In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting INRO MARO en Pegman Property B.V. De eiseres, INRO MARO, vorderde ontruiming van een bedrijfsruimte die door Pegman was gehuurd. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van vijf jaar en drie maanden, maar Pegman had vanaf juli 2023 de huur en servicekosten niet betaald. INRO MARO stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de ontruiming, omdat Pegman niet voldeed aan haar betalingsverplichtingen. Pegman erkende de huurachterstand, maar voerde als verweer aan dat zij niet altijd toegang had tot het gehuurde en dat zij in financiële problemen verkeerde.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand en de achterstand in de servicekosten vaststonden en dat Pegman verplicht was deze bedragen te betalen. De rechter overwoog dat het aannemelijk was dat in een gewone procedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden, en dat INRO MARO een spoedeisend belang had bij de ontruiming. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe en stelde een termijn van drie dagen na betekening van het vonnis vast. Daarnaast werd Pegman veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, servicekosten, een boete en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van het nakomen van contractuele verplichtingen en de mogelijkheden voor een verhuurder om in kort geding ontruiming te vorderen bij betalingsachterstanden.