.107. Gelet op de schuldverdeling 80-20 ten gunste van [naam schip 1] is Eiltank jegens Vacando c.s. gehouden tot vergoeding van 20% van deze schade, gelijk aan € 125.429,09.
4.108. Hierover is rente verschuldigd vanaf de dag van de aanvaring (zie r.o. 4.94).
Saldo van de verrekening
4.109. Het vorenstaande betekent dat de vorderingen over en weer tot het gezamenlijk beloop van € 125.429,09 teniet gaan. Per saldo heeft Eiltank in hoofdsom nog € 542.245,02 van Vacando c.s. te vorderen.
Het oordeel over de vorderingen van Eiltank in de hoofdzaak in conventie
4.110. De rechtbank zal aan hoofdsom toewijzen € 542.245,02 en ook de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover toewijzen vanaf 23 augustus 2021.
4.111. Eiltank vordert nog € 6.775,- aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Eiltank stelt in dit verband dat haar advocaat met de advocaat en verzekeraars van Vacando c.s. herhaaldelijk heeft gecorrespondeerd en gesproken over het treffen van een buitengerechtelijke schikking. Eiltank wijst daarbij op tussen de advocaten gewisselde emails in de periode van kort gezegd 7 december 2022 tot en met 24 januari 2023.
Vacando c.s. heeft gemotiveerd betwist dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht.
De rechtbank zal deze vordering afwijzen, nu de door Eiltank opgesomde werkzaamheden zijn verricht na het uitbrengen van de dagvaarding en daarom niet kwalificeren als buitengerechtelijke werkzaamheden. Andere buitengerechtelijke werkzaamheden zijn niet gesteld of gebleken.
De vorderingen in incident en de proceskostenvordering komen hieronder nog aan de orde.
Het oordeel over de vorderingen van Vacando c.s. in de hoofdzaak in reconventie
4.112. Vacando c.s. vordert een verklaring voor recht die niet strookt met de door de rechtbank bepaalde schuldverdeling. Daarom zal die vordering - in reconventie - worden afgewezen.
4.113. Deze vordering is kennelijk bij vergissing ook als vordering in conventie geformuleerd. Vacando c.s. kan niet als gedaagde in conventie een vordering in de hoofdzaak instellen, dat kan zij alleen doen als eiseres in reconventie.
4.114. Om dezelfde reden kan de rechtbank niet de in conventie door Vacando c.s. verlangde verklaring voor recht over de schade aan [naam schip 1] geven. In reconventie is geen vordering van die strekking ingesteld. Het komt de rechtbank voor dat dit geen gevolgen heeft voor Vacando c.s. omdat de schade aan dat schip wel in de overwegingen van dit vonnis is vastgesteld.
4.115. De vordering tot betaling van geldsommen moet worden afgewezen, nu deze vordering - voor zover de rechtbank deze toewijsbaar heeft geoordeeld - reeds is tenietgegaan doordat deze is verrekend met de grotere vordering van Eiltank (zie 4.109).
4.116. De vordering tot vergoeding van proceskosten komt hieronder aan de orde.
in de incidenten
De vordering ex artikel 843a Rv van Eiltank
4.117. Eiltank verzoekt - na eisvermindering - slechts nog om overlegging van de vrachtdocumenten ten aanzien van de overgeslagen lading.
4.118. Een vordering tot afschrift van of inzage in bescheiden is slechts toewijsbaar indien aan de drie in het eerste lid van artikel 843a Rv genoemde voorwaarden is voldaan. Dat wil zeggen dat:
a. de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, een rechtmatig belang heeft bij afschrift of inzage daarvan,
b. de vordering betrekking heeft op bepaalde bescheiden, en
c. de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij degene die afschrift of inzage vordert partij is.
4.119. Gelet op hetgeen onder 4.97 over het doortransport met [naam schip 7] in opdracht van Burando is overwogen, beschouwt de rechtbank de gevraagde documenten niet als bescheiden die een rechtbetrekking betreffen waarbij Eiltank partij is, terwijl ook onzeker is of Vacando c.s. over de gezochte documenten beschikt. Nadat Vacando c.s. een aantal stukken over dit doortransport heeft overgelegd heeft Eiltank deze vordering ook niet meer gemotiveerd gehandhaafd.
De rechtbank zal de vordering om deze redenen afwijzen.
De vordering ex artikel 843a Rv van Vacando c.s.
4.120. Vacando c.s. vordert nog i) overlegging van de reis- en ladinggegevens en documenten van [naam schip 1] van een jaar voor de aanvaring (23 augustus 2021) en drie maanden na de voltooiing van de de reparaties (27 december 2021), ii) de offertes van ATM, Jongen en Van Hamburg voor de direct na de aanvaring verrichte schoonmaakwerkzaamheden en de verdere met deze partijen gevoerde correspondentie daarover en iii.) de expertiserapporten van haar expert Petermann met betrekking tot de eerdere aanvaringen van [naam schip 1] met respectievelijk [naam schip 3] (op 8 november 2018) en [naam schip 4] (op 10 november 2020) en v) bescheiden aangaande de verzekeringsrelatie en de schadeafrekeningen van verzekeraars.
4.121. Vacando c.s. heeft met betrekking tot de onder i.) gevorderde bescheiden ter zitting toegelicht dat zij graag wil weten welk product in de tanks zat en of er een productwissel heeft plaatsgevonden en met betrekking tot de onder ii) gevorderde bescheiden of de schoonmaakwerkzaamheden al gepland stonden.
Wat betreft de onder iii) gevorderde bescheiden heeft Vacando c.s. toegelicht behoefte te hebben aan deze informatie, omdat zij meent dat bij die aanvaringen ook schades waren ontstaan buiten de ladingzone voor de reparatie waarvan de ladingtanks niet schoongemaakt hoefden te worden. Dit zou volgens Vacando c.s. aantonen dat het schoonmaken niet nodig was en niet in oorzakelijk verband stond met de aanvaring.
Gelet op de door de rechtbank gegeven oordelen over de aanleiding tot de schoonmaak en het begroten van die schoonmaakkosten op nihil, ziet de rechtbank geen voldoende belang meer bij deze vorderingen. Zij zal deze afwijzen.
4.122. Wat betreft de door Vacando c.s. onder v.) gevorderde bescheiden die - kort gezegd - zien op de relatie met de verzekeraar komt het de rechtbank voor dat de gevraagde documenten geen bescheiden zijn over een rechtsbetrekking waarbij Vacando c.s. partij is. Onzeker is ook of Eiltank (zelf), de verweerster in het incident, deze bescheiden tot haar beschikking heeft. Daarbij komt dat het belang van Vacando c.s. erin is gelegen niet zozeer om over verloren gegane stukken te kunnen beschikken, maar vooral om te zien of de verlangde bescheiden haar extra ammunitie kunnen geven voor het bestrijden van de standpunten van Eiltank. De rechtbank acht dit niet de strekking van artikel 843a Rv - de bewijslast rust op de eiseres en als deze onvoldoende bewijsmiddelen overlegt, zal de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij juist acht, bijvoorbeeld het gevorderde afwijzen of slechts tot een lager bedrag toewijzen. Ook deze vordering zal de rechtbank afwijzen.
Proceskosten
4.123. De rechtbank ziet geen aanleiding om vergoedingen voor proceskosten toe te kennen voor de twee incidenten, omdat beide incidentele vorderingen worden afgewezen en de vergoedingen over en weer tegen elkaar zouden wegvallen.
4.124. In conventie zal Vacando c.s., als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Eiltank, berekend op grond van het toegewezen bedrag. Deze worden bepaald op:
- dagvaarding € 118,57
- griffierecht € 8.519,00
- salaris advocaat € 6.826,00 (2 punten x € 3.413,-, tarief VII)
- nakosten
€ 271,00(plus de verhoging zoals vermeld in
de beslissing)
Totaal € 15.734,57
4.125. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.126. In reconventie zal Vacando c.s. als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Eiltank, die tegen halve punten worden begroot op € 3.413,-, (0,5 x 2 punten x € 3.413,-, tarief VII) aan salaris voor de advocaat.
4.127. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in reconventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Vacando c.s. om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Eiltank te betalen een bedrag van € 542.245,02, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 augustus 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Vacando c.s. in de kosten van de procedure van € 15.734,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Vacando c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Vacando c.s. € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt Vacando c.s. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt Vacando c.s. in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Eiltank bepaald op € 3.413,-;
5.7.
veroordeelt Vacando c.s. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in conventie en in reconventie
5.8.
verklaart dit vonnis, wat de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp, mr. C. Sikkel en mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.
(1182)/1885/1573/2054