ECLI:NL:RBROT:2024:10632

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
10/222787-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van eendaadse samenloop van verkrachting en ontucht met minderjarige stiefdochter

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontucht met zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 mei 2024 in Rotterdam, door middel van geweld en andere feitelijkheden, het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank hechtte veel waarde aan de verklaring van het slachtoffer, die consistent en gedetailleerd was, en vond voldoende steunbewijs in de aangifte van de moeder van het slachtoffer. De verdachte heeft aanvankelijk ontkend, maar later een gedeeltelijke bekentenis afgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn stiefdochter heeft verkracht en ontuchtige handelingen heeft gepleegd, en dat er sprake was van een eendaadse samenloop van deze feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij voor immateriële schade van € 5.000,00 volledig toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de handelingen van de verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer hebben gemaakt, en dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als stiefvader.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/222787-24
Datum uitspraak: 22 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Curaçao op [geboortedatum 1],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, primair en het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan de totstandkoming van een diagnostisch onderzoek en een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer];
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) inhoudende een contactverbod en een locatieverbod ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer], voor de duur van 5 jaar, met per overtreding een hechtenis van 2 weken, met een maximum van 6 maanden, en dadelijke uitvoerbaarverklaring van deze maatregelen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feit 1, primair en feit 2)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat bij de verdachte het opzet op het plegen van de ten laste gelegde feiten ontbreekt. De verdachte had niet de intentie en dus ook geen opzet om seksuele handelingen te verrichten bij het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: slachtoffer) aangezien de verdachte in de veronderstelling was dat hij deze seksuele handelingen bij zijn toenmalige vriendin (de moeder van het slachtoffer) aan het verrichten was. Daarnaast merkt de verdediging ten aanzien van feit 1 op dat voor de fysieke handelingen die zijn benoemd als dwang: het beetpakken, het ontkleden en het (dwingend) positioneren van het slachtoffer, geldt dat daarvoor onvoldoende steunbewijs is.
4.1.2.
Beoordeling
Het veertienjarige slachtoffer heeft verklaard dat zij op 14 mei 2024 met haar zusje en de verdachte (haar stiefvader) alleen thuis was. Haar moeder was een weekend weg. De verdachte vroeg aan het slachtoffer of ze een massage wilde. In eerste instantie zei zij nee, maar daarna heeft zij toch ja gezegd, omdat ze spierpijn had. De verdachte had haar eerder ook al eens gemasseerd en toen ging dit normaal. Ze gingen naar de slaapkamer van de verdachte en haar moeder. Hier deed hij haar kleding uit. Het slachtoffer vroeg waarom hij dit deed, maar de verdachte zei dat er niks zou gebeuren en het slachtoffer vertrouwde hem. Zelf had de verdachte een badjas aan, deze deed hij ook uit; daaronder had hij een boxershort aan. De verdachte ging vervolgens het slachtoffer masseren. Het slachtoffer heeft verder verklaard dat de verdachte haar op een gegeven moment ging vingeren door met zijn vingers in haar vagina te gaan. Ook ging hij haar vagina likken. Het slachtoffer wilde dat niet en heeft dat ook tegen de verdachte gezegd. Zij is toen opgestaan en weggelopen. Tijdens de massage heeft verdachte een aantal keer haar naam genoemd. Het slachtoffer heeft ook verteld over de positie die de verdachte innam tijdens de ten laste gelegde handelingen. Hij stond eerst aan haar rechterkant en manoeuvreerde en draaide haar dusdanig waardoor hij op haar kon zitten als een soort paardrijden, waarbij haar benen tussen zijn knieën lagen. Zij lag hierbij ingeklemd en kon niet echt weg. Toen haar moeder weer thuiskwam , heeft zij het incident direct met haar moeder besproken, waarna haar moeder de verdachte diezelfde avond nog ermee heeft geconfronteerd. In dit gesprek ontkent de verdachte in eerste instantie de seksuele handelingen te hebben verricht en stelt hij dat hij haar slechts heeft gemasseerd. Later in dat gesprek wijzigt de verdachte zijn verhaal en geeft hij uiteindelijk toe dat hij een poging heeft gedaan om met zijn mond naar de vagina van het slachtoffer te gaan. Hierna heeft de moeder namens het slachtoffer aangifte gedaan.
Zedenzaken kenmerken zich door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan echter in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs, in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer, wel voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde opleveren.
Het slachtoffer heeft wat betreft de hoofdlijnen – de seksuele handelingen en het moment waarop dit gebeurde – consistent verklaard. De aangifte die haar moeder namens haar heeft gedaan komt wat dat betreft grotendeels overeen met de verklaring van het slachtoffer. Nadat de verdachte zich eerst heeft beroepen op zijn zwijgrecht, heeft hij uiteindelijk op 30 september 2024 een uitgebreide verklaring afgelegd bij de politie waarin hij de feitelijke (seksuele) handelingen en het manoeuvreren en het draaien van het slachtoffer heeft bekend. De rechtbank is verder van oordeel dat de verklaring van het slachtoffer authentiek en voldoende betrouwbaar is. Daarnaast vindt deze verklaring voldoende steun in de verklaring van haar moeder en de verklaring van de verdachte op 30 september 2024. De rechtbank verwerpt hiermee het verweer van de verdediging, dat er onvoldoende steunbewijs zou zijn voor wat betreft het beetpakken, het ontkleden en het (dwingend) positioneren door de verdachte.
De verdediging heeft verder naar voren gebracht dat bij de verdachte het opzet op de verkrachting en de ontuchtige handelingen ontbreekt. De verdachte was die bewuste avond onder invloed van alcohol en is, nadat hij tijdens de massage in slaap was gevallen, op de automatische piloot te werk gegaan met de gedachte dat hij niet het slachtoffer, maar zijn vriendin aan het bevredigen was. De rechtbank acht de door de verdachte geschetste gang van zaken niet geloofwaardig omdat het slachtoffer duidelijk en consistent over de feitelijke gang van zaken heeft verklaard, ook over de ademhaling van de verdachte en het feit dat zij hoorde dat de verdachte meermalen haar naam noemde. De rechtbank hecht waarde aan deze verklaringen van het slachtoffer en acht op basis daarvan het opzet van de verdachte op het plegen van de feiten met het slachtoffer bewezen. De rechtbank schuift de lezing van de verdachte terzijde en verwerpt zodoende ook dit verweer.
Het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de verdachte zijn stiefdochter, heeft verkracht en ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd, door haar te betasten bij haar schaamstreek, zijn vingers in te brengen in haar vagina en door haar vagina vervolgens te likken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1, primair en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 14 mei 2024 te Rotterdam
door feitelijkheden [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het
- brengen en heen en weer bewegen van zijn vinger in haar
vagina en
- likken van haar vagina en haar schaamlippen en haar
schaamstreek en
- masseren en betasten van haar billen en schaamstreek
defeitelijkheden hebben bestaan uit het
- vastpakken en vasthouden van haar en
- ontkleden van haar en zichzelf en
- dwingend positioneren van haar en,
- feit dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de
relatie stiefvader - stiefdochter) en omstandigheden voortvloeiend overwicht
en (aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en
- feit dat er sprake was van een uit zijn leeftijd voortvloeiend psychisch en fysiek
en geestelijk overwicht en
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
2
hij op 14 mei 2024 te Rotterdam
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde
minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009),
door het
- brengen en heen en weer bewegen van zijn vinger in haar
vagina en
- likken van haar vagina en haar schaamlippen en haar
schaamstreek en
- masseren en betasten van haar billen en schaamstreek.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
feit 1, primair: verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige
en
feit 2: ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft met de bewezen verklaarde handelingen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van zijn toen veertienjarige stiefdochter. Hij heeft (al dan niet onder invloed van drank) zijn stiefdochter een massage gegeven. Daarna heeft hij haar verkracht en ontuchtige handelingen met haar gepleegd, door haar schaamstreek te betasten, zijn vingers in haar vagina te brengen en heen en weer te bewegen en haar vagina te likken.
In zijn algemeenheid worden deze handelingen door een slachtoffer als (zeer) ingrijpend en traumatisch ervaren. Minderjarigen bevinden zich nog in de fase van hun (psycho-)seksuele ontwikkeling en de verdachte heeft met zijn handelen de normale seksuele ontwikkeling verstoord. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en hij heeft de bevrediging daarvan vooropgesteld. Hij heeft zich niet bekommerd om de (ernstige) gevolgen die deze gedragingen (ook op latere leeftijd) voor zijn stiefdochter zouden kunnen hebben. De verdachte heeft daarnaast misbruik gemaakt van zijn positie als stiefvader. Zijn stiefdochter had zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen nu haar moeder een weekend weg was. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht, die als uitgangspunt twee jaar hebben, en op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van zijn minderjarige stiefdochter. Deze verkrachting heeft bovendien plaatsgevonden in haar eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen. Verder wordt er rekening mee gehouden dat het feit één maal is gepleegd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld enkele bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht zich, ondanks het ontbreken van een reclasseringsrapport, op basis van het dossier en wat op de zitting aan de orde is geweest, voldoende geïnformeerd. Zij komt tot de hierna te noemen bijzondere voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet af van het opleggen van de door de officier van justitie geëiste vrijheidsbenemende maatregelen (contact- en locatieverbod) ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Wel ziet zij aanleiding deze toe te voegen aan de bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk op te leggen strafdeel.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam], als wettelijke vertegenwoordiger van [benadeelde partij ], ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, de verdediging heeft subsidiair verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te kennen naar maatstaven van billijkheid.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat met het door de verdachte gepleegde zedendelict een zodanig ernstige inbreuk is gemaakt op de integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer dat kan worden aangenomen dat zij in haar persoon is aangetast. Zij heeft op jonge leeftijd seksuele handelingen moeten ondergaan, wat een grote impact op haar leven zal hebben (gehad). De rechtbank zal de immateriële schade van het slachtoffer naar billijkheid vaststellen op € 5.000,00. Zij heeft daarbij gekeken naar vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 mei 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 242, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De veroordeelde werkt in het kader van deze behandeling ook mee aan de totstandkoming van een verdiepend diagnostisch onderzoek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
veroordeelde zal zich niet bevinden in de Vestastraat in Rotterdam, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven
genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van
de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan (de wettelijke vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [benadeelde partij ], te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij ] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting
aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij ] te betalen
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen, de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij ] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld
en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) heeft gedwongen tot het ondergaan van
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam,
namelijk het (meermalen)
- brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn vinger(s) in haar
vagina en/of
- likken van/in/tussen haar vagina en/of haar schaamlippen en/of haar
schaamstreek en/of
- masseren en/of betasten van haar billen en/of bilspleet en/of schaamstreek
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
(meermalen)
- vastpakken en/of vasthouden van haar en/of
- ontkleden van haar en/of zichzelf en/of
- (dwingend) positioneren van haar en/of,
- feit dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de
relatie stiefvader - stiefdochter) en/of omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of (aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- feit dat er sprake was van een uit zijn leeftijd voortvloeiend psychisch en/of fysiek
en/of geestelijk overwicht en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
( art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te Rotterdam,
met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer],
te weten het (meermalen)
- brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn vinger(s) in haar
vagina en/of
- likken van/in/tussen haar vagina en/of haar schaamlippen en/of haar
schaamstreek en/of
- masseren en/of betasten van haar billen en/of bilspleet en/of schaamstreek;
( art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te Rotterdam
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009),
door het (meermalen)
- brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn vinger(s) in haar
vagina en/of
- likken van/in/tussen haar vagina en/of haar schaamlippen en/of haar
schaamstreek en/of
- masseren en/of betasten van haar billen en/of bilspleet en/of schaamstreek;
( art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht )