Uitspraak
31 augustus 2019 betreft;
14 oktober 2019, 19/5319 en 19/5589 (aangevallen uitspraak), voor zover hier van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot bijzondere bijstand voor de kosten van medicinale cannabis. Verzoeker, die lijdt aan multiple sclerose, heeft jarenlang medicinale cannabis gebruikt ter bestrijding van zijn pijnklachten. De kosten hiervan werden tot voor kort volledig vergoed door het college van burgemeester en wethouders van Leiden op basis van de Participatiewet (PW). Verzoeker diende op 30 juli 2018 een nieuwe aanvraag in voor bijzondere bijstand voor de kosten van 130 gram medicinale cannabis per vier weken. Het college heeft echter besloten om de bijzondere bijstand slechts toe te kennen voor de periode van 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2019, met een beperking in de vergoeding vanaf 1 april 2019.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voldoet aan het materiële connexiteitsvereiste, omdat het bestreden besluit slechts betrekking heeft op de periode tot 1 september 2019. Verzoeker heeft geen aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand na deze datum, en het college heeft enkel een intentie uitgesproken om geen verdere bijstand te verlenen. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening voor de periode na 31 augustus 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast is het verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de hoogte van de bijzondere bijstand voor de periode van 1 april 2019 tot en met 31 augustus 2019 afgewezen, omdat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening vereist. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek niet toewijsbaar is, en heeft de zaak afgesloten zonder proceskostenveroordeling.