In deze zaak heeft CZ Zorgverzekeringen N.V. [gedaagde] gedagvaard wegens het niet betalen van de premie van zijn ziektekostenverzekering voor de maanden juli en augustus 2023. De gedaagde is opgeroepen om op 22 mei 2024 voor de rechtbank te verschijnen. CZ vorderde een totaalbedrag van € 263,80 aan hoofdsom, rente en incassokosten. De dag voor de zitting heeft [gedaagde] het bedrag van € 263,80 aan hoofdsom en € 7,76 aan rente betaald, wat CZ ertoe heeft aangezet haar eis te verminderen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de rente over het bedrag van € 263,80 vanaf 21 maart 2024 tot 21 mei 2024 nog niet had betaald en hem daarom tot betaling hiervan veroordeeld. De vordering van CZ voor incassokosten van € 40,- werd afgewezen, omdat niet voldoende bewijs was geleverd dat de 14-dagenbrief aan [gedaagde] was bezorgd. De kantonrechter heeft [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 513,39, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.