ECLI:NL:RBROT:2023:9947

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
667232 / HA RK 23-1018 en 667233 / HA RK 23-1019
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoeker niet-ontvankelijk verklaard wegens eerdere afwijzing

Op 24 oktober 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de wrakingsverzoeken van een verzoeker. De verzoeker had eerder op 16 juni 2023 twee beroepschriften ingediend tegen fictieve besluiten van het Drechtstedenbestuur en de gemeente, waarbij hij verzocht om het griffierecht op nihil te stellen of uitstel te verlenen. De rechtbank had op 19 juni 2023 aan verzoeker meegedeeld dat de beroepszaken niet in behandeling zouden worden genomen. Op 11 oktober 2023 diende verzoeker opnieuw wrakingsverzoeken in, maar de wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoeken. Dit was gebaseerd op artikel 8:16, lid 4, van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten had aangedragen die na zijn eerdere verzoek aan hem bekend waren geworden. Daarom werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in beide wrakingsverzoeken. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. E. Rabbie en de rechters mr. E. Mentink en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, en werd in het openbaar uitgesproken door mr. E. Mentink.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
Zaak- / rekestnummers:
C/10/667232 / HA RK 23-1018 en C/10/667233 / HA RK 23-1019
Beslissing van 24 oktober 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op de verzoeken van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
de rechter die heeft geweigerd zijn beroepschrift van 16 juni 2023 tegen een fictief besluit van het Drechtstedenbestuur in behandeling te nemen(zaak- / rekest-nummer C/10/667232 / HA RK 23-1018)
en
de rechter die heeft geweigerd zijn beroepschrift dd. 16 juni 2023 tegen een fictief besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats] in behandeling te nemen(zaak- / rekestnummer C/10/667233 / HA RK 23-1019)
.

1.De procedure

1.1.
Op 16 juni 2023 heeft verzoeker bij deze rechtbank twee beroepschriften ingediend tegen fictieve besluiten van het Drechtstedenbestuur respectievelijk de gemeente [woonplaats] . In deze beroepschriften verzoekt verzoeker het griffierecht op nihil te stellen, dan wel uitstel te verlenen dan wel het griffierecht te verlagen.
1.2.
Bij brief van de griffier van 19 juni 2023 is aan verzoeker onder meer meegedeeld:
“…….
De rechtbank legt geen beroepszaken aan van de door u op 16 juni 2023 digitaal ingediende beroepschriften.
…….”
1.3.
Per e-mailberichten van 11 oktober 2023 te 12.34 uur en 12.35 uur heeft verzoeker de verzoeken tot wraking ingediend.
1.4.
De wrakingskamer heeft voorts kennis genomen van:
  • haar beslissing van 13 juli 2023, gepubliceerd onder ECLI:NL:RBROT:2023:7145;
  • de brief van de griffier aan verzoeker van 4 september 2023;
  • het bericht van de griffier aan de secretaris van de wrakingskamer van 17 oktober 2023.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Op grond van artikel 8:16, lid 4, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.2.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker eerder een wrakingsverzoek heeft ingediend dat was gebaseerd op de weigering van de rechtbank om de twee hiervoor omschreven beroepschriften van verzoeker in behandeling te nemen. Bij beslissing van de wrakingskamer van 13 juli 2023 is dat verzoek afgewezen.
2.3.
In de thans ter beoordeling voorliggende wrakingsverzoeken worden door verzoeker geen feiten of omstandigheden voorgedragen die pas na zijn eerdere verzoek aan hem bekend zijn geworden. Immers, ook die verzoeken zijn gebaseerd op de in de brief van 19 juni 2023 geformuleerde weigering om de beroepschriften van verzoeker in behandeling te nemen.
2.4.
Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in beide verzoeken tot wraking. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 8, lid 2, aanhef en onder f, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in beide verzoeken.
2.5.
Voor een behandeling van de verzoeken ter zitting van de wrakingkamer bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien het voorgaande wordt aan dat debat niet toegekomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in de verzoeken tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Rabbie, voorzitter, mr. E. Mentink en
mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. E. Mentink in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.