Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
4.Waardering van het bewijs
hij op 12 juni 2021 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een hamer, meerdere malen, op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1]
heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 12 juni 2021 te Rotterdam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je schieten " althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
.
een andere geweldplegeruit elkaar te halen. Het slachtoffer heeft daarbij geen schoppende beweging gemaakt naar het hoofd van [slachtoffer 2] .
in de gegeven omstandighedenniet worden verweten.
7.Motivering straffen
8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 383 (driehonderddrieëntachtig) dagen;
300 (driehonderd) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
120 (honderdtwintig) dagen;
€ 4.871,86 (zegge: vierduizend achthonderdeenenzeventig euro en zesentachtig cent),bestaande uit € 371,86 aan materiële schade en € 4.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 4.871,86(hoofdsom,
zegge: vierduizend achthonderdeenenzeventig euro en zesentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.871,86 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
58 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;