ECLI:NL:RBROT:2024:10712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
83/054732-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor faillissementsfraude met bijzondere voorwaarden en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een vennootschap, [naam bedrijf], betrokken was bij faillissementsfraude. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook tot een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de verplichting voor de verdachte om gedurende de proeftijd maandelijks € 750,- af te lossen aan de schuldeisers. De zaak kwam aan het licht na het faillissement van [naam bedrijf] op 16 februari 2021, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het onttrekken van aanzienlijke bedragen aan de boedel en het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie. Tijdens de zitting op 3 oktober 2024 zijn procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de verdachte instemde met de voorgestelde strafmaat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met deze afspraken, wat leidde tot een eerlijke rechtsgang. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/054732-22
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijfadres: [adres],
postadres: [postadres],
raadsman mr. C.W.J. Faber, advocaat te Eindhoven.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

De officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben op 9 september 2024 een schriftelijke overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van de strafzaak.
Op de zitting van 3 oktober 2024 zijn deze procesafspraken door de procespartijen formeel aan de rechtbank kenbaar gemaakt en besproken. De verdachte is daarbij gehoord.
De procesafspraken die aan de rechtbank zijn voorgelegd, houden onder meer in dat de verdediging geen verweren voert op de terechtzitting. De officier van justitie zal een werkstraf eisen van 240 uur, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd maandelijks € 750,- aflost aan schuldeisers.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten (HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252). Er is sprake van een eerlijke en controleerbare rechtsgang.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. Dingley heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd maandelijks € 750,- aflost aan de schuldeisers;
  • de oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van voorarrest, subsidiair te vervangen door 120 dagen hechtenis voor het geval de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht.

5.Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en voor de strafmaat de rechtbank verzocht de procesafspraken te volgen.

6.Waardering van het bewijs

6.1.
Bewijswaardering
[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]) is op 16 februari 2021 in staat van faillissement verklaard. De verdachte was bestuurder/vennoot van [naam bedrijf] en hield zich bezig met de administratie van [naam bedrijf].
Er zijn in de ten laste gelegde periode geen jaarstukken, balans en winst- en verliesrekeningen van [naam bedrijf] opgesteld. De kasadministratie en een crediteurenoverzicht ontbraken en de verkoopadministratie was niet overzichtelijk. Tot aan de datum van het faillissement en nadien is geen volledige en inzichtelijke administratie gevoerd en bewaard. Er is ook geen deugdelijke administratie verstrekt aan de curator. De curator had hierdoor onvoldoende inzicht in de rechten en de verplichtingen van [naam bedrijf]. Hierdoor is de afhandeling van het faillissement aanzienlijk bemoeilijkt.
Voorts heeft de verdachte een bedrag van in totaal € 1.446.266,- aan de boedel van [naam bedrijf] onttrokken door zakelijke betalingen op zijn privérekening te ontvangen, geld te ontvangen vanaf de rekening van [naam bedrijf] terwijl dit niet deugdelijke geadministreerd is en door geld van [naam bedrijf] contant op zijn rekening te storten.
De overtuiging dat de verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
6.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij in de periode 6 september 2016 tot en
met 6 mei 2021, te 's Gravendeel, althans in Nederland, als bestuurder (vennoot) van een vennootschap, te weten [naam bedrijf], welke vennootschap op 16 februari 2021 in staat van faillissement is verklaard,
- tijdens het faillissement van die vennootschap desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, te weten een (volledige) kasadministratie en/of jaarrekeningen en/of (zorgvuldige/complete) debiteuren- en/of crediteurenadministratie en/of balansen en/of winst- en verliesrekeningen, in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekt, en/
- voor het faillissement , opzettelijk niet heeft voldaan aan of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie, immers was er geen sprake van (het voeren en samenstellen van een (volledige) kasadministratie en jaarrekeningen en (zorgvuldige/complete) debiteuren- en/of crediteurenadministratie en balansen en winst- en verliesrekeningen, en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt;
2.
Hij als bestuurder (vennoot) van een vennootschap, te weten [naam bedrijf]
, welke vennootschap op 16 februari 2021 in
staat van faillissement is verklaard, voor het faillissement, te weten in de periode van 6 september 2016 tot en met 16 februari 2021 te
‘s Gravendeel, althans in Nederland, geldbedragen eaan de boedel heeft onttrokken, terwijl hij wist dat hierdoor een of meer schuldeisers van voornoemde vennootschap in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld, immers heeft verdachte in die periode geldbedragen van (in totaal) 1.446.266,00 euro, bestaande uit:
- 1.382.856,00 euro; en/of
- 63.410,00 euro,
buiten de boedel gebracht .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
als bestuurder van een rechtspersoon, tijdens het faillissement van de rechtspersoon, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijk verplichtingen ter zake, een ingevolgde de wettelijke verplichting gevoerde en bewaarde administratie en daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator te verstrekken en als bestuurder van een rechtspersoon, voor het faillissement van de rechtspersoon, terwijl dit is gevolgd opzettelijk niet voldoen/bewerkstelligen dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt;
2.
als bestuurder van een rechtspersoon wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor de intreding van het faillissement dat is gevolgd, enig goed aan de boedel hebben onttrokken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

9.Motivering straffen maatregel

9.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.2.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft als bestuurder van een failliete vennootschap opzettelijk niet voldaan aan de op hem rustende wettelijke verplichting om een volledige administratie van de vennootschap te voeren en deze te overleggen aan de curator. Hierdoor was het voor de curator niet mogelijk om het faillissement op juiste wijze af te wikkelen. Voorts heeft de verdachte aanzienlijke geldbedragen aan de boedel onttrokken terwijl hij wist dat hierdoor schuldeisers benadeeld werden.
De verdachte heeft kwalijk gehandeld. Niet alleen omdat de gedupeerde schuldeisers financiële schade leiden, maar ook omdat dergelijk handelen het onderling vertrouwen tussen ondernemers, dat van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer, aantast.
De verdachte heeft zich laten leiden door financieel gewin zonder rekening te houden met voornoemde schadelijke gevolgen. Uit het dossier blijkt dat de verdachte het grootste deel van de betalingen die hij voor de vennootschap privé heeft ontvangen heeft overgemaakt naar de bankrekening van de vennootschap.
9.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
9.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
9.4.
Conclusies van de rechtbank
De eis van de officier van justitie strafoplegging doet in voldoende mate recht aan de ernst van de misdrijven en staat in een redelijke verhouding tot de inhoud van het dossier en is ook een redelijke straf in deze zaak voor deze verdachte. Daarbij is van belang dat de verdachte betalingsregelingen heeft getroffen met schuldeisers van de vennootschap en maandelijks maximaal probeert af te betalen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 343 en 344a van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal gedurende de proeftijd maandelijks een bedrag van € 750,- aflossen aan de schuldeisers;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
234 (tweehonderdvierendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
117 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en M.J.C. Spoormaker, rechters
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 6 september 2016 tot en
met 6 mei 2021,
te 's Gravendeel, althans in Nederland,
als bestuurder (vennoot) van een vennootschap, te weten [naam bedrijf]
, welke vennootschap op 16 februari 2021 in
staat van faillissement is verklaard,
- tijdens het faillissement van die vennootschap desgevraagd opzettelijk niet
terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake,
een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en
de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, te weten een
(volledige) kasadministratie en/of jaarrekeningen en/of (zorgvuldige/complete)
debiteuren- en/of crediteurenadministratie en/of balansen en/of winst- en
verliesrekeningen, in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de
inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekt, en/of
- tijdens het faillissement van de vennootschap, of voor het faillissement indien dit
is gevolgd, opzettelijk niet heeft voldaan aan of heeft bewerkstelligd dat werd
voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie,
immers was er geen sprake van (het voeren en/of samenstellen van een (volledige)
kasadministratie en/of jaarrekeningen en/of (zorgvuldige/complete) debiteuren-
en/of crediteurenadministratie en/of balansen en/of winst- en verliesrekeningen,
en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt;
(artike1 344a lid 2 sub 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
(art 344a lid 2 ahf/ond 1° Wetboek van Strafrecht)
2
Hij
als bestuurder (vennoot) van een vennootschap, te weten [naam bedrijf]
, welke vennootschap op 16 februari 2021 in
staat van faillissement is verklaard,
voor of tijdens het faillissement,
te weten op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2016
tot en met 16 februari 2021 te s' Gravendeel, althans in Nederland,
één of meerdere geldbedrag(en) en/of goederen, althans enig goed aan de boedel
heeft onttrokken,
terwijl hij wist dat hierdoor een of meer schuldeisers van voornoemde
vennootschap in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld,
immers heeft verdachte in die periode één of meerdere geldbedrag(en) van (in
totaal) (ongeveer) 1.446.266,00 euro, bestaande uit:
- 1.382.856,00 euro; en/of
- 63.410,00 euro,
althans een of meerdere geldbedrag(en) en/of goederen,
buiten de boedel gebracht en/of uit het zicht en/of uit de macht van de curator
gebracht en/of gehouden;
(art 343 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)