ECLI:NL:RBROT:2024:10969

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/3357
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Wet WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van een Wet WIA-uitkering. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Oversluizen, had zijn uitkering per 1 augustus 2023 beëindigd gezien, na een eerdere beslissing van het UWV op 21 april 2023. De mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 29,03% en later op 29,12% na bezwaar. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 19 februari 2024, waarin het UWV het bezwaar ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 24 oktober 2024 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zijn aanhoudende pijnklachten en de impact daarvan op zijn werkvermogen benadrukte. De rechtbank heeft de medische oordelen van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen als voldoende onderbouwd beschouwd en geconcludeerd dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 29,12% terecht was. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het UWV en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3357

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. J. Oversluizen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
gemachtigde: mr. H. Woltman.

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekende uitkering per 1 augustus 2023 beëindigd. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 29,03%.
Bij besluit van 19 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschikt is vastgesteld op 29,12%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2024. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en door [naam 1], tolk Poolse taal, en [naam 2], maatschappelijk werkster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Besluitvorming
1. Eiser is op 5 maart 2019 uitgevallen.
2. Eiser heeft een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Deze aanvraag is voor verweerder aanleiding geweest om een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek te doen.
3.1.
De verzekeringsarts is tot de conclusie gekomen dat eiser, na het verstrijken van de aan de ex-werkgever van eiser opgelegde loonsanctie, per 1 maart 2022, als gevolg van wisselende mogelijkheden als gevolg van een operatie en nabehandeling, geen benutbare mogelijkheden heeft en dat eiser per 16 februari 2023 verminderde benutbare mogelijkheden heeft als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek.
3.2.
De verzekeringsarts heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, geldig per 16 maart 2023. In de FML zijn eisers beperkingen opgenomen ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat eiser zijn eigen werk niet meer kan doen. Wel heeft hij drie gangbare functies geduid die eiser nog zou kunnen verrichten. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden ligt 29,03% lager dan eisers maatmaninkomen.
3.3.
Verweerder heeft eiser bij besluit van 21 april 2023 per 1 maart 2022 in aanmerking gebracht voor een Wet WIA-uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Deze uitkering is vervolgens bij het primaire besluit met ingang van 1 augustus 2023 beëindigd.
3.4.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de conclusie van de verzekeringsarts en dat de FML de mogelijkheden en beperkingen van eiser per datum in geding op juiste wijze weergeeft. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is vervolgens in zijn rapport tot een gewijzigde functieduiding gekomen, welke een wijziging van de mediaan tot gevolg heeft. Ook heeft hij eisers maatmanloon opnieuw berekend. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van het nieuwe maatmaninkomen, afgezet tegen de nieuwe mediaan, de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser berekend op 29,12%. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, het primaire besluit gehandhaafd, omdat eiser nog altijd meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
Standpunt van eiser
4. In beroep voert eiser aan dat bij verweerder de aanhoudende pijn aan onder meer zijn linkerenkel onderbelicht is gebleven. Hij wijst er op dat hij op 27 februari 2023 een meniscusoperatie heeft ondergaan, sterke pijnmedicatie moet gebruiken en nog steeds onder behandeling is van de pijnpoli. Hij voert verder aan dat onvoorspelbaar is in welke mate er beperkingen zullen resteren. Als gevolg van zijn klachten is hij niet in staat de resterende drie functies te verrichten. Ter zitting heeft eiser ten slotte nog gewezen op zijn zorg voor de opvoeding van zijn dochters na een echtscheiding.
Wettelijk kader
5.1.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van artikel 4 van de Wet WIA is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Gedeeltelijk arbeidsgeschikt in de zin van artikel 5 is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde, dus gangbare arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
5.2.
Bij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
Beoordeling rechtbank
6 De rechtbank dient te beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht met ingang van 1 augustus 2023 heeft vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 29,12%.
7. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, een anamnese, een lichamelijk en psychisch onderzoek door de verzekeringsarts, het gestelde in bezwaar en ter hoorzitting in bezwaar in aanwezigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en alle tot dan toe beschikbare medische informatie afkomstig van de behandelend orthopedisch chirurg, radioloog, anesthesioloog, fysiotherapeut en van de bedrijfsarts. Er is geen reden het onderzoek niet zorgvuldig te achten.
8. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd, geeft geen reden om te twijfelen aan het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Uit het gestelde in het beroepschrift volgt niet dat verweerder een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser per 1 augustus 2023. Voorts is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten als zodanig of om een gestelde diagnose, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiser in dat verband heeft aangevoerd legt – zonder af te doen aan de beleving door eiser van de door hem ervaren medische klachten – tegenover de gemotiveerde medische oordelen van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan verdergaande beperkingen aan te nemen dan neergelegd in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 29 december 2023 inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om de door de verzekeringsarts vastgestelde FML aan te passen. Hij heeft daarbij overwogen dat een geplande medische ingreep op zich geen invloed heeft op de belastbaarheid van eiser op de datum in geding. Daarbij betrekt hij dat eisers knieklachten bij de beoordeling van zijn belastbaarheid zijn meegewogen. Hij overweegt verder dat het gebruik van medicatie, de maagklachten en de gewichtstoename geen beperkingen in de FML opleveren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt verder dat zorgtaken (in verband met een echtscheiding, de zorg voor twee dochters en de financiële situatie) niet meegewogen kunnen worden in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. Dit laatste vindt bevestiging in vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zoals de uitspraak van 10 oktober 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1870).
In zijn aanvullend rapport van 25 september 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, naar aanleiding van het gestelde in beroep en de in beroep overgelegde medische informatie, inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat er geen aanleiding is om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Uit de door eiser in beroep overgelegde medische informatie kan evenmin worden afgeleid dat er een grond zou kunnen zijn om te twijfelen aan de juistheid van verweerders medische beoordeling.
Nu de rapportages van verweerders verzekeringsartsen voldoende overtuigend zijn geven ook deze geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit.
9. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiser correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voorgehouden functies de mogelijkheden van eiser op 1 augustus 2023 overschrijdt, zodat deze functies voor eiser op die datum geschikt zijn.
10. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 29,12%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%
11. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
12. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van
C.E. Delvaux, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 1 november 2024.
De rechter is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep