ECLI:NL:RBROT:2024:10847

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 24/1389
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over verkeersbesluit tot geslotenverklaring voor voertuigen langer dan 12 meter in Rotterdam

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiser, een eenmans-timmerbedrijf gevestigd in Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen een verkeersbesluit dat op 18 juli 2023 was genomen. Dit besluit hield in dat voertuigen langer dan 12 meter niet meer door bepaalde straten in de wijk Oud-Charlois mochten rijden. Eiser stelde dat dit besluit zijn onderneming nadelig zou beïnvloeden, omdat het de bereikbaarheid voor laden en lossen van materialen zou bemoeilijken. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het college in redelijkheid het verkeersbesluit heeft kunnen nemen. De rechtbank overwoog dat de belangen van verkeersveiligheid en het beschermen van weggebruikers zwaarder wogen dan de belangen van eiser. De rechtbank concludeerde dat de bereikbaarheid van de bedrijven in de wijk niet volledig werd aangetast en dat de nadelige gevolgen van het besluit voor eiser niet onevenredig waren in verhouding tot de te dienen doelen. De rechtbank heeft daarbij ook verwezen naar relevante wet- en regelgeving, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW).

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1389

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Durmus),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
(gemachtigde: mr. W. Breure ).

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 18 juli 2023 heeft verweerder een verkeersbesluit genomen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Bij uitspraak van 29 augustus 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:8069) heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
1.3.
Met het besluit van 21 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen het verkeersbesluit ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft nadien een nader stuk ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en ing. [persoon A] , verkeersdeskundige. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [persoon B] en [persoon C] .

Totstandkoming van het besluit

2. [bedrijf X] is een eenmans-timmerbedrijf en is gevestigd aan de [adres] in Rotterdam. De activiteiten van eiser bestaan voornamelijk uit de productie van hardhouten kozijnen, ramen en deuren. Daarnaast handelt eiser in glas.
3. Met het verkeersbesluit van 18 juli 2023 heeft verweerder diverse verkeersmaatregelen genomen met betrekking tot vrachtverkeer in de wijk Oud-Charlois in Rotterdam. Het besluit is op 24 juli 2023 gepubliceerd in Gemeenteblad 2023, nummer 323939. Het verkeersbesluit omvat onder meer het instellen van geslotenverklaringen voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van lading, langer zijn dan 12 meter, op de Boergoensevliet, Schulpplein, Schulpweg, Spuistraat, Van Blommesteynweg, Voornsestraat, Zuidhoek, Fuutstraat, Gruttostraat en Korte Plomperstraat, middels het plaatsen van een bord C17, met opschrift ‘12m’ als bedoeld in bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
3.1.
Met het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen het verkeersbesluit ongegrond verklaard. Eiser stelt dat zijn onderneming ten gevolge van het verkeersbesluit moeilijker bereikbaar is voor laden en lossen van materialen en dat dit nadelig voor hem is. Verweerder heeft zich daarbij, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat het verkeersbesluit strekt tot het verzekeren van de veiligheid op de weg en het beschermen van weggebruikers en passagiers. Door het verkeersbesluit zijn er weliswaar minder routes beschikbaar voor lang vrachtverkeer, maar dit zorgt er juist voor dat er op minder plekken in de wijk vrachtverkeer rijdt en er vaste routes ontstaan. Met het weren van groot vrachtverkeer wordt voorkomen dat dit verkeer zich kan klemrijden, waardoor stremmingen in het verkeer ontstaan en ook het risico op slachtoffers onder medeweggebruikers wordt verkleind. Nu de bedrijven in de wijk bereikbaar blijven, dient het belang van de verkeersveiligheid volgens verweerder te prevaleren boven het belang van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder in redelijkheid het verkeersbesluit heeft kunnen nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Eiser voert aan het besluit onzorgvuldig is voorbereid. Weliswaar ligt er een brief van de politie van 23 augustus 2023, maar daarmee wordt niet voldaan aan artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), omdat die brief enkel een opsomming bevat van gebeurtenissen en onderdelen die in het primaire besluit worden genoemd en omdat van het overleg dat kennelijk tussen de korpschef en verweerder heeft plaatsgevonden geen verslag is opgesteld. Volgens eiser dient derhalve alsnog een positief advies te worden gegeven.
6.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het bestreden besluit in strijd met artikel 24 van het BABW tot stand is gekomen. Dit artikel stelt immers geen vereisten aan de wijze waarop het overleg met de korpschef van de politie plaatsvindt en aan wat in dat overleg aan de orde komt. Ook overigens worden daaraan in de relevante regelgeving geen specifieke eisen gesteld. In dit geval heeft verweerder in het bestreden besluit, zoals herhaald in het verweerschrift, toegelicht dat over het verkeersbesluit overleg heeft plaatsgevonden met de korpschef en dat een mondeling akkoord is ontvangen op het conceptbesluit. In de brief van 23 augustus 2023 heeft de korpschef het reeds mondelinge positieve advies op schrift gesteld. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat bij de totstandkoming van het verkeersbesluit overleg met politie heeft plaatsgevonden. Nog daargelaten dat een door de politie gegeven advies niet bindend is voor het nemen van een verkeersbesluit dan wel voor de feitelijke uitvoering daarvan [1] , heeft de politie in dit geval juist positief geadviseerd, zodat geen sprake is van een met een politieadvies strijdig verkeersbesluit.
7. Eiser voert verder als beroepsgrond aan dat het bestreden besluit niet in lijn is met de in de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) gestelde doelen en belangen die moeten worden afgewogen bij het nemen van een verkeersbesluit. Daartoe betoogt hij dat geen sprake is van een objectieve vaststelling van de feiten, de verkeerssituatie, de verkeersbelangen en de te verwachten verkeerseffecten. De situatie zoals die is en zoals wordt verwacht is niet deugdelijk onderzocht, zodat niet kan worden geconcludeerd dat het verkeersbesluit in lijn is met de gestelde doelen en belangen en daadwerkelijk effectief is. Daarnaast betoogt eiser dat onduidelijk is waarop de conclusie van verweerder is gebaseerd dat het verkeersbesluit tot gevolg heeft dat op minder plekken in de wijk vrachtverkeer zal rijden en dat dit verkeer vaste routes zal gaan rijden. Een concentratie van vrachtwagens zou ook juist een verhoogde kans op aanrijdingen met zich kunnen brengen. In dat verband stelt eiser dat onduidelijk is hoe eenrichtingsverkeer in bepaalde straten de verkeersveiligheid ten goede komt als de snelheid als gevolg daarvan – door het uitblijven van tegemoetkomend verkeer – toeneemt. In dat verband wijst eiser op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 april 2023 [2] .
7.1.
Het is vaste rechtspraak de Afdeling [3] dat een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op voldoende wijze inzichtelijk gemaakt dat het verkeersbesluit dient ter behartiging van de in de Wvw gestelde belangen van het verzekeren van de veiligheid op de weg en het beschermen van weggebruikers en passagiers. Verweerder heeft toegelicht dat uit ontvangen klachten en uit een onder wijkbewoners gehouden mobiliteitsonderzoek is gebleken dat vaak overlast wordt ervaren van onder meer grote vrachtwagens in de wijk. Deze vrachtwagens hebben veelal geen bestemming in de woonwijk, maar aan de rand van Oud-Charlois, aan de Plompestraat, maar worden door de gemiddelde navigatiesystemen wel dwars door de woonwijk gestuurd. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de verkeersveiligheid erbij gebaat is om groot vrachtverkeer te weren uit bepaalde in de woonwijk gelegen straten, nu deze, zoals eiser ook heeft erkend, niet geschikt zijn voor dergelijk verkeer. Door een eenduidige route voor lang vachtverkeer in te stellen, neemt de druk op de deze straten af en wordt voorkomen dat dit verkeer zich kan klemrijden, waardoor stremmingen in het verkeer ontstaan en ook het risico op slachtoffers onder medeweggebruikers wordt verkleind. Nu verweerder volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling de absolute noodzaak van een verkeersbesluit niet hoeft aan te tonen en een bepaalde beoordelingsruimte daarbij heeft, volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat nader onderzoek had moeten worden verricht naar de effectiviteit van het verkeersbesluit. Dit maakt ook dat aan het door eiser ingebrachte rapport van de verkeersdeskundige niet de conclusie kan worden verbonden dat het verkeersbesluit gebrekkig is en zo niet had mogen worden genomen.
7.3.
Verweerder heeft de met het verkeersbesluit gediende belangen afgewogen, mede in het licht van wat eiser heeft aangevoerd en heeft in redelijkheid het verkeersbesluit kunnen nemen. Daarbij heeft verweerder van belang kunnen achten dat hoewel de bereikbaarheid van bedrijven in de wijk enigszins wordt beperkt omdat niet meer door alle straten in de wijk gereden kan worden, dit er niet toe leidt dat bedrijven onbereikbaar zijn. Voor zover eiser betoogt dat een concentratie van vrachtverkeer juist ook een verhoogde kans op aanrijdingen met zich kan brengen, heeft verweerder van belang kunnen achten dat de logisch aangeduide route een korte route is en dat deze wegen beter geschikt zijn voor lang vrachtverkeer waarbij de rijcurves zijn getest met lang vrachtverkeer en waaruit is gebleken dat het verkeer bepaalde draaiingen kan maken. Hoewel het door verweerder gemelde dodelijke ongeval heeft plaatsgevonden op een weg waarlangs het vrachtverkeer na het verkeersbesluit zal worden geleid, heeft verweerder dit niettemin aan zijn besluitvorming ten grondslag kunnen leggen, omdat dit de kwetsbaarheid van overige weggebruikers en dan met name fietsers aantoont, welke belangen verweerder met het verkeersbesluit juist tracht te beschermen. Nu daarnaast voor het verkeer een maximumsnelheid geldt, ziet de rechtbank in de enkele stelling van eiser dat de snelheid van het vrachtverkeer door het instellen van eenrichtingsverkeer kan toenemen geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het verkeersbesluit de verkeersveiligheid niet ten goede komt. Het beroep op voormelde uitspraak van de Afdeling van 26 april 2023 kan eiser dan ook niet baten, omdat het in die zaak ging om de snelheid van fietsers waarvoor, anders dan in onderhavige zaak, geen snelheidslimiet is ingesteld.
7.4.
De beroepsgrond dat het bestreden besluit onvoldoende rekening houdt met eisers belangen, slaagt evenmin. In het bestreden besluit heeft verweerder erkend dat het besluit ook de bereikbaarheid van eiser enigszins beperkt (voor de vrachtwagencombinaties langer dan 12 meter), maar omdat eiser voor het overige bereikbaar blijft, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit voor eiser niet onevenredig zijn in verhouding tot de te dienen doelen, en heeft verweerder het belang van de verkeersveiligheid kunnen laten prevaleren boven het belang van eiser. Daarbij heeft verweerder nog van belang kunnen achten dat het nemen van een verkeersbesluit moet worden beschouwd als een normale maatschappelijke ontwikkeling, waarmee eenieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening en risico van de betrokkene dienen te blijven. Eiser heeft ter zitting verklaard dat gemiddeld eens per week een vrachtwagen bij hem moet lossen. Het aantal wekelijkse losbewegingen is daarmee relatief beperkt. Voor vrachtwagens met een lengte tot 12 meter brengt het verkeersbesluit geen nieuwe beperkingen met zich en die kunnen dus via verschillende aanrijroutes bij eiser terecht. Voor vrachtwagencombinaties langer dan 12 meter geldt dat deze met het verkeersbesluit komend vanaf de Rietdijk nog slechts via de Frans Bekkerstraat de Schilperoortstraat, waarin eiser is gevestigd, in mogen rijden. Volgens eiser kan dit een probleem zijn als de vrachtwagen voor het laden/lossen in tegengestelde richting op de laad/losplaats moet staan. Eiser heeft echter zitting desgevraagd geen inzicht verschaft in de problemen die hij ervaart bij het laden/lossen en hoe vaak laden/lossen in ‘tegengestelde’ richting noodzakelijk is. Het is voor de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden dat de gevolgen van het verkeersbesluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het verkeersbesluit te dienen doelen. De door eiser gestelde belangen hebben verweerder derhalve geen aanleiding hoeven geven af te zien van het verkeersbesluit.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 2
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden;
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Artikel 21De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Artikel 24Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met:
a. de korpschef,
[…]

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2759.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1861.