In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiseres, Intrum Nederland B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in verzet was gegaan tegen een eerder verstekvonnis. De rechtsvoorgangster van Intrum, Lindorff Purchase B.V., had de gedaagde op 26 maart 2008 gedagvaard in verband met een gecedeerde vordering van T-Mobile. In het verstekvonnis van 15 mei 2008 werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 2.528,99. De gedaagde betwistte de overeenkomst met T-Mobile en stelde dat hij nooit facturen had ontvangen. Intrum stelde dat de gedaagde niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzet, omdat hij te laat verzet had ingesteld. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde op of vóór 20 september 2023 een daad van bekendheid had gepleegd, waardoor de verzetdagvaarding op 27 oktober 2023 te laat was. De kantonrechter verklaarde de gedaagde niet-ontvankelijk in zijn verzet en bepaalde dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van Kalmthout en openbaar uitgesproken.