In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van [bedrijf A] ter verkrijging van toestemming om eiser als beveiliger in opleiding werkzaam te laten zijn. De korpschef van politie heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 29 augustus 2023 afgewezen, en dit besluit is gehandhaafd in het bestreden besluit van 5 december 2023. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, en de rechtbank heeft de zaak op 27 september 2024 behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de korpschef in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de betrouwbaarheid van eiser niet boven iedere twijfel is verheven. Dit oordeel is gebaseerd op zorgen over het geestelijk welzijn van eiser, zoals blijkt uit mutaties en meldingen in het politiesysteem. Eiser heeft betoogd dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen onderzoek is gedaan naar zijn capaciteiten en werkervaring. De rechtbank stelt echter vast dat de korpschef hogere eisen mag stellen aan de betrouwbaarheid van beveiligingsmedewerkers.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag van eiser terecht is, omdat de korpschef zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de betrouwbaarheid van eiser niet voldoende is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.