Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding van 28 april 2022, met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 20;
- de akte overlegging nadere productie van Allianz, met productie 21;
- het vonnis van de kantonrechter van 20 januari 2023 waarbij de zaak is verwezen naar team Handel en Haven - met daarvan deel uitmakend de spreekaantekeningen van de zijde van [holding A] c.s. en de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt van de zitting van 12 januari 2023;
- de akte overlegging nadere producties tevens houdende wijziging van eis van [holding A] c.s., met producties 8 tot en met 11;
- de mondelinge behandeling van 12 september 2023 en de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekening van [holding A] c.s.
3.De feiten
R-klasse type E400 4MATIC Prestige Plus met kenteken [kentekennummer 1] (hierna: de Mercedes). Daarbij is het voertuig onder meer verzekerd tegen diefstal.
4.Het geschil
in conventie
5.De beoordeling
in conventie
eventonder de polis. Uit het voorgaande valt naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat de heer [persoon A] of [holding A] niet heeft willen meewerken om bij Allianz duidelijk te maken dat de diefstal ook een authentieke diefstal betreft.
,behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. Omdat Allianz zich beroept op de rechtsgevolgen van artikel 7:941 lid 5 BW rust op haar de stelplicht en bewijslast dat SGPR (de heer [holding A] ) wist van de schade aan de auto voorafgaand aan de diefstal en dat hij deze schade opzettelijk niet heeft gemeld aan Allianz.
€ 12.500,00 aan provisorisch gerepareerde schade aan de zijkant. SGPR heeft een hogere uitkering willen verkrijgen voor de Mercedes door niet te vermelden dat er al schade was aan de auto en op formulieren “schadevrij” in te vullen terwijl hiervan geen sprake was. Al die tijd is de heer [persoon A] , zowel bij de kantonrechter als bij de rechtbank, blijven volhouden dat hij niets wist van schade aan de zijkant van de Mercedes. De rechtbank komt tot het oordeel dat Allianz hiermee is geslaagd in het bewijs dat aan de kant van SGPR sprake is geweest van het opzet tot het misleiden van Allianz. De conclusie is dat de vordering van [holding A] c.s. vanwege diefstal van de Mercedes daarom moet worden afgewezen.
“V: Wanneer heb jij de achterkant ingevuld. A: Deze is niet door mij ingevuld. Ik denk dat deze door [voornaam persoon A][rechtbank: [persoon A] ]
is ingevuld en ik denk dat [voornaam persoon A] deze heeft ondertekend.”Met betrekking tot de verklaring van [persoon C] is de rechtbank van oordeel dat het juist Allianz is die zich op het standpunt stelt dat de verklaring van [persoon C] onbetrouwbaar is. Haar standpunt dat het incident van 23 juni 2021 niet authentiek is, is gegrond op de onbetrouwbaarheid van deze verklaring. Overigens verklaart [persoon C] niet dat hij de heer [persoon A] de handtekening heeft zien zetten op de achterzijde van het schade-aanrijdingsformulier. Het is een vermoeden dat hij uitspreekt.
6.De beslissing
€ 12.500,00,