ECLI:NL:RBROT:2024:10658

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 24/8692
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen herziening en intrekking bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de herziening en intrekking van zijn bijstandsuitkering. Verzoeker, die sinds 10 juni 2019 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Dagelijks Bestuur van Avres, dat op 14 mei 2024 zijn bijstandsuitkering heeft herzien en ingetrokken. Dit besluit volgde op een onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering, waarbij Avres constateerde dat verzoeker geen melding had gemaakt van kasstortingen en gokactiviteiten. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening, omdat hij een voorschot of een andere oplossing voor zijn betalingsproblemen wenst. Tijdens de zitting op 7 oktober 2024 is het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en Avres aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het verzoek niet voldoet aan de vereisten van materiële connexiteit, aangezien het bestreden besluit uitsluitend betrekking heeft op de herziening en intrekking van de bijstandsuitkering over een afgesloten periode. Verzoeker ontvangt op dat moment nog steeds een bijstandsuitkering, waardoor hij geen recht heeft op een voorschot. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond voor een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling van de herziening en intrekking. De uitspraak houdt in dat Avres geen voorschot of andere voorlopige tegemoetkoming aan verzoeker hoeft te verlenen, en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8692

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker,

(gemachtigde: mr. O.F.X. Roozemond),
en

het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres (Avres)

(gemachtigde: mr. J. Hartwijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de herziening en de intrekking van zijn bijstandsuitkering.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 mei 2024 heeft Avres daartoe besloten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verzoeker en Avres hebben aanvullende stukken ingediend.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van Avres.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker heeft sinds 10 juni 2019 een bijstandsuitkering. Nadat Avres een signaal had binnengekregen dat verzoeker per 9 oktober 2023 bij [naam bedrijf] werkzaam was, is een onderzoek ingesteld naar het recht op algemene bijstand voor de maanden oktober, november en december 2023. Avres heeft verzoeker vervolgens gevraagd om salarisstroken, bankafschriften en verklaringen van stortingen of bijschrijvingen over te leggen. Met het besluit van 5 februari 2024 heeft Avres aan verzoeker bekendgemaakt dat zijn bijstandsuitkering voor de maanden oktober, november en december 2023 zal worden herzien en dat zijn inkomsten uit arbeid zullen worden verrekend. Ook heeft verzoeker de inlichtingenplicht van artikel 17 van de Participatiewet (Pw) geschonden.
3. Naar aanleiding van de door verzoeker eerder overgelegde bankafschriften, heeft Avres vervolgens een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de uitkering aan verzoeker omdat er op de bankafschriften transacties bij verschillende casino’s te zien waren. Verder waren er met enige regelmaat kasstortingen en bijschrijvingen van derden te zien. Met het besluit van 14 mei 2024 heeft Avres besloten dat de bijstandsuitkering van verzoeker over de periode 1 mei 2023 tot en met 30 september 2023 en 1 januari 2024 tot en met 31 januari 2024 wordt herzien. Daarnaast is besloten dat de uitkering over de periode 1 januari 2023 tot en met 30 april 2023 en 1 oktober 2023 tot en met 31 december 2024 (de voorzieningenrechter begrijpt: 2023) wordt ingetrokken. De reden hiervoor is dat verzoeker geen melding heeft gemaakt van kasstortingen, ontvangsten van derden en gokactiviteiten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat het in deze zaak om?
4. Verzoeker is het niet eens met de herziening en intrekking van zijn bijstandsuitkering, onder meer omdat verzoeker ook schulden heeft en hij zich daarom niet heeft verrijkt met de bijschrijvingen die op zijn rekening te zien zijn. Hij beschikt niet over vermogen. Hij wil met zijn verzoek bereiken dat aan hem een voorschot zal worden uitgekeerd, dan wel dat voor hem op enige andere manier een passende oplossing komt voor zijn betalingsproblemen, zoals het stopzetten van de verrekeningen die worden toegepast.
5. Avres heeft voorafgaand aan en tijdens de zitting toegelicht dat verzoeker op dit moment een bijstandsuitkering ontvangt. Wel worden inkomsten die meneer heeft verrekend met de bijstandsuitkering en betaalt hij een lening af. Verzoeker beschikt daardoor over inkomsten op bijstandsniveau, of in ieder geval ter hoogte van de beslagvrije voet. Er is nog geen sprake van een terugvordering naar aanleiding van het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk
6. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waarom verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk?
7. Uit de functie van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat een verzoek om een voorlopige voorziening moet voldoen aan de vereisten van formele en materiële connexiteit. Niet alleen is voor een ontvankelijk verzoek om een voorlopige voorziening nodig dat tegen een besluit bezwaar, dan wel beroep is ingesteld bij de bestuursrechter (formele connexiteit), wat een verzoeker met zijn verzoek wil bereiken moet ook betrekking hebben op de inhoud van dat besluit en met de rechtsgevolgen die verzoeker kan bereiken met het bezwaar, dan wel beroep daartegen (materiële connexiteit). [1]
8. Verzoeker wenst met het verzoek om voorlopige voorziening te bereiken dat hij een voorschot ontvangt, ofwel dat op een andere manier een passende oplossing wordt geboden voor zijn betalingsproblemen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit verzoek echter niet voldoet aan het vereiste van materiële connexiteit. Het bestreden besluit heeft uitsluitend betrekking op de herziening en de intrekking van de bijstandsuitkering van verzoeker over een afgesloten periode in het verleden. De voorzieningenrechter kan daardoor enkel een voorziening treffen ten aanzien van de herziening en de intrekking van de bijstand. Bovendien beschikt verzoeker op dit moment over een bijstandsuitkering. Verzoeker kan geen voorschot ontvangen als het recht op algemene bijstand inmiddels is vastgesteld. [2] Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk.
9. Voor zover verzoeker in deze procedure wenste op te komen tegen de (juistheid van de) verrekeningen die Avres thans toepast op de lopende bijstandsuitkering, kan de voorzieningenrechter ook daar geen voorlopige voorziening voor treffen. De verrekeningen staan namelijk los van de inhoud van het bestreden besluit, waardoor ook ten aanzien van dat verzoek materiële connexiteit ontbreekt. Verzoeker kan een andere procedure instellen, specifiek gericht tegen de juistheid van de verrekeningen die worden toegepast op zijn bijstandsuitkering.
10. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat voor zover bedoeld zou zijn het verzoek te betrekken op een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling van de herziening en intrekking, verzoeker daarbij geen spoedeisend belang aannemelijk heeft gemaakt. Te meer nu van terugvordering nog geen sprake is en verzoeker een bijstandsuitkering ontvangt.

Conclusie en gevolgen

11. Het verzoek is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat Avres aan verzoeker geen voorschot of andere voorlopige tegemoetkoming hoeft toe te kennen en dat de voorzieningenrechter de zaak verder niet inhoudelijk beoordeelt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2024.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:173.
2.Dit volgt uit artikel 52 van de Participatiewet.