ECLI:NL:RBROT:2024:10633

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
10/215718-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak voor voorbereidingshandelingen en bezit van harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een strafbaar feit onder de Opiumwet en bezit van harddrugs. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de in zijn woning aangetroffen voorwerpen, zoals drukpersen en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op of omstreeks 3 juli 2024 in zijn woning was of daar toegang toe had. De getuigenverklaringen en het DNA-materiaal gaven geen uitsluitsel over de situatie op de relevante datum. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Tevens heeft de rechtbank beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij de drukpersen en andere middelen onttrokken aan het verkeer zijn verklaard, terwijl de telefoon aan de rechthebbende werd teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/215718-24
Datum uitspraak: 22 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsvrouw mr. T. Altindag, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest.
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen keukenweegschalen en mixer, onttrekking aan het verkeer van de versnijdingsmiddelen en heroïne en teruggave aan de rechthebbende van de telefoon.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. In de (huur)woning van de verdachte (hierna: de woning) zijn onder meer drukpersen, weegschalen, een professionele mixer en zakken met versnijdingsmiddelen aangetroffen. Ook is er een zak met 74,6 gram bruin poeder aangetroffen waarvan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI) heeft vastgesteld dat dat heroïne bevatte. De verklaring van de verdachte dat hij op een uitgaansavond zijn huissleutel heeft uitgeleend aan een onbekende man zodat hij bij hem thuis naar de wc kon gaan, dat hij deze huissleutel niet heeft teruggekregen, en als gevolg daarvan in de vier weken voor zijn aanhouding niet in zijn woning kon, is ongeloofwaardig. In de woning van de verdachte zijn een blikje en een sigarettenpeuk gevonden waarop het NFI DNA-materiaal van de verdachte heeft aangetroffen. Ook hebben buren hem in de genoemde periode van vier weken diverse keren bij zijn woning gezien. De zus van de verdachte heeft verklaard dat zij ongeveer 2,5 week voor zijn aanhouding nog met de verdachte in zijn woning is geweest.
4.1.2.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in het procesdossier aanwezige bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat in de woning van de verdachte een strafbaar feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet is gepleegd door een of meer (nog) onbekend gebleven verdachten. In de woning van de verdachte heeft de politie namelijk drukpersen, stampers, keukenweegschalen, een mixer en poeders (versnijdingsmiddelen) aangetroffen die kunnen – gezien de toestand waarin zij in de woning zijn aangetroffen – ook zijn gebruikt voor de productie van (hard)drugs [1] .
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 3 juli 2024 zijn woning beschikbaar heeft gesteld, de hiervoor genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad, ter voorbereiding van een strafbaar feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, en een bepaalde hoeveelheid heroïne bevattend materiaal voorhanden heeft gehad. Voor dit alles is vereist dat de verdachte zich van de aanwezigheid van de voorwerpen in de woning bewust was en daarover feitelijke macht kon uitoefenen in die zin dat hij daarover kon beschikken (HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1945). In het procesdossier zijn echter onvoldoende aanknopingspunten te vinden dat de verdachte op of omstreeks 3 juli 2024 in zijn woning is geweest of daar toegang toe kon hebben en wetenschap had van wat zich daar bevond aan voorwerpen. Getuigenverklaringen dat de verdachte in de periode voor zijn aanhouding
bijde woning is gezien en de verklaring van verdachtes zus dat de woning in orde was toen zij daar zo’n 2,5 week voor zijn aanhouding was, zeggen niets over hoe de situatie op of omstreeks 3 juli 2024 was. Ook de aanwezigheid van DNA van de verdachte op een blikje en sigarettenpeuk geven geen uitsluitsel over het feit of dit dateert van op of omstreeks 3 juli 2024. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de voorwerpen en daarover feitelijke macht kon uitoefenen in die zin dat hij daarover kon beschikken. Het gevolg daarvan is dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken, ook al zijn er de nodige vraagtekens te plaatsen bij zijn verklaringen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen drukpersen, stampers, keukenweegschalen en mixer verbeurd te verklaren en de in beslag genomen poeders (versnijdingsmiddelen en heroïne) te onttrekken aan het verkeer. De eveneens in de woning aangetroffen en in beslag genomen telefoon kan worden teruggegeven aan de rechthebbende. De in beslag genomen blikjes, het flesje frisdrank en de sigarettenpeuk zijn vermoedelijk reeds vernietigd.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van alle in beslag genomen goederen, met uitzondering van het zakje dat heroïne bevat. Op teruggave van de blikjes, het flesje frisdrank en de sigarettenpeuk stelt de verdachte geen prijs, zo verklaarde hij ter zitting.
5.3.
Beoordeling
Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan (artikel 36b, lid 1, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht). Zoals hiervoor al is overwogen is de rechtbank van oordeel dat uit het procesdossier blijkt dat er in de woning van de verdachte een strafbaar feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet is gepleegd. De in de woning van de verdachte aangetroffen en in beslag genomen drukpersen, stampers, keukenweegschalen, mixer en poeders (versnijdingsmiddelen) kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Gezamenlijk vormen zij de inrichting voor een productielocatie van (hard)drugs, waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet en/of het algemeen belang (artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht). Deze voorwerpen moeten dan ook worden onttrokken aan het verkeer.
Het in beslag genomen zakje dat heroïne bevat zal worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de rechthebbende.
De rechtbank vat het standpunt van de verdachte ten aanzien van de blikjes, het flesje frisdrank en de sigarettenpeuk zo op dat hij daarvan ter zitting afstand gedaan heeft. De rechtbank zal daarover dan ook geen beslissing nemen.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Drukpers/Zwart stalen drukpers frame (Goednr. 6795047)
  • 3 Stampers/Stamper om blokken te persen (Goednr. 6795050)
  • Mixer (Goednr. 6795052)
  • 5 Drukpers (Goednr. 6795059)
  • 2 Keukenweegschalen (Goednr. 6795060)
  • 0,58 kg bruin/versnijdingsmiddel (Goednr. 6795071)
  • 0,12 kg/versnijdingsmiddel (Goednr. 6795074)
  • 0,58 kg wit/versnijdingsmiddel (Goednr. 6795075)
  • 0,08 kg Bruin/versnijdingsmiddel (Goednr. 6795078)
  • 0,54 kg Bruin/versnijdingsmiddel (Goednr. 6795079)
  • 2,34 kg Bruin poeder in schijven (Goednr. 6795081)
  • 8 drukpersen/persmal met 7 plaatjes (Goednr. 6839213)
gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- telefoon (Goednr. 6802344)
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 juli 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken
en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- zijn woning aan [adres] beschikbaar te stellen en/of
- een drukspersframe met persstempels en/of een of meer hydraulische drukpersen
en/of een zeef en/of een of meer weegschalen en/of een mixer en/of gewichten
voorhanden te hebben en/of
- een of meer zakken met (mengsels van) versnijdingsmiddelen (waaronder
paracetemol) voorhanden te hebben;
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 3 juli 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 75 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)

Voetnoten

1.PV van bevindingen, PL1700-2024219166-2, p. 18 e.v.; PV van bevindingen, PL1700-2024219166-14, p. 36 e.v.