In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. C.J. Frikkee op 14 oktober 2024, staat de vraag centraal of de werkgever, Attractiepark en Camping Duinrell B.V., een aanzegvergoeding verschuldigd is aan de werknemer. De werknemer heeft van 19 juli 2022 tot 6 mei 2024 gewerkt op basis van drie aaneengesloten arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomsten was opgenomen dat de werkgever de werknemer zou informeren dat de overeenkomst na het verstrijken van de overeengekomen duur niet zou worden voortgezet, conform artikel 7:668 van het Burgerlijk Wetboek. Echter, de werkgever heeft tweemaal in weerwil van deze bepaling de arbeidsovereenkomst verlengd, waarna de derde overeenkomst van rechtswege eindigde.
Tijdens de mondelinge behandeling werd door de gemachtigde van de werknemer aangevoerd dat de werkgever niet aan zijn aanzegverplichting heeft voldaan, omdat er geen tijdige en schriftelijke aanzegging is gedaan. De werkgever verdedigde zich door te stellen dat de aanzegging in de arbeidsovereenkomst voldoende was en dat de werknemer tijdig op de hoogte was gesteld van het niet voortzetten van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde echter dat de werkgever niet aan de wettelijke aanzegverplichting heeft voldaan, omdat de aanzegging in de arbeidsovereenkomst niet meer als serieus kon worden beschouwd na de eerdere verlengingen.
De kantonrechter concludeerde dat de werkgever € 2.126,72 aan aanzegvergoeding verschuldigd is, met wettelijke rente vanaf 7 mei 2024, en dat de werkgever ook de proceskosten van de werknemer moet vergoeden. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit proces-verbaal is op 21 oktober 2024 opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter.