Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde,
- veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 67.500,-.
4.Waardering van het bewijs
wetenschapbestond met betrekking tot de aanwezigheid van asbest op het moment waarop de verwijderingswerkzaamheden plaatsvonden. Als die wetenschap op dat moment ontbrak, kan volgens de verdediging van opzet geen sprake zijn.
De vraag is of [naam 2] op dat moment anders had moeten handelen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. [naam 2] was er op dat moment al door [naam 3] op gewezen dat het onbekende materiaal verdacht was en zou worden onderzocht. Bij [naam 2] hadden toen alle alarmbellen moeten afgaan. Het woord ‘verdacht’ duidt er immers op dat het om mogelijk schadelijk materiaal ging, zeker in combinatie met de mededeling dat dit verdachte materiaal nog zou worden onderzocht. Daarnaast was het ook in 2016 een feit van algemene bekendheid dat in de jaren 1974/1975, toen de tunnel werd gebouwd en gerepareerd, in bouwwerken veelvuldig asbest werd gebruikt. Zo is in de wetsgeschiedenis bij het Asbestverwijderingsbesluit 2005 opgenomen:
“Ook zijn tot 1994 op grote schaal asbest en asbesthoudende producten toegepast bij de verbouwing, aanpassing, reparatie of renovatie van bouwwerken en objecten. Voorbeelden daarvan zijn het aanleggen van leidingwerk met asbestisolatie of aanpassing van rookkanalen, waarbij asbest is toegepast. Deze aanpassingen zijn veelal niet vastgelegd in de originele bouwbestekken of andere schriftelijke bescheiden maar worden bij een asbestinventarisatie wel in beeld gebracht”. [1] Daarnaast kon, ook in de ten laste gelegde periode, met een eenvoudige zoekslag op internet op het woord “asbest” er achter gekomen worden dat vanaf 1945 tot in de jaren tachtig veelvuldig gebruik is gemaakt van asbest in gebouwen, woningen en installaties. Dat geldt niet alleen voor bouwwerken met een agrarische bestemming, zoals de verdediging lijkt te hebben betoogd. Dezelfde zoekslag leert dat “hechtgebonden asbest [vast] zit (…) in een ander materiaal (meestal cement). Dat kun je laten zitten zolang het niet beschadigd is. Denk aan wandplaten en buizen voor riool,- gas- en waterleiding.” Dat er in bouwwerken die zijn gebouwd vóór 1993 zich asbesthoudende materialen kunnen bevinden, is aldus informatie die ieder van de rechtstreeks betrokkenen geacht moet worden te kennen, of die zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen is te achterhalen. [2]
nlijk 4.53a van het
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte rechtspersoon
7.Motivering straf
8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
geldboete van € 30.000,00 (dertigduizend euro);
€ 15.000,00 (vijftienduizend euro)niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
2 jaren;
benadeelde partijen [naam 7], [naam 8] en [naam 9]niet-ontvankelijk in de vordering,
benadeelde partij [naam 5], te betalen een bedrag van
€ 750,-(zegge: zevenhonderdvijftig euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam 5] te betalen
€ 750,-(zegge: zevenhonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
benadeelde partij [naam 6], te betalen een bedrag van
€ 750,-(zegge: zevenhonderdvijftig euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam 6] te betalen
€ 750,-(zegge: zevenhonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
benadeelde partij [naam 10], te betalen een bedrag van
€ 10.669,30(zegge: tienduizend zeshonderdnegenenzestig euro en dertig eurocent), bestaande uit € 5.000,- aan immateriële schade, en € 5.669,30 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam 10] te betalen
€ 10.669,30(zegge: tienduizend zeshonderdnegenenzestig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;