In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf A] en [bedrijf B] over de uitleg van een agentuurovereenkomst en de daarbij behorende addenda. [bedrijf B] heeft [bedrijf A] aangeklaagd voor een bedrag van € 131.980,- aan schadeloosstelling, en andere vergoedingen, en stelt dat de agentuurovereenkomst door [bedrijf A] onterecht is opgezegd zonder inachtneming van de afgesproken looptijd en wettelijke opzegtermijn. [bedrijf A] betwist de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en beroept zich op een forumkeuze voor de Turkse rechter, zoals opgenomen in de agentuurovereenkomst.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen vrij zijn om een forumkeuze te maken en dat deze keuze later kan worden gewijzigd. De kernvraag was of de oorspronkelijke forumkeuze voor de Turkse rechter in stand is gebleven of dat deze is vervangen door de forumkeuze voor de Nederlandse rechter in Rotterdam, zoals opgenomen in de addenda. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de agentuurovereenkomst en de addenda zo moeten worden uitgelegd dat de Nederlandse rechter bevoegd is. Dit oordeel is gebaseerd op de omstandigheden van de zaak, waaronder de inhoud van de addenda en de wijziging van de partijen in de overeenkomst.
De kantonrechter heeft de incidentele vordering van [bedrijf A] afgewezen en [bedrijf A] veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling van de hoofdzaak, waarbij [bedrijf A] nog de gelegenheid heeft om te reageren op de dagvaarding.