ECLI:NL:GHSHE:2022:3558

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
20-002310-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geslaagd beroep op putatief noodweer in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar veroordeeld tot een geldboete voor mishandeling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond. De verdachte had haar huisgenoot, die door de aangever werd aangevallen, willen verdedigen. Het hof oordeelde dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat zij haar huisgenoot moest beschermen, wat leidde tot het gebruik van een kruk tegen de aangever. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zij handelde vanuit een putatief noodweer. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002310-21
Uitspraak : 17 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 september 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-143858-21 tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging en de verdachte ter zake van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis. Tevens is beslist op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging omdat er sprake was van putatief noodweer.
Door en namens de verdachte is, zo begrijpt het hof: onder overneming van de vrijspraak van de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging op dezelfde gronden als in eerste aanleg, bepleit dat:
- primair de verdachte dient te worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling vanwege een geslaagd beroep op noodweer;
- subsidiair zij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een geslaagd beroep op noodweerexces c.q. putatief noodweer.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 1 juni 2021 te Etten-Leur, althans in Nederland, openlijk, te weten aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een kruk) tegen/op het gezicht en/of het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 1 juni 2021 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een kruk) tegen/op het gezicht en/of het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken. Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat van het openlijk plegen van geweld samen met medeverdachte [naam] geen sprake was.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 1 juni 2021 te Etten-Leur [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
meermalen met kracht met een kruk op het hoofd te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Door de raadsman van de verdachte is primair vrijspraak bepleit van de mishandeling wegens een geslaagd beroep op noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daartoe is aangevoerd – kort gezegd – dat de verdachte haar huisgenoot, tevens medeverdachte [naam] , noodzakelijkerwijs moest verdedigen tegen de wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] .
Het hof overweegt als volgt.
In het begrip ‘mishandeling’ als bedoeld in artikel 300 Sr ligt de wederrechtelijkheid van die gedraging besloten. In het geval een beroep op noodweer, zijnde een rechtvaardigingsgrond, slaagt, ontvalt de wederrechtelijkheid aan de gedragingen van de verdachte en moet zij bijgevolg van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Voor het slagen van een beroep op noodweer vereist de wet dat de verdedigingshandeling wordt geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of de onmiddellijke dreiging daarvan. Hierin ligt besloten dat de verdedigingshandeling moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het dossier volgt -kort gezegd- dat er een confrontatie tussen de aangever [slachtoffer] en de medeverdachte [naam] is ontstaan, waarbij de medeverdachte de eerste klap aan aangever heeft uitgedeeld. Vervolgens is een schermutseling tussen beiden ontstaan, waarbij zowel aangever als de medeverdachte op de grond is beland. Hierna is de aangever op de medeverdachte gaan zitten. Op dat moment kwam de verdachte ter plaatse en in actie, waarbij zij de aangever een aantal keren met haar kruk op zijn hoofd sloeg. Het beroep op noodweer slaagt in onderhavige zaak niet omdat de gedragingen van de medeverdachte jegens de aangever op grond van de uiterlijke verschijningsvormen als aanvallend moeten worden beschouwd. Het was de medeverdachte die jegens de aangever begon met het geweld. Van een noodweersituatie waarbij de verdachte heeft gehandeld ter ontzetting van de medeverdachte [naam] die wederrechtelijk door de aangever werd aangevallen was in de gegeven omstandigheden aldus geen sprake. Het was juist de aangever die zich -weliswaar ook met geweld- verdedigde tegen de wederrechtelijke aanval door de medeverdachte. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen. De verdachte zal wel worden vrijgesproken van de tenlastegelegde medeplegenvariant, omdat het hof niet bewezen acht dat daarvan in de gegeven omstandigheden sprake was.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte subsidiair voor het bewezenverklaarde feit ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van noodweerexces dan wel putatief noodweer.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de verklaring van de verdachte bij de politie (dossierpagina’s 70-71 van het politiedossier) volgt dat zij zich op 1 juni 2021 in haar woning in de [adres] te Etten-Leur bevond. De verdachte hoorde van buiten een hoop tumult en is vervolgens gaan kijken. Toen zij de deur opendeed, zag zij aangever en zijn partner bovenop haar mantelzorger/huisgenoot, tevens de medeverdachte, [naam] liggen
.Zij zag dat de partner van aangever de arm van de medeverdachte vasthield en dat aangever de medeverdachte sloeg. De verdachte heeft vervolgens haar loopkruk gepakt en is naar buiten gelopen en heeft aangever met die kruk geslagen, om de medeverdachte uit zijn benarde positie te helpen. De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij en de medeverdachte vaker zijn lastiggevallen door aangever en zijn partner. Toen zij op de avond van 1 juni 2021 herrie hoorde, is zij naar buiten gegaan en zag zij dat aangever de medeverdachte op het hoofd aan het slaan was. Verdachte zag zich genoodzaakt om de medeverdachte te redden door middel van het slaan met haar kruk op de aangever.
Het hof stelt vast dat de lezing van de verdachte dat zij, komende uit haar woning, de aangever die zich bovenop de medeverdachte bevond een aantal keren met een kruk op het hoofd heeft geslagen, niet op zichzelf staat en steun vindt in de verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] .
Voor een geslaagd beroep op noodweerexces is echter vereist dat sprake is geweest van een wederrechtelijke aanranding van -in dit geval- de medeverdachte [naam] , waarvan, zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, geen sprake is geweest op het moment dat de verdachte in actie kwam met haar kruk. Het verweer wordt bijgevolg ook in zoverre verworpen.
Ten aanzien van het beroep op putatief noodweer geldt het volgende. Er is sprake van putatief noodweer indien de verdachte abusievelijk in de veronderstelling heeft verkeerd dat hij zich (of een ander in dit geval) moest verdedigen, omdat de verdachte zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel een onjuiste opvatting had over de uitleg van de noodweerregeling. Een beroep op putatief noodweer komt als een vorm van een beroep op afwezigheid van alle schuld uitsluitend voor honorering in aanmerking wanneer de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald over het bestaan van een noodzaak tot verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding.
Het hof stelt vast dat de verdachte hetgeen direct voorafging aan het incident niet heeft meegekregen, omdat zij in haar woning was. Toen zij buiten kwam, zag zij dat de aangever bovenop de medeverdachte zat, terwijl de aangever de medeverdachte sloeg, de partner van de aangever de medeverdachte vasthield en de medeverdachte zichzelf op dat moment niet kon verdedigen. De verdachte was, zo heeft zij verklaard, in de veronderstelling dat de aangever en zijn partner de aanvallende partij waren geweest en dat de medeverdachte zich in een noodweersituatie bevond. De verdachte voelde zich genoodzaakt de medeverdachte te verdedigen en te ontzetten en heeft in een reactie de aangever geslagen met een kruk.
Het hof acht het aannemelijk dat de verdachte, gezien de uiterlijke verschijningsvormen van hetgeen zij op het moment dat zij naar buiten kwam, waarnam en de eerdere incidenten die tussen de aangever en zijn partner enerzijds en de verdachte en de medeverdachte anderzijds hebben plaatsgevonden, in de veronderstelling verkeerde dat de medeverdachte door aangever en zijn partner werd aangevallen. In de gegeven omstandigheden kan haar deze inschattingsfout naar het oordeel van het hof niet worden verweten.
Voorts is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde slaan met de kruk in de gegeven omstandigheden geen overschrijding inhoudt van de grenzen van de noodzakelijke verdediging tegen de aanranding van de medeverdachte zoals de verdachte deze verschoonbaar dwalend heeft ervaren. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden afgeleid dat de verdachte een zeer zwakke fysieke conditie heeft. De verdachte heeft verschillende beroertes en hersenbloedingen gehad, loopt met krukken dan wel verplaatst zich in een rolstoel en is aan de linkerkant van haar lichaam verlamd. Het slaan met een kruk op aangevers hoofd was voor haar een voor de hand liggende reactie in de gegeven omstandigheden. Dat zij aangever niet van de medeverdachte af kon trekken door haar fysieke beperkingen en zij geen andere mogelijkheid zag dan ingrijpen door aangever te slaan met haar kruk, acht het hof aannemelijk. Met het voor haar enige voorhanden zijnde verdedigingsmiddel om de medeverdachte mee te ontzetten, heeft zij aldus gehandeld in een situatie die zij verschoonbaar heeft beleefd als een noodweersituatie.
Nu het beroep op putatief noodweer slaagt, is de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde niet strafbaar en zal zij worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij [naam] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 735,67, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Nu verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd in de zin van artikel 361, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren.
De rechter dient ook in geval van ontslag van alle rechtsvervolging een beslissing te nemen over de proceskosten, voor zover die kosten betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij. De proceskosten zullen worden gecompenseerd aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [naam]

Verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Jutte en mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffiers,
en op 17 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.