ECLI:NL:RBROT:2024:11089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
10/133971-23 en 10/139938-23 (gevoegd ttz)/ TUL VV: 10/060993-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor zeven misdrijven, waaronder poging tot diefstal, diefstal, opzetheling, poging tot oplichting, zware mishandeling en vernieling.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan zeven misdrijven. De verdachte is veroordeeld voor onder andere poging tot diefstal in een woning, diefstal in vereniging, opzetheling, poging tot oplichting, zware mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van 274 dagen, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is er een werkstraf van 100 uur opgelegd. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte schadevergoedingen moet betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de feiten op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/133971-23 en 10/139938-23 (gevoegd ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/060993-21
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/133971-23 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en onder parketnummer 10/139938-23 onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 360 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 326 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan de begeleiding door de GGZ (jeugd)reclassering Fivoor, meewerkt aan de hulpverlening, zoals Tom-Zorg en Yulius, naar school gaat volgens het rooster, zich inzet voor een zinvolle vrijetijdsbesteding en zich houdt aan een contactverbod met de slachtoffers;
  • met opdracht aan de GGZ (jeugd)reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 2 onder parketnummer 10/139938-23
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat poging tot doodslag kan worden bewezen. Op grond van de letselrapportage van het slachtoffer, de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte en de foto’s in het dossier kan worden bewezen dat de verdachte het slachtoffer met een puntig voorwerp heeft gestoken in kwetsbare lichaamsonderdelen, te weten het achterhoofd en de armen, waar belangrijke aderen lopen. De verdachte heeft met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zou komen te overlijden.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Vast staat dat de verdachte het slachtoffer letsel heeft toegebracht. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat het potentieel dodelijk letsel, dan wel zwaar lichamelijk letsel betreft. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet heeft gehad hierop, ook niet in voorwaardelijke zin. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen het meer subsidiair ten laste gelegde, de poging tot zware mishandeling, bewezen kan worden. De verdachte is in paniek geraakt en wilde het huis uit vluchten. Het slachtoffer wilde niet dat de verdachte het huis zou verlaten en hield hem tegen. Hierdoor is er een gevecht ontstaan, waarbij het slachtoffer ook geweld tegen de verdachte heeft gebruikt. Er is een groot verschil in postuur tussen de verdachte en het slachtoffer en de verdachte was bang van hem.
4.1.3.
Beoordeling
Op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte in gevecht is geraakt met het slachtoffer en dat de verdachte hierbij een scherf van een gebroken stenen bord heeft gepakt. De verdachte heeft met die scherf van dat bord meerdere keren stekende bewegingen gemaakt in de richting van het hoofd van het slachtoffer en heeft met die scherf in de armen op het achterhoofd van het slachtoffer gesneden en gestoken.
Poging tot doodslag
De vraag die de rechtbank dient de beantwoorden is of de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte een diepe steekwond van 1,5 centimeter op het achterhoofd en drie snijwonden van 5 centimeter in de rechterelleboogholte opgelopen. De wonden zijn gehecht. Weliswaar is het hoofd een kwetsbaar lichaamsonderdeel en lopen er in de armen belangrijke aderen, maar uit de letselrapportage blijkt niet dat de steekwonden potentieel dodelijk waren. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat door het handelen van verdachte sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. De rechtbank acht daarom de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte hiervan vrij.
Zware mishandeling of poging tot zware mishandeling?
Ook buiten de in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) genoemde gevallen van zwaar lichamelijk letsel, kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1051) de volgende factoren worden meegewogen: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel.
De rechtbank is van oordeel dat ook niet is komen vast te staan dat het door de verdachte toegebrachte letsel zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr oplevert. Daartoe overweegt de rechtbank dat de letselrapportage daartoe onvoldoende biedt als het gaat om de aard van het letsel en de eventuele noodzaak van medisch ingrijpen. De forensisch arts heeft de genezingsduur bij een ongecompliceerd beloop geschat op circa twee weken. Inmiddels is gebleken dat het slachtoffer wel meerdere littekens heeft overgehouden, maar het dossier biedt onvoldoende informatie over de restschade hiervan om te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling.
De rechtbank acht wel bewezen dat sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling. Gezien het handelen van de verdachte en de aard en ernst van de verwondingen van het slachtoffer stelt de rechtbank vast dat een aanmerkelijke kans heeft bestaan op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de geweldshandelingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte heeft tijdens het verhoor bij de politie en op de terechtzitting meermalen aangegeven dat hij heeft gehandeld uit zelfverdediging. Hoewel de raadsvrouw geen beroep op noodweer(exces) heeft gedaan, overweegt de rechtbank hierover nog als volgt. Uit de verklaringen in het dossier komt geen enkele indicatie naar voren dat het slachtoffer de verdachte heeft aangevallen, toen hij de verdachte in de woning van zijn kwetsbare moeder en stiefvader aantrof. Daarbij komt dat de politie na afloop van de worsteling tussen de verdachte en het slachtoffer een aanzienlijk verschil in letsel heeft geconstateerd. Het slachtoffer had ernstige verwondingen aan het gezicht en aan zijn armen, terwijl de verdachte vooral lichte verwondingen aan zijn handen had. Gezien de omstandigheid dat de verdachte zich tegenover de ouders van het slachtoffer had voorgedaan als koerier die namens de Rabobank waardevolle spullen kwam ophalen, had het slachtoffer het recht om de verdachte op heterdaad aan te houden en over te dragen aan de politie. De verdachte mocht zich hier niet op deze wijze tegen verzetten en van zelfverdediging is dus geheel geen sprake geweest.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten de poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/133971-23 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/139938-23 onder 1, 2 meer subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/133971-23
1.
hij
op 29 mei 2023 te Papendrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
in een woning en op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 2]
, alwaar verdachte zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
geld en/of goederen van zijn gading, die aan [slachtoffer 1] , toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te
nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van
een valse sleutel,
te weten doormet sleutels tot welk
gebruik hij, verdachte niet gerechtigd was, een
deur van de schuur en de achterdeur en de voordeur van die woning heeft
geopend en(althans) getracht te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op 29 mei 2023
te Papendrecht tezamen en in vereniging met een ander,
een sleutelbos en twee, personenauto's (een Mitsubishi
Outlander met kenteken [kentekennummer 1] en een Volkswagen Caddy met kenteken
[kentekennummer 2] ), die aan [slachtoffer 1] , toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen sleutelbos en die twee,
voornoemde personenauto's onder hun bereik
hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met sleutel' s tot welk gebruik hij, verdachte en zijn mededader niet gerechtigd waren, die auto's te starten;
3.
hij in de periode van 26 mei 2023 tot en met 29 mei 2023 te Dordrecht
en Papendrecht, tezamen en in vereniging met een ander,
een auto (Renault Twingo met kenteken [kentekennummer 3] ), heeft verworven,
terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wisten,
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 10/139938-23
1.
hij op 7 juni 2023 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een
valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel
van verdichtsels,
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten
een geldbedrag en waardevolle goederen
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] telefonisch heeft benaderd en zich heeft
voorgedaan als medewerker van de Rabobank, en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gemeld dat er sprake zou zijn van
ongebruikelijke afschrijvingen en dat er ook afschrijvingen
in de wacht staan en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gemeld dat er mogelijk ingebroken gaat
worden in hun woning en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gemeld dat geld en waardevolle spullen in
een envelop moeten worden gedaan zodat deze kunnen worden bewaard in de kluis
van de Rabobank en deze na 3 of 4 dagen worden teruggebracht en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gemeld dat er iemand onderweg is naar hun
huis om de envelop(pen) op te halen en
- tijdens en kort na het hiervoor genoemde telefoongesprek bij die [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3] aan de deur en binnen is gekomen en hij, verdachte, zich voor
heeft gedaan als medewerker van de Rabobank en heeft gezegd dat hij een
pakket op komt halen voor de Rabobank
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
meer subsidiair:hij op 7 juni 2023 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 4]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 4] meermalen, - met een scherf van een bord, in de arm en het (achter)hoofd heeft gestoken en gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 7 juni 2023 te Dordrecht
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meermalen, - in het gezicht en
ophet hoofd en het lichaam te slaan en te
stompen en
- in de arm te bijten;
4.
hij op 7 juni 2023 te Dordrecht
opzettelijk en wederrechtelijk een stenen schaal en een deksel van een glazen
schaal en een bloempot eneen serviesbord en een bloemtafel en een
fitting van een lamp, die aan
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , toebehoorden heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/133971-23

1. poging tot diefstal in een woning en op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5ͦ van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;

2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;

3.medeplegen van opzetheling;

Parketnummer 10/139938-23
1. medeplegen van poging tot oplichting;

2.meer subsidiair: poging tot zware mishandeling;

3.mishandeling;

4. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd in korte tijd schuldig gemaakt aan zeven misdrijven. Op 29 mei 2023 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, medeplegen van een diefstal van een sleutelbos en twee auto’s en opzetheling. In de nacht van 29 mei 2023 zijn de verdachte en de medeverdachte in een gestolen auto van Dordrecht naar Papendrecht gereden. Daar is de verdachte een achtertuin van een woning ingeklommen en heeft met een sleutelbos van de eigenaar geprobeerd om de achter- en voordeur van het huis te openen. Aan de sleutelbos zaten ook twee autosleutels, waarmee de verdachte samen met de medeverdachte twee auto’s van de eigenaar heeft gestolen. Zij hebben deze auto’s om beurten meegenomen naar Dordrecht, waar de auto’s ‘s ochtends door middel van de airtag van de eigenaar zijn gevonden.
Met zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en zich enkel laten leiden door eigen financieel gewin. Het zijn zeer hinderlijke feiten die veel overlast en schade voor de benadeelden veroorzaken. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst en onveiligheid. Ook heling is een ernstig feit, nu daardoor het plegen van andere vermogensmisdrijven wordt bevorderd.
Op 1 juni 2023 is de voorlopige hechtenis van de verdachte door de rechter-commissaris geschorst. Enkele dagen later, op 7 juni 2023, heeft de verdachte samen met anderen geprobeerd om een ouder en daarmee kwetsbaar echtpaar (destijds 75 en 88 jaar) op te lichten door zich voor te doen als de koerierdienst van de Rabobank en geld en waardevolle spullen op te halen. De verdachte heeft geprobeerd misbruik te maken van het vertrouwen dat hij samen met de persoon die de slachtoffers net daarvoor als bankmedewerker had gebeld, bij de slachtoffers probeerde te winnen. Omdat de mensen de situatie niet vertrouwden en hun (stief)zoon, die bij de politie werkt, hebben gebeld, is het bij een poging gebleven. De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers, maar heeft slechts zijn eigen financieel gewin vooropgesteld. Hij heeft, door zo te handelen, bij de slachtoffers het vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat de oplichting door verdachte thuis bij de slachtoffers heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat eenieder in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is daardoor eveneens ernstig geschaad.
Vervolgens is de situatie in het huis uit de hand gelopen. De verdachte probeerde te vluchten en heeft toen de (stief)zoon van het oudere echtpaar aangevallen. Hij heeft hem in het gezicht geslagen, in de arm gebeten en met een scherf van een gebroken bord stekende bewegingen gemaakt waarbij hij in het achterhoofd en de arm van de (stief)zoon heeft gestoken en/of gesneden. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en mishandeling. Daarnaast heeft de verdachte meerdere spullen in de woning vernield.
De verdachte heeft het slachtoffer hiermee veel pijn gedaan en op grove wijze inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Voor het slachtoffer is deze situatie zeer dreigend en beangstigend geweest. Het slachtoffer heeft zich gedurende het geweld dat de verdachte tegen hem heeft gepleegd niet alleen grote zorgen gemaakt om zijn eigen veiligheid, maar ook om de veiligheid van zijn kwetsbare moeder en stiefvader, die zich op dat moment in dezelfde ruimte bevonden. Dat het bewezen verklaarde feit een grote impact heeft gehad op het slachtoffer en nog altijd impact heeft, blijkt ook uit de door de raadsvrouw van het slachtoffer ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 september 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis begeleiding van de jeugdreclassering. De verdachte krijgt ambulante individuele begeleiding en ondersteuning. De verdachte is van half november tot en met eind december 2023 klinisch opgenomen geweest bij Yulius vanwege een mogelijke drugspsychose. Hij heeft last van bijwerkingen van de medicatie. De jeugdreclassering heeft contact met Yulius. Recent is de verdachte gestopt met zijn medicatie. Ook de schoolgang van de verdachte verloopt nog niet goed. Positief is dat de verdachte geen politiecontacten meer heeft gehad. Ook werkt hij mee aan de begeleiding door de jeugdreclassering en de aanvullende hulpverlening en ondersteuning. De ouders zijn betrokken bij hun zoon. De Raad adviseert een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met bijzondere voorwaarden. Het is belangrijk dat de jeugdreclassering door blijft gaan om de verdachte te begeleiden en ondersteunen. Ook kan de jeugdreclassering (specialistische) hulp en ondersteuning inzetten. Daarnaast kan hiermee de kans op recidive worden verminderd.
Psycholoog [naam psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 23 oktober 2023. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft een licht verstandelijke beperking. Hij heeft moeite informatie vlot en tijdig te verwerken, waardoor er een vertraging op de lijn zit. Hij zal moeite hebben om sociale situaties vlot te overzien, kan (kwade) intenties van anderen niet doorzien en kan onvoldoende stilstaan bij de gevolgen van zijn handelen. De licht verstandelijke beperking heeft invloed op het hele functioneren van de verdachte. De psycholoog adviseert daarom alle ten laste gelegde feiten in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt als matig geschat. Als de structuur van school en werk en de begeleiding en ondersteuning zou wegvallen, is er een hoger risico op recidive. De verdachte heeft profijt van de hulp en begeleiding vanuit TOM Zorg. Het is belangrijk dat deze intensieve begeleiding wordt gecontinueerd. Ook is psycho-educatie en systeemtherapie bij de Waag van belang, zodat de ouders zicht krijgen op de beperkingen in het functioneren van de verdachte en hem ook op die manier gaan zien, bejegenen en begeleiden. De psycholoog adviseert om voornoemde begeleiding vorm te geven door een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar.
De jeugdreclasseerder heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de GGZ (jeugd)reclassering Fivoor beter bij de verdachte zal aansluiten, omdat bij de verdachte sprake is van psychische problematiek. Daarnaast is het belangrijk dat de behandeling vanuit TOM Zorg door blijft gaan. Sinds de psychose van de verdachte heeft hij moeite met concentreren en praten. Zijn gemoedstoestand is op dit moment de grootste zorg. Hij is onlangs gestopt met medicijnengebruik, maar de stof bevindt zich nog in zijn lichaam. De jeugdreclassering sluit zich aan bij het advies van de Raad, behalve dat de GGZ (jeugd)reclassering Fivoor als toezichthouder passender is.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat door de jeugdreclasseerder ter terechtzitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door zijn bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling die ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor alle bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Mede gelet op de rapportages van de Raad en de psycholoog, waarin bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, zal de rechtbank de jeugddetentie deels voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur op. De hoeveelheid strafbare feiten die de verdachte heeft gepleegd en de ernst daarvan, maken dat de rechtbank dit noodzakelijk acht om de verdachte de consequenties van zijn gedrag te laten ervaren. Dit geldt temeer, nu de verdachte op de terechtzitting geen enkel inzicht in zijn handelen heeft getoond en zelfs veelvuldig heeft gelachen op het moment dat de gevolgen van zijn handelen voor anderen met hem besproken werden. De verdediging heeft in dit verband gewezen op het eerdere medicijngebruik van de verdachte en zijn licht verstandelijke beperking, maar de rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de verdachte geen enkele empathie heeft gevoeld en geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn daden. De rechtbank acht dit gedrag van de verdachte zeer zorgelijk en heeft gezien dat het voor het slachtoffer dat ter zitting aanwezig was erg moeilijk is geweest.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat er sprake is van een zeer geringe overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er wordt hieraan geen gevolg verbonden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Ter zake van de onder parketnummer 10/139938-23 ten laste gelegde feiten hebben dhr. [slachtoffer 2] , mw. [slachtoffer 3] en dhr. [slachtoffer 4] zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 400,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 398,- aan materiële schade en een bedrag van € 600,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is bijgestaan door mr. R. Croes, kantoorhoudende te Leiden.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie vorderingen van de benadeelde partijen geheel toewijsbaar zijn, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] de kosten van een camerasysteem dienen te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Er is een onvoldoende rechtstreeks verband met de ten laste gelegde feiten. Het bedrag ter vergoeding van de vernielde goederen is onvoldoende onderbouwd. Ook verzoekt de raadsvrouw om de immateriële schade ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te matigen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] verzoekt de raadsvrouw om de immateriële schade aanzienlijk te matigen.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door de onder 1 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de feiten brengen mee dat de benadeelde partij gevoelens van onveiligheid heeft ervaren en zijn vertrouwen in de medemens is verloren, waardoor een aantasting in de persoon aannemelijk is. Het gevorderde bedrag van € 400,- acht de rechtbank billijk en daarom toewijsbaar.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Ten aanzien van de materiële schade (aanschaf camerasysteem en vernielde goederen) is vast komen te staan dat deze schade rechtstreeks is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering is voldoende onderbouwd. Gelet op de leeftijd van het slachtoffer en de gebeurtenis die zij heeft meegemaakt, kan de rechtbank zich voorstellen dat zij zich gedwongen voelde om een beveiligingscamera aan te schaffen. Daarnaast blijkt uit de aangifte en de foto’s in het dossier duidelijk dat er spullen van de benadeelde partij kapot zijn gegaan. Zij heeft weliswaar geen bonnetjes meer kunnen overhandigen, maar de rechtbank komt het bedrag van € 200,- niet onredelijk voor. De rechtbank zal de gevorderde bedragen van € 198,- en € 200,- geheel toewijzen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de feiten brengen mee dat de benadeelde partij gevoelens van onveiligheid heeft ervaren, haar vertrouwen in de medemens is verloren, waardoor een aantasting in de persoon aannemelijk is. Het gevorderde bedrag van € 400,- acht de rechtbank billijk en daarom toewijsbaar.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Het slachtoffer is gediagnosticeerd met PTSS ten gevolge van deze gebeurtenis en volgt EMDR-therapie. Ook wordt hij elke dag met de littekens geconfronteerd. Op de terechtzitting, geruime tijd na de gebeurtenis, was de benadeelde partij door alle emoties niet in staat om zijn verklaring voor te lezen. Dit benadrukt dat de gebeurtenis heel veel impact heeft gehad op het leven van de benadeelde partij en nog altijd impact heeft. Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de benadeelde partij, zal die schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 7 juni 2023.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van € 400,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van € 998,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 4] een schadevergoeding betalen van € 7.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 juli 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 40 uren, geheel voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 28 juli 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat de werkstraf, te weten 40 uren, met aftrek van het voorarrest, ten uitvoer dient te worden gelegd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf dient te worden afgewezen en subsidiair dat de proeftijd met een jaar moet worden verlengd.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. Na aftrek van het voorarrest resteert er nog 36 uur te verrichten werkstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 302, 311, 326, 350, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/139938-23 onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/133971-23 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 10/139938-23 onder 1, 2 meer subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 274 (tweehonderdvierenzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
240 (tweehonderdveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de GGZ (jeugd)reclassering Fivoor, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de (jeugd)reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- naar school gaat volgens het rooster;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding;
- meewerkt aan de begeleiding en behandeling door TOM Zorg, Yulius en/of een vergelijkbare organisatie, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1935, [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] 1949 en [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 4] 1978;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de (jeugd)reclassering zo vaak en zolang als de (jeugd)reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan GGZ (jeugd)reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 400,- (zegge: vierhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen
€ 400,-(hoofdsom,
zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3] ,te betalen een bedrag van
€ 998,- (zegge: negenhonderdachtennegentig euro),bestaande uit € 398,- aan materiële schade en € 600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen
€ 998,-(hoofdsom,
zegge: negenhonderdachtennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 4] ,te betalen een bedrag van
€ 7.500,- (zegge: zevenduizendvijfhonderdeuro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] te betalen
€ 7.500,-(hoofdsom,
zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 36 uren subsidiair 18 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de zaak met parketnummer 10/060993-21.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Riege, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/133971-23
1.
hij
op of omstreeks 29 mei 2023
te Papendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 2]
, alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te
nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van
braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, met (een) sleutel(s) tot welk
gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, een/de
deur(en) van de schuur en/of de achterdeur en/of de voordeur van die woning heeft
geopend en/of (althans) getracht te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op of omstreeks 29 mei 2023
te Papendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een sleutelbos en/of twee, althans een of meer personenauto('s) (een Mitsubishi
Outlander met kenteken [kentekennummer 1] en/of een Volkswagen Caddy met kenteken
[kentekennummer 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen sleutelbos en/of die twee,
althans een of meer voornoemde personenauto('s) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
en/of een valse sleutel, te weten door met (een) sleutel('s) tot welk gebruik hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, die auto's te starten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 mei 2023 tot en met 29 mei 2023 te Dordrecht
en/of Papendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een auto (Renault Twingo met kenteken [kentekennummer 3] ), althans een goed heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 10/139938-23
1.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Dordrecht, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het
verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een of meer geldbedragen en/of een of meer (waardevolle) goederen
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] telefonisch heeft benaderd en zich heeft
voorgedaan als medewerker van de Rabobank, althans een bank en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gemeld dat er sprake zou zijn van
ongebruikelijke afschrijvingen en/of overschrijvingen en dat er ook afschrijvingen
in de wacht staan en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gemeld dat er mogelijk ingebroken gaat
worden in hun woning en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gemeld dat geld en waardevolle spullen in
een envelop moeten worden gedaan zodat deze kunnen worden bewaard in de kluis
van de Rabobank en deze na 3 of 4 dagen worden teruggebracht en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gemeld dat er iemand onderweg is naar hun
huis om de envelop(pen) op te halen en/of
- tijdens en/of kort na het hiervoor genoemde telefoongesprek bij die [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] aan de deur en/of binnen is gekomen en hij, verdachte, zich voor
heeft gedaan als medewerker van de Rabobank en/of heeft gezegd dat hij een
pakket op komt halen voor de Rabobank
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 4]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal,
- met een bord en/of stenen schaal in/op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- met een scherf van een bord en/of stenen schaal, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de arm(en) en/of het (achter)hoofd heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Dordrecht
aan [slachtoffer 4]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer littekens op het hoofd en/of de
armen, heeft toegebracht door
die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal,
- met een bord en/of stenen schaal in/op/tegen het hoofd te slaan en/of
- met een scherf van een bord en/of stenen schaal, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de arm(en) en/of het (achter)hoofd te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 4]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal,
- met een bord en/of stenen schaal in/op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- met een scherf van een bord en/of stenen schaal, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de arm(en) en/of het (achter)hoofd heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Dordrecht
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen, althans
eenmaal
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te
stompen en/of
- in de arm(en) te bijten;
4.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Dordrecht
opzettelijk en wederrechtelijk een stenen schaal en/of een deksel van een glazen
schaal en/of een bloempot en/of een serviesbord en/of een bloemtafel en/of een
fitting van een lamp, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.