ECLI:NL:RBROT:2024:11032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
C/10/675370 / HA ZA 24-231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor reparaties aan raceauto en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2024, vorderde de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van onbetaalde facturen voor reparaties aan raceauto's die zij in opdracht van de gedaagde, een andere besloten vennootschap, had uitgevoerd. De eiseres had ook schadevergoeding gevorderd voor schade aan een raceauto die in bruikleen was gegeven aan een minderjarige autocoureur, begeleid door de gedaagde. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet de zorg van een goed huisvader had betracht en dat de eiseres recht had op betaling van de facturen, evenals schadevergoeding voor de beschadigde auto. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde de gedaagde de vrijgave van de auto, maar deze vordering werd afgewezen omdat de eiseres een retentierecht kon uitoefenen op de auto totdat haar vorderingen waren voldaan. De rechtbank verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/675370 / HA ZA 24-231 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Maarsbergen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.A. Oostendorp te Velp,
tegen
1. de stichting
[gedaagde 1],
gevestigd te Sliedrecht,
gedaagde in conventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] .,
gevestigd te Sliedrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.W. Renzen te Rotterdam,
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 26 februari 2024 met producties 1 t/m 18;
  • de akte overlegging producties “Juiste nummering” van [eiseres] van 13 maart 2024;
  • de conclusie van antwoord van 22 mei 2024, tevens eis in reconventie, met producties 1 t/m 4;
  • de e-mail van de rechtbank van 18 september 2024 met de agenda voor de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 14 oktober 2024 met producties 19 t/m 25;
  • de spreekaantekeningen van mr. Oostendorp voor de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] verhuurt en repareert raceauto’s. Zij heeft een eigen raceteam en organiseert race-events. Indirect bestuurder van [eiseres] is [naam 1] .
2.2.
[gedaagde 1] heeft als statutair doel:
“Het bevorderen van de autosport, onder meer door het opleiden en begeleiden van autocoureurs en het beschikbaar stellen van daartoe strekkende faciliteiten.”
2.3.
[gedaagde 1] begeleidt [naam 2] , een minderjarige autocoureur. [naam 2] komt uit in de Mazda MX-5 Junior Cup. [naam 2] is de zoon van [naam 3] , die bestuurder is van [gedaagde 1] en (indirect) bestuurder van [gedaagde 2] .
2.4.
[gedaagde 2] is eigenaar van een Mazda MX-5, die zij aan [gedaagde 1] ter beschikking stelt. [gedaagde 1] stelt de Mazda op haar beurt ter beschikking aan [naam 2] als raceauto.
2.5.
[eiseres] heeft in opdracht van [gedaagde 1] onderhoud en reparaties verricht aan de Mazda MX-5 van [gedaagde 2] die bij [naam 2] in gebruik is.
2.6.
Op 15 september 2023 is deze Mazda tijdens de “Trophy of the Dunes” in Zandvoort zodanig beschadigd, dat zij niet voor een race op 13 oktober 2023 in Spa Francorchamps kon worden ingezet. [eiseres] heeft aan [gedaagde 1] een eigen Mazda beschikbaar gesteld, opdat [naam 2] aan de race in Spa kon deelnemen.
2.7.
[naam 2] heeft in het raceweekend van 13 oktober 2023 schade gereden aan de Mazda van [eiseres] . [eiseres] heeft vervolgens een tweede Mazda ter beschikking gesteld. Ook aan die tweede Mazda heeft [naam 2] schade veroorzaakt.
2.8.
[eiseres] heeft twee facturen gestuurd aan [gedaagde 1] die onbetaald zijn gebleven.
2.9.
[eiseres] houdt de Mazda van [gedaagde 2] onder zich en weigert die terug te geven totdat haar facturen zijn betaald.

3.Het geschil

In conventie:
3.1.
[eiseres] vordert:
“Dat de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
PRIMAIR
1. [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 12.919,09, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente althans de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.094,07, alsmede te vermeerderen met de proceskosten waaronder de nakosten.
2. [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 80.516,09, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente althans de wettelijke rente vanaf 18 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.680,16, alsmede te vermeerderen met de proceskosten waaronder de nakosten.
SUBSIDIAIR
1. [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 12.919,09, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente althans de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.094,07, alsmede te vermeerderen met de proceskosten waaronder de nakosten.
2. [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 80.516,09, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente althans de wettelijke rente vanaf 18 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.680,16, alsmede te vermeerderen met de proceskosten waaronder de nakosten.”
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij in opdracht van [gedaagde 1] werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat [gedaagde 1] de voor die werkzaamheden gefactureerde bedragen moet betalen. [eiseres] stelt ook dat zij [gedaagde 1] twee Mazda’s ter beschikking heeft gesteld, die door [gedaagde 1] beschadigd zijn teruggegeven. [gedaagde 1] is gehouden de schade te vergoeden.
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer, waarop hierna wordt ingegaan. Zij concludeert:
“Dat het de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.”
In reconventie:
3.4.
[gedaagde 2] heeft een vordering in reconventie ingesteld. Zij vordert:
“Primair:
Dat het de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te bevelen om de aan [gedaagde 2] . in eigendom toebehorende auto merk Mazda, type MX-5 met chassisnummer [chassisnummer] binnen drie dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis aan [gedaagde 2] . vrij te geven, op straffe van een dwangsom van EUR 2.500,- per dag of gedeelte van een dag dat [eiseres] niet aan het bevel voldoet;
Subsidiair:
Dat het de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te bevelen om de aan [gedaagde 2] . in eigendom toebehorende auto merk Mazda, type MX-5 met chassisnummer [chassisnummer] binnen drie dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis aan [gedaagde 2] . vrij te geven, op straffe van een dwangsom van EUR 2.500,- per dag of gedeelte van een dag dat [eiseres] niet aan het bevel voldoet, onder de voorwaarde dat [eiseres] betaling heeft ontvangen van de kosten voor reparatie deze voornoemde auto voor de betekening van het vonnis, tot een bedrag dat de rechtbank in goede justitie oordelende bepaalt.
Primair en subsidiair:
[eiseres] te veroordelen in de kosten van deze procedure in reconventie, de nakosten daaronder begrepen.”
3.5.
[gedaagde 2] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij eigenaar was van de Mazda voordat de Mazda ter reparatie aan [eiseres] werd aangeboden. [eiseres] kan geen retentierecht tegen [gedaagde 2] inroepen, omdat [gedaagde 1] niet bevoegd was een overeenkomst met [eiseres] aan te gaan (3:291 lid 2 BW). Aan haar subsidiaire vordering legt [gedaagde 2] ten grondslag dat het retentierecht zal zijn uitgeput, zodra [gedaagde 1] heeft betaald wat zij [eiseres] verschuldigd is.
3.6.
[eiseres] voert verweer, waarop hierna wordt ingegaan. Zij concludeert:
“Dat Uw Rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van [gedaagde 1] en [naam 3] [gedaagde 2] afwijst met veroordeling van [gedaagde 1] en [naam 3] [gedaagde 2] in de kosten van deze procedure.”

4.De beoordeling

In conventie:
[gedaagde 2]
4.1.
De facturen van [eiseres] waarom het in deze procedure gaat, zijn gericht aan [gedaagde 1] . [gedaagde 1] heeft erkend dat zij [eiseres] opdracht heeft gegeven tot het verrichten van het onderhoud van en reparaties van schades aan de Mazda van [gedaagde 2] . [gedaagde 1] heeft ook erkend dat zij [naam 2] heeft laten racen in auto’s van [eiseres] . [gedaagde 2] heeft gesteld dat zij “met deze procedure niets te maken heeft”. Partijen zijn het er (inmiddels) over eens dat de vordering in conventie zich richt tegen [gedaagde 1] en niet tegen [gedaagde 2] . De rechtbank zal de vordering in conventie tegen [gedaagde 2] daarom afwijzen
Factuur 2023-110
4.2.
[eiseres] heeft een verzamelfactuur gestuurd aan [gedaagde 1] met factuurnummer 2023-110. De factuur is gedateerd op 18 november 2023. Het totale factuurbedrag is € 80.516,09 inclusief btw. De verrichte werkzaamheden en de gebruikte onderdelen zijn per deelbedrag gespecificeerd onder de volgende kopjes:
Omschrijving op de specificatie
Bedrag in euro’s inclusief btw
Donderdag 22 juni 2023
2.045,08
Herstellen schade na TT Assen
5.453,06
Schade herstel na Trophy of the Dunes
30.667,95
Schade Mazda [eiseres]
42.350,00
Totaal
80.516,09
4.3.
De rechtbank zal deze posten achtereenvolgens bespreken.
Donderdag 22 juni 2023 (€ 2.045,08)
4.4.
[eiseres] heeft dit onderdeel van haar vordering in de dagvaarding niet toegelicht. [gedaagde 1] heeft bij conclusie van antwoord verklaard dat zij niet weet waarop dit onderdeel van de factuur ziet en zij heeft “bij gebrek aan wetenschap” betwist het gefactureerde bedrag verschuldigd te zijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat dit onderdeel ziet op een reparatie van de schade die is ontstaan aan de Mazda van [gedaagde 2] tijdens de race in Spa op 2 juni 2023. [gedaagde 1] heeft ondanks die toelichting haar betwisting bij gebrek aan wetenschap gehandhaafd.
4.5.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat de Mazda van [gedaagde 2] die [gedaagde 1] aan [naam 2] als raceauto beschikbaar stelt bij [eiseres] in onderhoud is geweest. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij voorafgaand aan de race-events waaraan [naam 2] heeft deelgenomen werkzaamheden aan deze Mazda heeft verricht. Voor zover tijdens die races schade aan de Mazda is ontstaan, heeft zij die schades gerepareerd. Deze werkzaamheden voor en na de race-events heeft [eiseres] steeds op factuur aan [gedaagde 1] in rekening gebracht. [eiseres] heeft facturen overgelegd, waarvan zij onbetwist heeft gesteld dat zij door [gedaagde 1] ook steeds zijn voldaan.
4.6.
Alle werkzaamheden en onderdelen die op 18 november 2023 zijn gefactureerd onder de omschrijving “Donderdag 22 juni 2023” en die optellen tot het bedrag van € 2.045,08 inclusief btw, zijn in de specificatie bij factuur 2023-110 afzonderlijk weergegeven. [naam 2] heeft de auto na 22 juni 2023 weer in gebruik genomen, waardoor het werk als opgeleverd beschouwd moet worden (artikel 7:758 lid 1 BW). [gedaagde 1] heeft niet gesteld dat zij na 22 juni 2023 [eiseres] ooit heeft gevraagd waar dit onderdeel van de factuur op ziet en ook niet dat zij eerder heeft betwist het gefactureerde bedrag schuldig te zijn. Tegen deze achtergrond en gelet op toelichting tijdens de mondelinge behandeling en de bestendige relatie tussen [eiseres] en [gedaagde 1] kan [gedaagde 1] niet volstaan met een beroep op “gebrek aan wetenschap”. De stelling van [eiseres] dat zij de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht, is onvoldoende betwist. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen.
Herstellen schade na TT Assen (€ 5.453,06)
4.7.
[gedaagde 1] stelt dat [eiseres] voor deze werkzaamheden al een factuur had gestuurd gedateerd op 23 augustus 2023 met factuurnummer 2023-073 en dat [gedaagde 1] die factuur heeft betaald. [eiseres] heeft in reactie op dit verweer de specificatie bij de factuur met nummer 2023-073 overgelegd. Zij betwist dat deze factuur betrekking heeft op dezelfde werkzaamheden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] dit verweer prijsgegeven. Zij voert thans aan dat het gefactureerde bedrag geen redelijke prijs is (artikel 7:752 lid 1 BW). In de markt is bekend dat [eiseres] 30% tot 40% meer factureert dan haar concurrenten, aldus [gedaagde 1] .
4.8.
De rechtbank oordeelt als volgt. [gedaagde 1] heeft niet aangevoerd dat zij over dit onderdeel van de factuur ooit een vraag heeft gesteld of de verschuldigdheid van het gefactureerde bedrag heeft betwist. Pas in de procedure heeft [gedaagde 1] zich verweerd met de stelling dat zij voor de werkzaamheden al had betaald. Dat verweer bleek evident onhoudbaar en dat had [gedaagde 1] met één blik op de specificatie bij factuur 2023-073 ook duidelijk moeten zijn ( [gedaagde 1] heeft niet betwist dat zij die specificatie al in 2023 heeft ontvangen). De voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling betrokken stelling dat [eiseres] in het algemeen duurder is dan haar concurrenten, is onvoldoende concreet om aan te nemen dat de gefactureerde prijs niet redelijk is geweest. Ook dit deel van de vordering zal de rechtbank toewijzen.
Schade herstel na Trophy of the Dunes (€ 30.667,95)
4.9.
[eiseres] stelt het volgende. [naam 2] heeft op 15 september 2023 tijdens de Trophy of the Dunes een forse schade gereden aan de Mazda van [gedaagde 2] . Na afloop van de race heeft [naam 3] ( [gedaagde 1] ) in de tent van [eiseres] gevraagd aan [naam 1] ( [eiseres] ) wat de reparatie zou gaan kosten. In de tent waren op dat moment aanwezig [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] , de vader van [naam 1] . [naam 2] was daar niet bij. [naam 1] heeft geantwoord dat de schade leek op de schade die een andere coureur, [naam 7] , eerder had gereden en dat de kosten van de reparatie in de dezelfde orde van grootte zouden liggen. [naam 3] heeft toen zelf een bedrag van € 18.000,00 tot € 20.000,00 genoemd en [naam 1] heeft gezegd dat hij niet dacht dat het daarvoor zou lukken, maar dat hij zijn best zou doen. [gedaagde 1] heeft toen opdracht verleend en [eiseres] is met de werkzaamheden begonnen. De kosten van herstel hebben € 30.667,95 inclusief btw bedragen.
4.10.
[gedaagde 1] heeft in haar conclusie van antwoord het volgende verklaard. [naam 3] heeft op 15 september 2023 inderdaad in de tent met [naam 1] gesproken. [naam 2] was daarbij, maar er waren geen anderen bij. [naam 1] heeft de Mazda bekeken. Er is toen gesproken over herstel van de Mazda voor een bedrag van € 18.000,00 tot € 20.000,00. Als [gedaagde 1] zelf die prijs heeft genoemd, had [eiseres] haar moeten corrigeren. Het is echter niet [gedaagde 1] die die prijs heeft genoemd, maar [eiseres] , aldus [gedaagde 1] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] die verklaring bijgesteld. [naam 3] heeft verklaard dat hij niet op 15 september 2023 met [naam 1] in de tent heeft gesproken. De Mazda was toen niet in de tent, maar stond nog elders op een trailer. [naam 1] kan de auto toen niet hebben bekeken. [naam 1] heeft een prijsrange van € 18.000,00 tot € 20.000,00 genoemd tijdens een telefoongesprek enkele dagen later. [naam 3] belde toen met [naam 1] vanuit de auto en [naam 2] was bij hem in de auto aanwezig, aldus [gedaagde 1] .
4.11.
De rechtbank oordeelt als volgt. [gedaagde 1] stelt dat zij met [eiseres] een richtprijs is overeengekomen van € 18.000,00 tot € 20.000,00. De wisselende stellingen van [gedaagde 1] zijn echter onvoldoende concreet om tot dat oordeel te komen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [gedaagde 1] in haar conclusie van antwoord de mogelijkheid lijkt open te houden dat [gedaagde 1] zelf de prijsrange van € 18.000,00 tot € 20.000,00 heeft genoemd, hetgeen overeen komt met de herinneringen van [eiseres] . [eiseres] heeft onbetwist aangevoerd dat [naam 1] op 15 september 2023 heeft gezegd dat hij niet dacht dat het voor dat bedrag zou lukken, maar dat hij zijn best zou doen. Partijen zijn het erover eens dat deze prijsrange is besproken, maar [gedaagde 1] heeft er niet op mogen vertrouwen dat [eiseres] zich aan een richtprijs heeft willen binden.
4.12.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat bij het sluiten van de overeenkomst geen prijs is bepaald. In dat geval is [gedaagde 1] een redelijke prijs verschuldigd (artikel 7:752 lid 1 BW). [eiseres] heeft gesteld dat de prijs van de reparatie lager is uitgevallen dan de prijs van de reparatie na “een vergelijkbare crash” (de schade aan de auto van [naam 7] ). Zij heeft haar (impliciete) stelling dat een prijs van € 30.667,95 inclusief btw redelijk is, geconcretiseerd met behulp van een schadecalculatie door De Rooy Autoschade. De Rooy Autoschade heeft de kosten van de reparatie geraamd op € 34.180,75.
4.13.
[gedaagde 1] heeft betwist dat het bedrag van € 30.667,95 redelijk is. Zij heeft haar betwisting in de eerste plaats gemotiveerd met het argument dat De Rooy Autoschade de auto niet heeft gezien en [eiseres] kennelijk een vriendendienst bewijst. Waarop [gedaagde 1] dit baseert, heeft zij niet uitgewerkt en de rechtbank gaat hieraan voorbij.
4.14.
In de tweede plaats heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat [gedaagde 2] de Mazda voor € 30.000,00 van [eiseres] had gekocht, zodat de reparatiekosten niet in verhouding staan tot de aanschafprijs. [gedaagde 1] heeft in dat verband een aankoopfactuur overgelegd, waarop een prijs is vermeld van € 30.818,70. [eiseres] heeft erop gewezen dat de desbetreffende factuur het opschrift “1/2 Aanbetaling nieuwe Mazda MX-5” draagt en zij heeft de bijbehorende factuur met opschrift “2/2 Betaling nieuwe Mazda MX-5” overgelegd. Uit beide facturen samen volgt dat [gedaagde 2] niet € 30.000,00 heeft betaald, maar € 60.766,20. [gedaagde 1] heeft vervolgens erkend dat zij € 60.766,20 heeft betaald. Het argument van [gedaagde 1] snijdt daarom geen hout.
4.15.
In de derde plaats heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat zij een “donorauto” aan [eiseres] ter beschikking heeft gesteld, waardoor [eiseres] gebruikte onderdelen kon verwerken. [eiseres] heeft erkend dat zij gebruikte onderdelen heeft verwerkt. [eiseres] heeft echter betwist dat [gedaagde 1] haar een donorauto ter beschikking heeft gesteld. Zij heeft die donorauto zelf aangeschaft voor een bedrag van € 5.500,00 (en heeft ter onderbouwing een factuur overgelegd). [eiseres] heeft de gebruikte onderdelen met de letter “G” gemarkeerd op de specificatie bij de factuur met nummer 2023-110. De desbetreffende onderdelen zijn voor de nieuwprijs in rekening gebracht. Op de totaalprijs is vervolgens een “Korting op gebruikte delen” van € 2.500,00 verleend. Die korting berust op een schatting, aldus [eiseres] . De rechtbank maakt uit de stellingen over en weer op dat [gedaagde 1] wist dat [eiseres] gebruikte onderdelen zou verwerken. Die onderdelen heeft [eiseres] , anders dan [gedaagde 1] de rechtbank heeft willen doen geloven, zelf aangeschaft. De verleende korting op de gebruikte onderdelen is ongeveer 34% van de nieuwprijs (€ 2.500,00 op € 7.377,21). Dit komt niet onredelijk voor.
4.16.
In de vierde plaats heeft [gedaagde 1] de prijzen van onderdelen die [eiseres] in rekening heeft gebracht, vergeleken met de prijzen die voor die onderdelen gevraagd worden op de websites van online onderdelenhandelaren. Uit die vergelijking blijkt dat de onderdelen elders voor € 10.720,30 te koop zijn, terwijl [eiseres] € 17.980,40 heeft gerekend (de korting van € 2.500,00 niet meegerekend), aldus [gedaagde 1] . [eiseres] heeft aangevoerd dat de desbetreffende websites deze prijzen wel noemen, maar dat zij de onderdelen niet op voorraad hebben. Het is dus niet mogelijk om de onderdelen tegen deze lagere prijzen te bestellen. De werkelijke prijzen fluctueren, mede afhankelijk van vraag en aanbod. [eiseres] heeft bovendien een marge gerekend, hetgeen ook gebruikelijk is. Ook De Rooy Autoschade heeft met vergelijkbare prijzen gerekend. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 1] haar betwisting van de stelling dat [eiseres] een redelijke prijs in rekening bracht, ook op dit punt onvoldoende heeft gemotiveerd. Dat [eiseres] de onderdelen daadwerkelijk tegen een lagere prijs heeft gekocht of had kunnen kopen, volgt niet uit een vergelijking van prijzen alleen.
4.17.
Tenslotte motiveert [gedaagde 1] haar betwisting met het argument dat de Mazda een actuele waarde had van circa € 20.000,00, hetgeen zou blijken uit de verkoopopbrengst van een vergelijkbare auto. [eiseres] heeft aangevoerd dat de verkoopopbrengst hoger lag dan [gedaagde 1] doet voorkomen en ook dat de Mazda van [gedaagde 2] meer waard was. De rechtbank verwerpt ook dit argument van [gedaagde 1] . De ene auto is de andere niet.
4.18.
Al met al heeft [gedaagde 1] onvoldoende gemotiveerd betwist dat de prijs die [eiseres] in rekening heeft gebracht redelijk was. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering toewijzen.
Schade Mazda MV (€ 42.350,00)
4.19.
[eiseres] heeft gesteld dat zij [gedaagde 1] een Mazda heeft verhuurd om [naam 2] in staat te stellen om deel te nemen aan de race in het weekend van 13 oktober 2023 in Spa Francorchamps. [naam 2] heeft deze Mazda tijdens training voor die race zodanig beschadigd, dat de Mazda als geheel verloren beschouwd moet worden (
total loss). [eiseres] heeft de schade begroot op het bedrag van € 36.600,00 inclusief btw waarvoor zij de Mazda heeft aangeschaft, vermeerderd met de kosten van de upgrade en het spuitwerk die zij na de aankoop heeft gemaakt. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling haar eis verminderd tot € 35.000,00.
4.20.
[gedaagde 1] heeft niet betwist dat [naam 2] de Mazda van [eiseres]
total lossheeft gereden. Zij betwist wel dat zij de Mazda heeft gehuurd. Zij stelt dat zij de Mazda in bruikleen heeft gekregen en dat zij de Mazda
total lossmocht teruggeven. Schade komt bij races nu eenmaal regelmatig voor en [eiseres] heeft dat risico aanvaard door [naam 2] in de Mazda te laten deelnemen. [gedaagde 1] heeft de zorg van een goed huisvader betracht. Er is daardoor sprake van een niet-toerekenbare tekortkoming. [gedaagde 1] kan zich niet voorstellen dat [eiseres] tegen dergelijke schades niet verzekerd is. Als dat toch het geval is, dan is dat een omstandigheid die aan [eiseres] toerekenbaar is en die maakt dat de schade boven het bedrag van de premie en het eigen risico voor rekening van [eiseres] moet blijven (artikel 6:101 BW). Tot slot beroept [gedaagde 1] zich op matiging (artikel 6:109 BW).
4.21.
De rechtbank oordeelt als volgt. Partijen zijn het oneens over de vraag of [gedaagde 1] de Mazda heeft gehuurd of in bruikleen heeft gekregen. Wie gelijk heeft, kan in het midden blijven. Ook als wordt uitgegaan van bruikleen, dient [gedaagde 1] de schade te vergoeden. De rechtbank legt uit waarom.
4.22.
De rechtbank toetst de plichten van [gedaagde 1] aan de normen die hiertoe door de Hoge Raad zijn ontwikkeld. In HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1186 staat:
“3.3.2. Op degene die een zaak in bruikleen heeft ontvangen, rusten – behoudens voor zover uit de overeenkomst anders voortvloeit – twee primaire verplichtingen: hij dient de zaak bij het einde van de bruikleen aan de uitlener terug te geven (art. 7A:1777 BW) en hij moet tot op dat moment ‘als een goed huisvader’ voor de bewaring en het behoud van de zaak zorgen (art. 7A:1781 lid 1 BW). Voorts gelden de in deze zaak niet aan de orde zijnde voorschriften dat de bruiklener van de zaak geen ander gebruik mag maken dan de aard van de zaak meebrengt of uit de overeenkomst voortvloeit (art. 7A:1781 lid 2 BW) en dat hij niet aansprakelijk is voor waardevermindering van de zaak als gevolg van het overeengekomen gebruik (art. 7A:1784 BW). Uit dit samenstel van bepalingen volgt dat de bruiklener de zaak bij het einde van de bruikleen in beginsel dient terug te geven in de staat waarin hij deze ontvangen heeft. Is hij daartoe niet in staat, maar heeft hij wel de zorg van een goed huisvader in acht genomen, dan is sprake van een niet-toerekenbare tekortkoming en is hij dus niet aansprakelijk voor slijtage, beschadiging of verlies van de zaak.
3.3.3
Uit de wettelijke regeling van bruikleen volgt niet dat aan de verplichting om voor het behoud van de zaak ‘als een goed huisvader’ te zorgen, hogere eisen moeten worden gesteld dan de eisen die worden gesteld in bijvoorbeeld art. 6:27 BW (zorgvuldig schuldenaar).
Wat de zorgplicht van ‘een goed huisvader’ inhoudt, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de inhoud van de overeenkomst, waaronder begrepen het bij de overeenkomst beoogde gebruik van de zaak, de aard van het geleende en eventueel naast de bruikleen tussen partijen bestaande (rechts)betrekkingen, alsmede van de redelijkheid en billijkheid.”
4.23.
Dat de Mazda
total lossis, heeft [gedaagde 1] niet betwist, zodat dat dat vast staat. Daarmee staat ook vast dat [gedaagde 1] de Mazda van [eiseres] niet heeft teruggegeven in de staat waarin zij die had ontvangen. [gedaagde 1] is daarom tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst van bruikleen (artikel 6:74 BW). De vraag is of die tekortkoming haar kan worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat dat het geval is. Daartoe neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking.
  • i) De belangen over en weer. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] verklaard dat [naam 2] voorafgaande aan de race in Spa Francorchamps op de eerste plaats stond in het klassement. Het was daarom vooral in zijn belang en in het belang van [gedaagde 1] dat [naam 2] aan de race zou kunnen deelnemen. Alleen op die manier had [naam 2] de mogelijkheid om zijn plaats in het klassement te verdedigen. [eiseres] heeft dat mogelijk gemaakt en heeft daarvoor geen geldelijke vergoeding gekregen.
  • ii) Het beoogde gebruik. Zoals [gedaagde 1] ook zelf heeft aangevoerd, brengt het deelnemen aan een race een aanzienlijke kans op schade met zich mee. Had [naam 2] deelgenomen met de Mazda van [gedaagde 2] , dan was de schade voor rekening van [gedaagde 1] gekomen en niet voor rekening van [gedaagde 2] , de eigenaar van de auto. De facturen voor reparaties na schades zijn immers steeds op naam van [gedaagde 1] gesteld en [gedaagde 1] heeft die facturen ook betaald. [gedaagde 1] kon daarom niet de verwachting hebben gehad dat zij eventuele schade aan de Mazda van [eiseres] voor rekening kon laten van [eiseres] , de eigenaar van de bruikleen Mazda.
  • iii) De oorzaak van de schade. Anders dan bijvoorbeeld in geval van diefstal, is de schade opgelopen tijdens een race geen van buiten komend onheil. [naam 2] had het stuur in handen en zal aan het ontstaan van de schade het zijne hebben bijgedragen. Dit komt voor rekening van [gedaagde 1] , die zich ten doel stelt [naam 2] aan races te laten deelnemen.
4.24.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 1] niet de zorg van een goed huisvader heeft betracht, de tekortkoming in de nakoming kan aan [gedaagde 1] worden toegerekend en [gedaagde 1] is in beginsel aansprakelijk voor de schade die [eiseres] heeft geleden.
4.25.
[eiseres] heeft betwist dat zij tegen de schade die [gedaagde 1] heeft toegebracht verzekerd is. Dat is tegenover de louter als veronderstelling betrokken stelling van [gedaagde 1] voldoende. Anders dan [gedaagde 1] aanvoert, is dat geen omstandigheid die meebrengt dat de schade boven het bedrag van de premie en het eigen risico voor rekening van [eiseres] moet blijven (artikel 6:101 BW). [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat [gedaagde 1] en [eiseres] op 7 augustus 2023 hebben gecorrespondeerd over de voorwaarden (premie en eigen risico) waaronder de eigen Mazda van [gedaagde 2] verzekerd kon worden bij deelname aan een race. De premie bedroeg € 1.963,00 en het eigen risico € 10.000,00. [gedaagde 1] heeft toen geschreven: “voor dat geld nemen we het risico wel”. Tegen die achtergrond mocht [gedaagde 1] er niet stilzwijgend vanuit gaan dat de Mazda die zij van [eiseres] in bruikleen kreeg wel verzekerd was. [gedaagde 1] kon niet verwachten dat [eiseres] een premie van € 1.963,00 zou hebben betaald voor een Mazda die [gedaagde 1] om niet in gebruik kreeg. [gedaagde 1] dient de schade daarom te dragen. Niet gesteld is dat de billijkheid wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht van [gedaagde 1] geheel vervalt.
4.26.
Het beroep op matiging tenslotte faalt. De stelling dat direct betalingsonmacht ontstaat als [gedaagde 1] [eiseres] schadeloos moet stellen, is onvoldoende concreet onderbouwd. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 35.000,00.
Factuur 2023-101
4.27.
[eiseres] heeft het volgende gesteld. De tweede auto die [eiseres] voor de race in Spa Francorchamps aan [gedaagde 1] heeft verhuurd, is tijdens race 2 door [naam 2] beschadigd. [eiseres] heeft de schade hersteld en heeft op 25 oktober 2023 een factuur met specificatie aan [gedaagde 1] gestuurd. Het gefactureerde bedrag is € 12.919,09 en [eiseres] begroot haar schade ook op dat bedrag. [gedaagde 1] stelde twee vragen over de factuur die [eiseres] heeft beantwoord. De factuur is inhoudelijk niet betwist. [gedaagde 1] heeft de factuur niet betaald.
4.28.
[gedaagde 1] heeft bij conclusie van antwoord betwist dat [naam 2] aan de tweede Mazda van [eiseres] schade heeft geleden. Nadat [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling haar stellingen nader had onderbouwd door te verwijzen naar een YouTube-filmpje van het incident, heeft [gedaagde 1] die betwisting niet langer gehandhaafd. Daarmee staat vast dat [gedaagde 1] toerekenbaar is tekortgekomen in haar verbintenis om de Mazda in dezelfde staat aan [eiseres] terug te geven. [gedaagde 1] heeft de schadeomvang niet betwist, zodat zij in beginsel gehouden is om de schade van € 12.919,09 te vergoeden.
4.29.
[gedaagde 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog gesteld dat de schade aan de desbetreffende Mazda niet alleen door [naam 2] is veroorzaakt, maar ook door een andere coureur die de Mazda in een andere race heeft gebruikt. Die stelling heeft [gedaagde 1] onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal [gedaagde 1] veroordelen om de schade van € 12.919,09 te vergoeden
Wettelijke rente
4.30.
[eiseres] vordert dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld om de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente te betalen over het totaalbedrag van de factuur met nummer 2023-110 vanaf de factuurdatum (18 november 2023) tot de dag van betaling.
4.31.
De vorderingen ten bedrage van € 2.045,08 (Donderdag 22 juni 2023), € 5.453,06 (Herstellen schade na TT Assen) en € 30.667,95 (Schade herstel na Trophy of the Dunes) zijn handelsvorderingen zoals bedoeld in artikel 6:119a BW. Waarom de wettelijke handelsrente verschuldigd zou zijn vanaf de factuurdatum heeft [eiseres] niet gesteld. De rechtbank zal [gedaagde 1] veroordelen om de wettelijke handelsrente te betalen over het bedrag van € 38.166,10 vanaf 18 december 2023 tot de dag van betaling (artikel 6:119a lid 2 onder a BW).
4.32.
Over de schadevergoeding van € 35.000,00 is [gedaagde 1] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd. De schadevergoeding is opeisbaar op het moment dat de schade geacht moet worden te zijn geleden. Dat is voor deze schade 13 oktober 2023. Verzuim treedt op grond van artikel 6:83 onder b BW “terstond” daarna in. De factuurdatum van 18 november 2023 ligt in ieder geval na dat moment, zodat de vordering in zoverre toewijsbaar is. De rechtbank zal [gedaagde 1] veroordelen om de wettelijke rente te betalen over het bedrag van € 35.000,00 vanaf 18 november 2023 tot de dag van betaling (artikel 6:119 BW).
4.33.
[eiseres] vordert dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld om de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente te betalen over het totaalbedrag van de factuur met nummer 2023-101 vanaf de factuurdatum (25 oktober 2023) tot de dag van betaling.
4.34.
Ook deze factuur ziet op schade en [gedaagde 1] is de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd. De schade is ontstaan in het weekend van 13 oktober 2023 en is vanaf dat moment opeisbaar geworden. Verzuim treedt op grond van artikel 6:83 onder b BW “terstond” daarna in. De factuurdatum van 25 oktober 2023 ligt in ieder geval na dat moment, zodat de vordering in zoverre toewijsbaar is. De rechtbank zal [gedaagde 1] veroordelen om de wettelijke rente te betalen over het bedrag van € 12.919,09 vanaf 25 oktober 2023 tot de dag van betaling (artikel 6:119 BW).
Buitengerechtelijke kosten
4.35.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar overeenkomstig het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank zal de kosten berekenen over de totale toe te wijzen hoofdsom van € 86.085,19, dus niet per factuur afzonderlijk. De buitengerechtelijke kosten worden toegewezen voor een bedrag van € 1.635,85.
Proceskosten
4.36.
[gedaagde 1] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding
118,07
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten x tarief IV)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.613,00
In reconventie
4.37.
Een aannemer komt op grond van artikel 3:285 BW een voorrecht toe om zich op de zaak te verhalen die het voorwerp was van zijn arbeid. Bij het voorrecht van de aannemer
hoort op grond van artikel 3:290 BW een retentierecht. Het retentierecht houdt de bevoegdheid in voor de aannemer om de nakoming van een verplichting tot afgifte van de een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat zijn vordering wordt voldaan. De vordering moet wel opeisbaar zijn. De aannemer kan het retentierecht ook inroepen tegen derden met een ouder recht, indien zijn vordering voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan, of hij geen reden had om aan de bevoegdheid van de schuldenaar te twijfelen (3:291 lid 2 BW).
4.38.
In dit geval heeft [eiseres] als aannemer werkzaamheden verricht aan de Mazda van [gedaagde 2] . Haar vordering uit aanneming van werk bedraagt in hoofdsom € 38.166,10, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Die vordering is opeisbaar. [eiseres] kan daarom een retentierecht uitoefenen. Dat kan hij ook op de Mazda van [gedaagde 2] , ook al is niet [gedaagde 2] , maar [gedaagde 1] de schuldenaar. De enige bestuurder van [gedaagde 1] is [naam 3] . [naam 3] is ook de enige indirecte bestuurder van [gedaagde 2] . Om die reden hoefde [eiseres] niet te twijfelen dat [naam 3] (als indirect bestuurder van [gedaagde 2] ) aan [naam 3] (als bestuurder van [gedaagde 1] ) de bevoegdheid had verleend om aan [eiseres] opdrachten te geven tot reparatiewerkzaamheden met betrekking tot de Mazda van [gedaagde 2] .
4.39.
[eiseres] kan het retentierecht op de Mazda niet tegen [gedaagde 2] inroepen voor het haar overige vorderingen op [gedaagde 1] . De vorderingen op [gedaagde 1] tot vergoeding van de schade aan de bruikleen Mazda’s hebben niets van doen met het door [gedaagde 1] aan [eiseres] in reparatie geven van de Mazda van [gedaagde 2] .
4.40.
Omdat [eiseres] voor een deel van haar vorderingen een retentierecht heeft, zal de primaire vordering in reconventie worden afgewezen.
4.41.
Ook de subsidiaire vordering wordt afgewezen. Het retentierecht eindigt naar zijn aard op het moment dat [gedaagde 1] de vordering uit aanneming van werk aan [eiseres] zal hebben betaald. [gedaagde 2] heeft niet gesteld dat zij gronden heeft om te vrezen dat [eiseres] na betaling van de desbetreffende factuurbedragen de Mazda van [gedaagde 2] onder zich zal houden.
Proceskosten
4.42.
[gedaagde 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- salaris advocaat
307,00
(1/2 punten x tarief II)
- nakosten
100,00
Totaal
407,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen tegen [gedaagde 2] af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van bedrag van € 38.166,10 (achtendertig duizend eenhonderd zesenzestig euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 18 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 35.000,00 (vijfendertig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 18 november 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 12.919,09 (twaalf duizend negenhonderd negentien euro en negen cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 25 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.635,85 aan buitengerechtelijke kosten,
5.6.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 5.613,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde 1] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
In reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde 2] af,
5.8.
veroordeelt de [gedaagde 2] in de proceskosten van € 407,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
In conventie en in reconventie
5.9.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.D. Olden. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.
[1729;3669]