Op 24 oktober 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de wrakingsverzoeken van een verzoeker. De verzoeker had eerder op 16 juni 2023 twee beroepschriften ingediend tegen fictieve besluiten van het Drechtstedenbestuur en de gemeente, waarbij hij verzocht om het griffierecht op nihil te stellen of uitstel te verlenen. De rechtbank had op 19 juni 2023 aan verzoeker meegedeeld dat de beroepszaken niet in behandeling zouden worden genomen. Op 11 oktober 2023 diende verzoeker opnieuw wrakingsverzoeken in, maar de wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoeken. Dit was gebaseerd op artikel 8:16, lid 4, van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten had aangedragen die na zijn eerdere verzoek aan hem bekend waren geworden. Daarom werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in beide wrakingsverzoeken. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. E. Rabbie en de rechters mr. E. Mentink en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, en werd in het openbaar uitgesproken door mr. E. Mentink.