In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 februari 2024, is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige01] vastgesteld bij haar vader. De minderjarige, geboren in 2011, heeft lange tijd bij haar moeder gewoond, maar was onvindbaar voor haar vader. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:253a BW en na een belangenafweging besloten dat het in het belang van de minderjarige is om bij de vader te wonen. Het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag is afgewezen, evenals het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in de afgelopen jaren veel veranderingen heeft doorgemaakt en dat stabiliteit en veiligheid nu prioriteit hebben. De rechtbank heeft ook benadrukt dat contact tussen de minderjarige en beide ouders van groot belang is voor haar ontwikkeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de minderjarige niet opnieuw van haar nieuwe thuis hoeft te worden weggehaald. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.