Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
PETROBRAS INTERNATIONAL FINANCE COMPANY S.A.,
PRIME OIL & GAS COÖPERATIEF U.A.),
5 [gedaagde 5] ,
[gedaagde 6],
7 [gedaagde 7] ,
[gedaagde 8],
[gedaagde 9],
[gedaagde 10],
[gedaagde 11],
1.De zaak in het kort
Lava Jato.De beurskoers van Petrobras effecten is in 2014 en 2015 aanzienlijk gedaald.
District Court for the Southern District of New Yorkgoedgekeurde schikking is een bedrag van USD 2,95 miljard betaald.
- kunnen aandeelhouders naar Braziliaans recht vergoeding van koersschade van Petrobras vorderen?
- kunnen aandeelhouders naar Argentijns recht vergoeding van koersschade en misgelopen dividend van Petrobras vorderen?
- voldoet de door de Stichting gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van het Luxemburgse recht aan de daaraan te stellen voorwaarden?
Tribunal d'arrondissement de Luxembourg. Dit leidt tot de eindbeslissingen van de rechtbank als opgenomen in dit vonnis. Deze komen op het volgende neer.
Tribunal d'arrondissement de Luxembourgblijkt dat het Luxemburgse recht zich er niet tegen verzet dat een verklaring voor recht als hier gevraagd wordt afgegeven, ook als er (nog) geen schadevergoeding wordt gevorderd. Het volstaat naar Luxemburgs recht dat er een daadwerkelijk belang is. Dat heeft de Stichting. Voor zover op de vorderingen van Petrobras obligatiehouders op PGF Nederlands recht van toepassing is, worden die vorderingen eveneens toegewezen. Dat was al beslist in het eerste tussenvonnis 2023.
2.De procedure
Tribunal d'arrondissement de Luxembourgop door deze rechtbank gestelde vragen over de uitleg van Luxemburgs recht;
3.De verdere beoordeling in conventie
Inleidende overwegingen
Tribunal d'arrondissement de Luxembourg(hierna: de arrondissementsrechtbank Luxemburg) heeft de vragen van de rechtbank over de uitleg van het Luxemburgse recht beantwoord.
Câmera do Mercado(CAM) in Brazilië over koersschade die het gevolg is van
Lava Jato. Petrobras en PGF stellen dat zij - althans de personen binnen Petrobras die betrokken zijn bij de procedure bij deze rechtbank - hiervan pas recent op de hoogte zijn geraakt.
Superior Court of Justicein een uitspraak van 4 maart 2008 als uitgangspunt voor de oordeelsvorming genomen dat een minderheidsaandeelhouder in overeenstemming met artikel 159 lid 7 van de
Lei Brasileira das Sociedades anonimas - L 6.404(de Braziliaanse vennootschapswet) directe schade kan lijden waarvan hij vergoeding kan vorderen en dat het handelen van een bestuurder of manager schade kan veroorzaken voor de vennootschap, de aandeelhouder en derden, welke schade naast elkaar kan bestaan. Over de voorgelegde zaak oordeelde de
Superior Court of Justicedat de waardedaling van de aandelen alle aandeelhouders in dezelfde mate raakte en dat de verwachting (of hoop) is dat vergoeding van door de vennootschap geleden schade ook leidt tot het wegvallen van de indirecte schade van de aandeelhouders.
Lava Jatokwestie. Kort samengevat en voor zover van belang houden deze uitspraken het volgende in.
Court of Justice of the State of São Paulo, 27th Civil Courtheeft op 29 oktober 2015 geoordeeld dat de waardedaling van de aandelen als gevolg van het bekend worden van de fraude in het
Lava Jatoonderzoek, geen schade is waarvoor Petrobras aansprakelijk is; Petrobras is ook een slachtoffer. De schade wordt aangemerkt als indirecte schade. Overwogen is dat de aandelen zijn verworven vanuit een duidelijk speculatief belang en dat de aandelenmarkt volatiel is waarbij het risico van koersdalingen hoort.
Court of Justice of the State of Mato Grosso do Sulin hoger beroep geoordeeld dat de vordering tot vergoeding van schade vanwege waardedaling van de aandelen als gevolg van slecht management niet toewijsbaar is omdat het indirecte schade betreft. Overwogen is dat de hoofdregel is dat de vennootschap schadevergoeding vordert van de bestuurders en/of managers. Een aandeelhouder kan alleen vergoeding vorderen van direct door hem geleden schade, vergoeding aan de aandeelhouder van door de vennootschap geleden schade is niet mogelijk.
Federal Regional Court of the 2nd Regionin hoger beroep geoordeeld dat de vordering tot vergoeding van schade als gevolg van de waardedaling van de aandelen na het bekend worden van de fraude in het
Lava Jatoonderzoek, niet toewijsbaar is. De aandeelhouder kan niet in eigen naam vergoeding van schade vorderen die is geleden in het vermogen van de vennootschap.
Lava Jatoonderzoek.
Federal Regional Court of the 4th Regionis geoordeeld dat de gevorderde schadevergoeding wegens waardedaling van de aandelen na het bekend worden van de fraude in het
Lava Jatoonderzoek niet toewijsbaar is omdat het indirecte schade betreft. De
Superior Court of Justiceheeft deze beslissing op 25 november 2021 in stand gelaten.
Federal Regional Court of the 4th Regiongeoordeeld dat een vordering tot vergoeding van indirecte schade niet toewijsbaar is. De vordering tot vergoeding van koersschade komt toe aan de vennootschap. Overwogen is dat de gestelde schade zou hebben geleid tot schade aan het vermogen van de vennootschap met negatieve gevolgen voor de waarde van de aandelen. De aandeelhouders hadden aangevoerd dat Petrobras verliezen heeft geleden als gevolg van mismanagement en corruptieschandalen, waarover in de media mededelingen zijn gedaan en dat door dit alles koersschade is opgetreden.
Superior Court of Justicegeoordeeld dat de vordering tot vergoeding van koersschade niet toewijsbaar is omdat het indirecte schade van de aandeelhouders betreft. De aandeelhouders hadden aangevoerd dat zij net als de Amerikaanse aandeelhouders recht hebben op schadevergoeding.
Superior Court of Justiceop 23 september 2014 overwogen dat artikel 159 van de Braziliaanse vennootschapswet analoog van toepassing is op civielrechtelijke aansprakelijkheidsvorderingen tegen de meerderheidsaandeelhouder van de vennootschap voor schade als gevolg van misbruik van recht. Vervolgens is overwogen dat de vordering van een aandeelhouder gericht moet zijn op het krijgen van vergoeding van zijn eigen, persoonlijke, directe schade.
Federal Regional Court of the 3rd Regionop 22 januari 2020 hetzelfde oordeel gegeven waarbij is gewezen op het speculatieve karakter van de handel in aandelen en is overwogen dat de bank eerder slachtoffer dan dader van de gestelde fraude is.
Lavo Jatoonthullingen is indirecte schade. Petrobras dient haar schade te verhalen op de personen die bij de fraude betrokken waren en aandeelhouders kunnen die niet op Petrobras verhalen; er wordt van uitgegaan dat de koers zich na toekenning van de schadevergoeding herstelt. Ook is in verschillende uitspraken gewezen op het speculatieve karakter van beleggen in aandelen. Er is een veelheid aan uitspraken waaruit dit blijkt en er zijn geen gerechtelijke uitspraken waarin aandeelhouders van Petrobras wel vergoeding van koersschade kregen.
Superior Court of Justicevan 4 maart 2008. Daarin is onder meer overwogen dat de schade van de aandeelhouders in die zaak gelijk was aan de schade van de vennootschap en dat de verliezen van de aandeelhouders alleen werden geleden in de exacte verhouding van hun aandelen. De verwachting of hoop is dat na vergoeding van de schade aan de vennootschap de koers herstelt en de verliezen van de aandeelhouders wegvallen. Deze uitspraak houdt niet in dat koersverliezen voor zover deze niet geheel worden goedgemaakt door de schadevergoeding aan de vennootschap, individueel door de aandeelhouder geleden worden en daarom moeten worden beschouwd als directe schade. Dat is, zoals gezegd, ook niet de lijn van de Braziliaanse rechtspraak. Ook uit de latere uitspraken van de
Superior Court of Justicein verschillende Petrobras-zaken blijkt niet dat de hoogste Braziliaanse rechter het standpunt van de Stichting deelt.
Superior Court of Justicevan 6 september 2016. Daarbij is geoordeeld dat de schadevergoeding vorderende minderheidsaandeelhouder (als enige) directe schade leed door het onrechtmatig handelen van de bestuurder en meerderheidsaandeelhouder. Alle activa van de onderneming werden onrechtmatig overgeheveld naar een onderneming van de meerderheidsaandeelhouder, waarbij de minderheidsaandeelhouder buiten spel werd gezet. Gelet op deze feitelijke achtergrond is de positie van deze minderheidsaandeelhouder onvergelijkbaar met die van de Petrobras aandeelhouders voor wier belangen de Stichting opkomt.
Superior Court of Justicebij de beoordeling van zogeheten
special appealsis gebonden aan de feiten zoals vastgesteld door de feitenrechters. Zij verwijst hiervoor naar diverse uitspraken, waaronder die van 28 april 2020. Dat laat onverlet dat feitenrechters in Brazilië blijkens de overgelegde rechtspraak - voor zover zij aan deze vraag toekomen - koersschade van Petrobras aandeelhouders als indirecte schade aanmerken en vorderingen van aandeelhouders afwijzen. Dat de
Superior Court of Justicein diverse uitspraken heeft aangegeven dat voor een wijziging van het oordeel van de (feiten)rechter dat sprake is van indirecte schade, onderzoek naar de feiten noodzakelijk is waarvoor in een
special appealgeen plaats is, verandert dat gegeven niet. In het bijzonder kan uit die overweging niet worden afgeleid dat (toch) sprake was van directe schade.
Lava Jatoonderzoek. Als in die procedures een aantal stellingen van de Stichting niet of minder uitgewerkt naar voren zijn gebracht, doet dat vermoeden dat deze stellingen naar Braziliaans recht geen belangrijke thema's vormen. Het gaat in ieder geval de taak van de Nederlandse rechter te buiten om aan die thema's een groter gewicht toe te kennen dan in het Braziliaanse recht wordt gedaan of om aan de uitspraken van de hoogste Braziliaanse rechter in civiele zaken een andere uitleg te geven dan Braziliaanse feitenrechters (eerste en tweede lijn) in een substantieel aantal zaken hebben gedaan in de afgelopen jaren.
lex specialisvoorrang op het algemene civielrechtelijke aansprakelijkheidsrecht. De consumentenbeschermende bepalingen zijn niet van toepassing omdat de relatie tussen een aandeelhouder en Petrobras volgens [persoon D] niet kwalificeert als een consumentenrelatie.
Ley General de Sociedas(de Argentijnse Vennootschapswet) geen regeling is opgenomen op grond waarvan de vennootschap aansprakelijk kan worden gesteld voor onrechtmatig handelen van haar bestuurders en managers. De bestuurders en managers zijn op grond van artikel 274 van genoemde wet aansprakelijk jegens de vennootschap, aandeelhouders en derden voor onder meer handelen in strijd met wettelijke bepalingen en schade als gevolg van bedrog. De aandeelhouder kan tegen hen een vordering instellen op grond van artikel 279 van die wet.
Ley General de Sociedasgeen
lex specialisis ten opzichte van de
Código Civil de la Nación.Petrobras is volgens haar op grond van de artikelen 43 en/of 1066 en/of 1109 van dat laatste wetboek aansprakelijk voor onrechtmatig handelen van haar bestuurders en managers. Deze artikelen zijn niet onverenigbaar met het vennootschapsrecht; de bepalingen van de
Ley General de Sociedassluiten niet uit dat de vennootschap ten opzichte van de aandeelhouders aansprakelijk is. De Stichting heeft in dat verband onder meer verwezen naar de opinie van [persoon C] van 12 december 2022 waarin is verwoord dat een vennootschap deelneemt aan het maatschappelijk verkeer via haar vertegenwoordigers en dat daarom het handelen van die vertegenwoordigers aan de vennootschap wordt toegerekend.
Lava Jatokwestie als zodanig; daarover waren kennelijk, ten tijde van het opstellen van het rapport, in Argentinië nog geen uitspraken gewezen.
National Court of Appeals in Commercial Matters, Chamber Din de zaak Loschi van 25 februari 1993 betrof een vordering van een aandeelhouder op een vennootschap, haar bestuurders en een vereffenaar. De bestuurders hadden de activiteiten van de onderneming gestaakt, geen verantwoording aan de aandeelhouder afgelegd over activa van de vennootschap en (kort gezegd) de vennootschap in de steek gelaten. De beslissing van de
National Court of Appealswas dat de bestuurders de waarde van bepaalde activa moesten vergoeden aan de vennootschap, en niet aan de aandeelhouder.
National Court of Appeals in Commercial Matters, Chamber Cvan 22 mei 1987 (de zaak Kuckiewicz) ging het onder meer om een vordering van een aandeelhouder tegen de vennootschap vanwege schade als gevolg van fraude en onttrekkingen. Het gaat hier, zo oordeelde de
National Court of Appeals, om schade geleden door de vennootschap en niet om schade die specifiek en direct is geleden door de aandeelhouders. Een eventuele schadevergoeding komt daarom de vennootschap toe en niet de individuele aandeelhouder.
National Court of Appeals in Commercial Matters, Chamber Dvan 22 september 2010 (de zaak Pérez e.a.) betrof een vordering van aandeelhouders tegen bestuurders. De eisers hadden aangevoerd dat slecht management van de bestuurders onder meer heeft geleid tot verlies van de nominale waarde van de aandelen, waardoor zij individueel schade hebben geleden. Daarover is geoordeeld dat deze schade geen directe schade betreft en dat de aandeelhouders geen vergoeding van die schade kunnen vorderen.
a posteriori" worden uitgeoefend.
couper court), welk proces ook door anderen kan worden aangespannen.
United States District Court for the Southern district of New York(hierna: de rechtbank New York) geëindigd in een schikking. Bij uitspraak van 1 februari 2018 heeft de rechtbank New York die schikking goedgekeurd (zie het tussenvonnis 2020 onder 2.15). Anderzijds zijn procedures tegen Petrobras in Brazilië geëindigd in afwijzing van de vorderingen van aandeelhouders. Van de uitkomst van de onderhavige procedure kan afhangen of een Petrobras belegger zelf een vordering tot schadevergoeding zal instellen en dan het vonnis van deze rechtbank in het geding zal brengen. Die procedure zal daardoor - afhankelijk van de beslissing van de geadieerde rechter - aanzienlijk bekort of zelfs voorkomen kunnen worden.
Le droit judiciaire privé au Grand-Duché de Luxembourg" van Th. Hoscheit aangevoerd dat alleen in zeer uitzonderlijke gevallen een vereniging of andere entiteit een collectief belang kan behartigen, maar dat de Stichting niet aan de daaraan te stellen voorwaarden voldoet.
Cour d' Appelvan 22 april 1999 waarnaar door de arrondissementsrechtbank Luxemburg is verwezen. Volgens hen blijkt daaruit dat de eiser een eigen, persoonlijk belang moet hebben bij de vordering, welk belang de Stichting niet heeft. Daarbij zien Petrobras en PGF eraan voorbij dat de procedure die is uitgemond in de uitspraak van de
Cour d'Appel,is gestart door een aantal personen die niet de positie hadden van vereniging of andere entiteit die voor een collectief belang opkwam. Eisers waren niet bevoegd anderen te vertegenwoordigen. Verder blijkt uit de uitspraak dat het ging om de vraag of een bepaalde dag een feestdag was. Eisers hoefden die dag niet te werken in het voorgaande jaar, maar anderen wel. Het ging om duidelijkheid voor die anderen voor de toekomst. De
Cour d'Appelis van oordeel dat het, omdat eisers alleen voor zichzelf mochten optreden, ging om een puur theoretische vraag en dat het gerecht geen "consultatiebureau" is. Die situatie doet zich hier niet voor: de Stichting staat een concreet (en voor Petrobras c.s. volstrekt duidelijk) doel voor ogen, dat zij gelet op haar statuten ook behoort te behartigen, een en ander ten behoeve van beleggers die daarbij een concreet belang hebben.
- de vorderingen op POG, PIB, [gedaagde 5] en [gedaagde 6] geheel worden afgewezen;
- de vorderingen op Petrobras toewijsbaar zijn naar Luxemburgs recht en voor het overige worden afgewezen;
- de vorderingen op PGF gedeeltelijk toewijsbaar zijn naar Luxemburgs en Nederlands recht en voor het overige worden afgewezen;
- de vorderingen op de niet verschenen gedaagden vrijwel geheel worden toegewezen.
4.De verdere beoordeling in voorwaardelijke reconventie
Inleidende overwegingen
Opinion & Order,de
Civil Judgmenten de
Order & Final Judgment(zie het tussenvonnis 2020 onder 2.16 - 2.18) worden erkend en bindend zijn voor eenieder die onder het bereik van de
Stipulation of Settlement and Releasevalt (zie het tussenvonnis 2020 onder 2.15).
Stipulation of Settlement and Releasevallen geen eiser(s) in deze procedure zijn. De Stichting komt ook niet op voor de belangen van degenen die onder het bereik van die
Stipulationvallen. Petrobras en PGF zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering, weergegeven in het eerste tussenvonnis 2023 onder 5.3 sub 1 onderdeel a.
affiliates) die transacties hebben verricht die onder de reikwijdte van de
Stipulation of Settlement and Releasevallen, behalve voor zover het belangen van deze investeerders betreft in het kader van transacties die zij hebben verricht in aandelen op de Braziliaanse beurs Bovespa. Petrobras en PGF hebben daarbij aangevoerd dat zij tot een verdere afbakening van de groep Petrobras beleggers willen komen en duidelijkheid willen creëren ingeval nieuwe collectieve of individuele vorderingen worden ingesteld.
Class Settlementtot stand is gekomen en is goedgekeurd door de rechtbank New York. Voor zover het gaat om een uitleg in het algemeen van de in de schikking gegeven definities, is de (nadere) uitleg voorbehouden aan degenen die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van de schikking en uiteindelijk aan de rechtbank New York, die de schikking heeft goedgekeurd. Voor zover het een uitleg betreft van de schikking ter beantwoording van de vraag of en wanneer een individuele investeerder als
affiliateonder de
Class Settlementvalt en daardoor geen Petrobras belegger is als door de Stichting gedefinieerd, kan deze vraag niet worden beantwoord binnen het kader van een collectieve actie. Een collectieve actie is niet bedoeld en evenmin geschikt om aan de hand van individuele, specifieke omstandigheden een oordeel te geven.
5.De beslissing
- de publicatie van onjuiste, onvolledige en/of misleidende financiële gegevens (verwijt III);
- de uitgifte van Petrobras effecten op basis van onvolledige, onjuiste en/of misleidende informatie (verwijt IV en V);
- het bewust onterecht vertrouwen wekken van beleggers tijdens de fraudeperiode door moedwillig de indruk te wekken dat fraude binnen Petrobras haast onmogelijk was. (verwijt VI);
- Petrobras, PGF en PIB van € 65.049,00
- POG van € 56.335,00
- [gedaagde 5] en [gedaagde 6] van € 19.251,00
- de erkenning van de
- de verjaring van de rechtsvorderingen van Petrobras beleggers naar Spaans recht;
[2066/106/2148/2862]