In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 645,- opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam beoordeeld. Eiseres, die sinds 30 december 2019 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) ontvangt, heeft geen melding gemaakt van bijschrijvingen van derden en contante stortingen op haar bankrekening. Het college heeft op basis van een melding een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld, waaruit bleek dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Het primaire besluit van 18 oktober 2023 legde de boete op, en het bestreden besluit van 22 maart 2024 verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden, wat heeft geleid tot een te hoge bijstandsverlening. De rechtbank oordeelt dat de boete van 50% van het benadelingsbedrag van € 1.290,- terecht is opgelegd, en dat er geen aanleiding is om te concluderen dat eiseres in verminderde mate verwijtbaar is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.