ECLI:NL:RBROT:2024:10730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 24/929
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling inzageverzoek persoonsgegevens onder de Wet politiegegevens

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen het besluit van 28 november 2023, waarin zijn aanvraag om inzage in persoonsgegevens is toegewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 oktober 2024, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank onderzoekt of verweerder de Wet politiegegevens (Wpg) correct heeft toegepast en of het voldoende was om inzage te bieden op het politiebureau. De rechtbank concludeert dat de Wpg van toepassing is en dat verweerder niet verplicht was om een kopie van de gegevens te verstrekken. De gangbare praktijk is om inzage op het politiebureau te bieden, wat ook in lijn is met de Wpg.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was, omdat verweerder nog binnen de wettelijke termijn van zes weken was om te beslissen. Hierdoor is verweerder geen dwangsom aan eiser verschuldigd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/929
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en
de korpschef van politie, de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. V. Vermeulen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 28 november 2023 waarin de aanvraag van eiser om inzage in zijn persoonsgegevens is toegewezen. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 21 oktober 2024 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.2.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de Wet politiegegevens (Wpg) heeft toegepast, of verweerder mocht volstaan met het bieden van inzage in de stukken op het politiebureau en of verweerder aan eiser een dwangsom is verschuldigd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) of de Wpg van toepassing?
4. Voor de beoordeling of de AVG of de Wpg van toepassing is van belang om welke gegevens het gaat. De gegevens waar eiser om verzoekt zijn opgesteld in het kader van de politietaak. Daaronder valt ook het delen van die gegevens met Veilig Thuis. In artikel 2, van de AVG is specifiek een uitzondering opgenomen voor politiegegevens. Dat betekent dat als de Wpg van toepassing is, dat dan de AVG niet van toepassing is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit ook recent uitdrukkelijk bevestigd. [1] In dit geval is dus de Wpg van toepassing.
Mocht verweerder volstaan met het bieden van inzage op het politiebureau?
5. In dit geval kon verweerder volstaan met het bieden van inzage op het politiebureau. Aan de Wpg kunnen geen rechten tot het verkrijgen van een kopie worden ontleend. De gangbare praktijk is het bieden van inzage op het politiebureau en dat wordt ook op die manier omschreven in de Wpg. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een dergelijk recht ook niet geldt bij toepassing van de AVG. Verweerder heeft eiser erop gewezen dat hij nog steeds gebruik kan maken van zijn recht op inzage.
Is verweerder aan eiser een dwangsom verschuldigd?
6. Bij een verzoek om inzage op grond van de Wpg heeft verweerder zes weken de tijd om te beslissen. Op het moment dat verweerder de ingebrekestelling ontving was deze termijn nog niet verstreken. De ingebrekestelling is daarom prematuur ingediend en verweerder is geen dwangsom verschuldigd aan eiser.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de Wpg heeft toegepast, verweerder mocht volstaan met inzage in de stukken op het politiebureau en verweerder geen dwangsom aan eiser is verschuldigd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024 door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie: uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2509).