In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over de verschuldigdheid van een wervingsfee. De eiseres, vertegenwoordigd door Flanderijn Gerechtsdeurwaarders, heeft de gedaagde, die handelt onder de naam [handelsnaam01], aangeklaagd voor de terugbetaling van een wervingsfee van € 9.680,00. De eiseres stelt dat de betaling onverschuldigd is gedaan, omdat er geen succesvolle plaatsing van een kandidaat heeft plaatsgevonden. De gedaagde daarentegen betoogt dat er wel degelijk sprake was van een succesvolle plaatsing, aangezien de door haar aangedragen kandidaat, [naam01], in dienst is getreden bij de eiseres.
De procedure begon met een dagvaarding op 5 september 2022, gevolgd door een antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er op 8 februari 2021 een samenwerkingsovereenkomst was gesloten, waarin de voorwaarden voor de wervingsfee waren vastgelegd. De eiseres heeft de factuur voor de wervingsfee voldaan, maar heeft later om terugbetaling gevraagd, omdat de kandidaat tijdens de proeftijd zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres de wervingsfee terecht heeft betaald, omdat er sprake was van een succesvolle plaatsing. De eiseres had de wervingsfee betaald zonder bezwaar te maken, wat erop wijst dat zij ook van mening was dat er een succesvolle plaatsing had plaatsgevonden. De vorderingen van de eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn vastgesteld op € 792,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.