ECLI:NL:RBROT:2024:10965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/933
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het werkplan van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen met betrekking tot re-integratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 8 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het werkplan van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) beoordeeld. Eiser, die sinds 29 augustus 2021 een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met een arbeidsongeschiktheid van 100%, is aangemeld voor een re-integratietraject. Dit traject, dat op 25 april 2023 is vastgesteld, omvat een participatie interventie van vijf maanden met 21 uur begeleiding. Eiser betwist de noodzaak en haalbaarheid van dit traject, verwijzend naar zijn medische klachten.

De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten om eiser aan te melden voor het re-integratietraject. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 27 december 2023 vastgesteld dat eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat is om deel te nemen aan het traject. De rechtbank oordeelt dat de activiteiten die in het werkplan zijn opgenomen, zowel psychisch als lichamelijk niet belastend zijn en dat eiser voldoende mogelijkheden heeft om aan het traject deel te nemen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de verplichting voor eiser om deel te nemen aan het re-integratietraject blijft staan. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/933

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het werkplan van 25 april 2023.
1.2.
Met het bestreden besluit van 4 januari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser ontvangt sinds 29 augustus 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Op 25 april 2023 heeft verweerder een werkplan opgesteld. Hieruit vloeit voort dat eiser wordt aangemeld bij re-integratiebureau [naam bureau] voor een traject participatie interventie voor vijf maanden, waarbij er 21 uur te besteden zijn aan begeleiding. Uit het reintegratieplan blijkt dat het traject participatie interventie 18 uur omvat en dat sprake is van drie uur om te rapporteren.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtsgevolgen die voortvloeien uit het werkplan, te weten de aanmelding voor het traject participatie interventie waaraan eiser verplicht dient deel te nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser heeft mogen aanmelden voor het re-integratietraject. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De beroepsgronden van eiser komen er in de kern op neer dat hij zich, gelet op zijn medische klachten, niet in staat acht om aan het door verweerder voorgestelde traject deel te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 27 december 2023 rekening gehouden met eisers beperkingen en geconcludeerd dat eiser met die beperkingen in staat is om deel te nemen aan het re-integratietraject. Daarbij heeft zij meegewogen dat uit het werkplan blijkt dat het traject vijf maanden zal duren, waarbij er 21 uur zijn te besteden aan begeleiding, dat het doel is het deelnemen aan sociale activiteiten buitenshuis en waarbij de te ontplooien activiteiten worden omschreven als:
- Meer activiteiten ontplooien;
- Wat meer in beweging komen;
- Weer meer onder de mensen komen;
- Een zinvolle dagbesteding;
- Begeleiding bij de opstarting van de benodigde behandeling; en
- Verkrijgen van een gezond eetpatroon.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat deze activiteiten in 21 uren, verdeeld over vijf maanden, zowel psychisch als lichamelijk niet belastend zijn en geen overschrijding vormen van eisers belastbaarheid. Daarbij heeft zij rekening gehouden met eisers bezwaargronden ten aanzien van zijn belastbaarheid en geconcludeerd dat alle in het bezwaarschrift genoemde aandoeningen door de verzekeringsartsen zijn meegewogen bij de vaststelling van eisers belastbaarheid. De rechtbank ziet in wat eiser in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ten aanzien van eisers standpunt dat zijn toegenomen klachten voornamelijk op het psychische vlak liggen en dat hij dit met de onderliggende medische stukken voldoende heeft onderbouwd, overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft toegelicht vanaf wanneer zijn psychische klachten zijn toegenomen en waaruit die toename bestaat. De enkele verwijzing naar de onderliggende medische stukken acht de rechtbank onvoldoende onderbouwing. Gelet op het voorgaande heeft verweerder afdoende gemotiveerd dat van eiser, rekening houdend met zijn medische situatie, verwacht kan worden dat hij actief deelneemt aan het traject participatie interventie. Voor zover eiser van mening is dat zijn belastbaarheid inmiddels dusdanig is gewijzigd dat hij geen benutbare mogelijkheden meer heeft, kan hij een herbeoordeling aanvragen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder in het werkplan terecht aan eiser de verplichting heeft opgelegd tot het volgen van het traject participatie interventie. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van J.G. Mierop, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.