5.2.Artikel 11 van de Invorderingswet 1990 bepaalt dat indien de belastingschuldige een belastingaanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt, de ontvanger hem schriftelijk aanmaant om alsnog binnen twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen.
Op grond van artikel 2 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen zijn aan het verzenden van een aanmaning tot betaling kosten verbonden, namelijk een bedrag van € 8,- bij een gevorderde som tot € 454,-.
6. Vaststaat dat eiser de aanslag niet vóór de laatste vervaldatum, zoals vermeld in de kosteloze betalingsherinnering (21 december 2021), heeft betaald.
7. Ten aanzien van eisers stelling dat hij de kosteloze betalingsherinnering niet heeft ontvangen, overweegt de rechtbank dat het in beginsel aan verweerder is om aannemelijk te maken dat de stukken op het adres van eiser zijn ontvangen of aangeboden, dan wel dat de stukken eiser op een andere manier hebben bereikt. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd of aangeboden, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de stukken op dat adres. Dit brengt mee dat verweerder in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres (arrest van de Hoge Raad van 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416). In dit geval is de kosteloze betalingsherinnering niet aangetekend verstuurd. De rechtbank stelt vast dat op de kosteloze herinnering een juiste adressering staat. 8. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aan de hand van de schermprinten van de print- en verzendadministratie die in bezwaar naar eiser zijn gestuurd stap voor stap nader toegelicht hoe de kosteloze herinnering is verzonden aan eiser. Uit de schermafdrukken blijkt dat de kosteloze herinnering in een batch van in totaal 1.012 herinneringen is geprint, in een envelop is gedaan en op 2 december 2021 door verweerder in een batch (etext-bestand 138814957) is aangeboden aan PostNL. PostNL heeft verweerder laten weten dat er bij deze batch geen uitval heeft plaatsgevonden (Postlijst 13). Het vorderingsnummer, zoals vermeld op de schermprinten van de herinnering, komt overeen met het nummer op de aanslag.
9. De rechtbank overweegt verder dat, gelet op de grote aantallen poststukken zoals herinneringen die betrekking hebben op de in de gemeente Rotterdam geheven parkeerbelasting, het (niet on)voorstelbaar is dat de verzending daarvan in bulk en geautomatiseerd plaatsvindt. De rechtbank is daarom van oordeel dat van verweerder wat betreft het voeren van een deugdelijke verzendadministratie niet meer kan worden verwacht dan wat verweerder heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt dan ook dat het aannemelijk is dat de kosteloze herinnering per post naar eiser is verzonden.
10. Eiser is er (vervolgens) naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd het vermoeden van ontvangst van de kosteloze herinnering te ontzenuwen. Wat hij heeft aangevoerd, namelijk enkel dat hij de kosteloze herinnering niet heeft ontvangen, maakt niet dat de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
11. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanmaningskosten terecht in rekening heeft gebracht.