ECLI:NL:RBROT:2024:10469

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/684343 / FA RK 24-6097
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 oktober 2024, wordt een klacht behandeld van verzoeker, die zich richt tegen de beslissing van de klachtencommissie van zorgaanbieder Yulius. Verzoeker heeft klachten ingediend over de toediening van intramusculaire depotmedicatie, welke door de klachtencommissie ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelt dat het verzoekschrift tijdig is ingediend en dat verzoeker ontvankelijk is in zijn klacht. De rechtbank beoordeelt de klacht aan de hand van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank komt tot de conclusie dat de toediening van de intramusculaire depotmedicatie gerechtvaardigd is, gezien de eerdere psychische ontregelingen van verzoeker en de noodzaak om hem te beschermen tegen verdere ontregelingen. De rechtbank wijst de klacht van verzoeker ongegrond en verklaart het verzoek om schadevergoeding eveneens af, omdat er geen aanleiding is voor toekenning van schadevergoeding. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/684343 / FA RK 24-6097
Beschikking van 15 oktober 2024 betreffende een klacht als bedoeld in artikel
10:7 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:11 lid 2 Wvggz
op verzoek van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
hierna: verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. T.S. Kessel te Dordrecht.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • zorgaanbieder Yulius te Sliedrecht (hierna: verweerder); en
  • de zorgverantwoordelijke van verzoeker (hierna: zorgverantwoordelijke).

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van verzoeker met bijlagen, ingekomen op 14 augustus 2024;
  • het verweerschrift van verweerder met bijlagen, ingekomen op 11 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 september 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de hiervoor genoemde advocaat van verzoeker;
  • [naam 1] , psychiater en zorgverantwoordelijke van verzoeker, [naam 2] , arts in opleiding tot psychiater, [naam 3] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, allen verbonden aan Yulius.
1.3.
Verzoeker is niet verschenen. De advocaat verklaart namens verzoeker het woord te kunnen voeren.

2.Feiten

2.1.
Bij beschikking van 3 juni 2024 heeft deze rechtbank ten aanzien van
verzoeker tot en met 3 oktober 2024 een zorgmachtiging verleend, waarin de volgende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen:
  • het toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken;
en wanneer er bij betrokkene sprake is van een psychische ontregeling en ambulante behandeling niet langer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het opnemen in een accommodatie;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid.
2.2.
Bij beschikking van 31 juli 2024 heeft deze rechtbank voornoemde zorgmachtiging voor de resterende duur gewijzigd in die zin dat de volgende aanvullende zorgvormen toegepast kunnen worden:
  • het insluiten;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende de beperking van het gebruik van communicatiemiddelen.
2.3.
Op 2 juli 2024 heeft de zorgverantwoordelijke besloten tot het verlenen van verplichte zorg middels een artikel 8:9 Wvggz beslissing.
2.4.
Verzoeker heeft op 3 juli 2024 klachten ingediend bij de Klachtencommissie Yulius (hierna: de klachtencommissie) tegen de beslissing van de zorgverantwoordelijke om verplichte zorg te gaan verlenen. Deze klachten zagen op de zorgvormen het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles
of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie. Het klaagschrift van verzoeker is door geen van partijen overgelegd en ontbreekt zodoende in het dossier.
2.5.
Verzoeker heeft ingevolge artikel 10:5 Wvggz om schorsing van de verplichte zorg verzocht. Bij afzonderlijke beslissing van de klachtencommissie van 5 juli 2024 is het schorsingsverzoek in afwachting van de zitting met betrekking tot het toedienen van intramusculaire medicatie toegewezen en voor het overige afgewezen.
2.6.
De klachtencommissie heeft op 19 juli 2024 de beslissing op de klacht van verzoeker gegeven en op een voor de rechtbank onbekende datum een schriftelijke uitwerking aan verzoeker toegezonden. Blijkens deze schriftelijke uitwerking zijn alle klachten van verzoeker ongegrond verklaard.
2.7.
Ten tijde van de mondelinge behandeling is verzoeker niet meer in de instelling opgenomen.

3.Verzoek en verweer

3.1.
Omdat de rechtbank niet beschikt over het klaagschrift van 3 juli 2024, waarin verzoeker zijn klachten heeft geformuleerd, zal de rechtbank – wat betreft de aard en omvang van de klachten – uitgaan van dat wat de klachtencommissie daarover in haar beslissing van 19 juli 2024 heeft vermeld, dat wat verzoeker daarover in zijn verzoekschrift heeft vermeld en dat wat verzoeker hierover tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard. Verzoeker verzoekt (na wijziging) zijn klacht over het intramusculair toegediend krijgen van depotmedicatie, welke klacht door de klachtencommissie ongegrond is verklaard, alsnog gegrond te verklaren en de uitspraak van de klachtencommissie voor zover deze ziet op het ongegrond verklaren van deze klacht te vernietigen.
3.1.1.
Verzoeker heeft voor zijn beroepsgronden verwezen naar zijn klachten. Daarin stelt verzoeker, kort weergegeven, dat bij het nemen van de artikel 8:9 Wvggz beslissing om ter uitvoering van de zorgmachtiging intramusculair depotmedicatie toe te dienen de wettelijke algemene uitgangspunten, criteria en doelen zoals opgenomen in de Wvggz niet zijn toegepast. Meer specifiek wordt met deze beslissing niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en de subsidiariteit. Verzoeker vindt gedwongen medicatie niet nodig. Hij is niet ontregeld geweest en goed ingesteld op orale medicatie. Onvoldoende onderbouwd is dat verzoeker zijn orale medicatie niet wil innemen. Hij is wel te laat geweest met het ophalen van zijn medicijnen. Verzoeker had zich voorgenomen om de medicijnen een paar dagen later op te halen en in te nemen. Toen hij de medicatie kwam ophalen, is hij tegen zijn zin meegenomen naar de instelling. Dit vindt verzoeker niet eerlijk en een beetje overdreven. Het gedwongen intramusculair toegediend krijgen van depotmedicatie is een te zwaar middel en een inbreuk op zijn lichamelijke integriteit. Het is een zwaarder middel dan het nemen van een pil. Bijwerkingen van medicatie neemt verzoeker op de koop toe, maar hij wil geen prikken meer hebben. Hij heeft eerder een injectie met medicatie gehad, waar hij meer bijwerkingen van ondervond.
3.1.2.
Daarnaast verzoekt verzoeker de rechtbank hem schadevergoeding toe te kennen.
3.2.
Verweerder verzoekt de rechtbank gemotiveerd de klacht ongegrond te verklaren.

4.Beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Op grond van artikel 10:7 Wvggz kan een betrokkene, binnen zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klachten.
4.2.
Aangezien het verzoekschrift op 14 augustus 2024 door de rechtbank is ontvangen, is het verzoekschrift tijdig gediend.
4.3.
Voor het overige verklaart de rechtbank verzoeker ook ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.
Klacht
4.4.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat bij het toedienen van intramusculaire depotmedicatie is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verzoeker neemt volgens zijn in 2022 opgestelde eigen plan van aanpak één keer per week in tabletvorm zijn medicatie in. Desondanks is hij dir keer (oktober 2023, mei 2024 en juni 2024) in verband met paranoïde psychotische ontregelingen beoordeeld door de crisisdienst en drie keer opgenomen geweest. Tijdens de opname is bij verzoeker sprake van agitatie op de afdeling, waarbij verzoeker heeft gescholden en dreigementen heeft geuit. Door de ernst van de dreigementen is aangifte gedaan en heeft de politie een huiszoeking verricht in verband met een vermoeden op wapenbezit. Door de zekerheid van het ontvangen van zijn depot op geregelde tijden, wordt aan verzoeker meer bescherming geboden tegen ontregelingen door zijn middelengebruik. Inmiddels krijgt verzoeker zijn intramusculaire depotmedicatie en is zijn psychiatrisch toestandsbeeld gestabiliseerd. Ook de advocaat heeft verklaard dat het best goed gaat met het depot, waar verzoeker voorheen angst had voor naalden. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft verklaard dat het krijgen van het depot ook bijdraagt aan de wens van verzoeker om autonoom te zijn. Voor zijn orale medicatie moest hij telkens terug naar zijn woonvorm, terwijl hij voor zijn intramusculaire depot slechts één keer per maand hoeft langs te komen.
4.5.
Aangezien verzoeker ondanks de langdurig ingezette orale medicatie met ambulante zorg psychisch ontregeld is geraakt, zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen minder bezwarende alternatieven voor de intramusculaire depotmedicatie die hetzelfde beoogde effect hadden. Ook acht de rechtbank de toediening van de intramusculaire depotmedicatie proportioneel. De rechtbank begrijpt dat het voor verzoeker zwaar is dat hij prikken krijgt. Dat betekent echter nog niet dat de intramusculaire toediening van medicatie uit verhouding is tot het doel dat deze medicatie heeft, namelijk dat het goed gaat met verzoeker. Ook is voldoende onderbouwd dat deze toediening doelmatig is. Volgens zowel verweerder als de advocaat gaat het ook beter met verzoeker.
4.6.
Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank de klachten van verzoeker ongegrond. De rechtbank laat dus de beslissing van de klachtencommissie in stand.
Schadevergoeding
4.7.
Omdat de door verzoeker ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding ten aanzien van verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek om een schadevergoeding dan ook af.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de klacht van verzoeker ongegrond;
5.2.
wijst af het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr S. Wierink, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. S. McFedries, griffier op 15 oktober 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.