ECLI:NL:RBROT:2024:11181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 5049
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen terugvordering studiefinanciering

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen de terugvordering van studiefinanciering beoordeeld. Eiseres had op 10 januari 2024 een bezwaarschrift ingediend tegen beslissingen van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die studiefinanciering had teruggevorderd vanwege meerinkomen. De minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk met een besluit van 15 februari 2024. Eiseres stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege persoonlijke omstandigheden, waaronder psychische problemen en marginale huisvesting. De rechtbank oordeelde echter dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift aan eiseres kon worden toegerekend. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar in stand bleef. Eiseres kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5049

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2024 in de zaak tussen

[naam] uit [woonplaats] , eiseres

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: D.M.C. Zijlstra-Cuiper).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaar.
1.1.
Eiseres heeft op 10 januari 2024 een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissingen, waarbij de minister studiefinanciering heeft teruggevorderd in verband met meerinkomen, van:
- 03 maart 2020 met kenmerk 0064742715;
- 10 maart 2021 met kenmerk 0091425432;
- 30 maart 2022 met kenmerk 0094250646;
- 28 maart 2023 met kenmerk 0119337160.
1.2.
Met het bestreden besluit van 15 februari 2024 heeft de minister het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en namens de minister mr. G.J.M. Naber.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister het bezwaarschrift van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Was het bezwaarschrift te laat?
5. Niet in geschil is dat eiseres te laat bezwaar heeft gemaakt. Eiseres heeft het bezwaarschrift pas op 10 januari 2024 ingediend zodat er sprake is van een aanzienlijke termijnoverschrijding.
Is de termijnoverschrijding verschoonbaar?
6. De vraag die de rechtbank in geval van een termijnoverschrijding moet beantwoorden, is of “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest”. Daarvoor moet de rechtbank eerst beoordelen of het te laat indienen van het bezwaarschrift aan eiseres kan worden toegerekend. Kan de termijnoverschrijding niet aan eiseres worden toegerekend, dan moet de rechtbank vervolgens beoordelen of zij het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. Is dat het geval, dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar (zie de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31).
Kan het te laat indienen van het bezwaarschrift aan eiseres worden toegerekend?
7. Het niet tijdig indienen van een bezwaar- of beroepschrift kan niet aan eiseres worden toegerekend als haar daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Dat is in elk geval zo wanneer moet worden vastgesteld dat er een duidelijke verhindering voor eiseres was om tijdig bezwaar te maken.
7.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Eiseres betoogt dat er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden en zij stelt in dit kader dat ze in zeer moeilijke psychische en sociale omstandigheden verkeerde. Ze leefde perioden in marginale huisvesting. Eiseres zat in de overleefstand. Eiseres kon niet tijdig reageren op de beslissingen door deze zware periode. Eiseres stelt nog steeds niet de gewenste stabiliteit in haar leven te hebben. Eiseres stelt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk het bezwaarschrift op 10 januari 2024 te hebben ingediend. Dat eiseres geen vast woonadres heeft, maakt dat zij haar berichten niet tijdig kon lezen.
7.2.
Op grond van voornoemde uitspraak wordt bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening dan voorheen gehouden met bijzondere omstandigheden. Bij bijzondere omstandigheden kan het gaan om persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van diens naasten, of om externe omstandigheden, zoals een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf of een brand in de woning of in een bedrijfspand. Daarnaast kan niet tijdig indienen van een bezwaar- of beroepschrift niet aan de indiener worden toegerekend als deze daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. De door eiseres beschreven omstandigheden wijzen niet op persoonlijke of externe omstandigheden zoals omschreven in voornoemde uitspraak. Eiseres heeft haar betoog ook niet onderbouwd met (medische) stukken, wat op haar weg had gelegen nu de minister haar betoog gemotiveerd heeft betwist. In dit kader wordt meegewogen dat eiseres ondanks de door haar geschetste situatie een juridische opleiding heeft voltooid en dat zij naast haar studie aanzienlijke bijverdiensten had. Verder blijkt uit de door de minister overgelegde schermprinten dat eiseres de beslissingen van 3 maart 2020 en 10 maart 2021 tijdig heeft gelezen om tijdig bezwaar te kunnen maken. Uit de stukken blijkt ook dat eiseres aanvankelijk de beslissingen via Mijn Duo ontving, maar dat zij er op 11 maart 2021 voor heeft gekozen om verzending voortaan via de post te laten plaatsvinden.
8. De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift aan eiseres kan worden toegerekend en oordeelt gelet hierop dat niet is komen vast te staan dat ten aanzien van eiseres “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest”. Dit leidt tot het oordeel dat het te laat indienen van het bezwaar niet verschoonbaar is. De minister heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2024.
De rechter is verhinderd
te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.