ECLI:NL:RBROT:2023:9857

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/654117 / HA ZA 23-242
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsuitkering na diefstal van voertuigen met misleiding door verzekeringnemer

In deze zaak vorderden SGPR Infra B.V. en [holding A] c.s. een uitkering van Allianz Benelux N.V. onder twee autoverzekeringen na de diefstal van een BMW en een Mercedes. De rechtbank oordeelde dat Allianz € 12.500,00 moest uitkeren voor de gestolen BMW, omdat er sprake was van een authentieke diefstal. Voor de Mercedes werd de vordering afgewezen, omdat SGPR opzettelijk had verklaard dat de auto schadevrij was ten tijde van de diefstal, terwijl dit niet het geval was. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van misleiding, waardoor Allianz niet tot uitkering verplicht was. Daarnaast werd de vordering van Allianz tot terugbetaling van een eerder uitgekeerd bedrag afgewezen, omdat niet was voldaan aan de eisen van onverschuldigde betaling en er geen onrechtmatig handelen was aangetoond. De rechtbank compenseerde de proceskosten, waarbij beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk werden gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/654117 / HA ZA 23-242
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SGPR INFRA B.V.,
gevestigd te Lelystad,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[holding A],
gevestigd te Lelystad,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. B.P.C. Bijl te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.A. Kragt te Arnhem.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk [holding A] c.s. (in mannelijk enkelvoud) genoemd worden en afzonderlijk SGPR en [holding A] . Gedaagde wordt hierna Allianz genoemd.

1.De zaak in het kort

[holding A] c.s. vordert in conventie een uitkering van Allianz onder de polis van twee autoverzekeringen, vanwege een gestolen BMW ( [holding A] ) en Mercedes (SGPR). Bij de kantonrechter is, vóór verwijzing, afstand gedaan van de vordering boven de € 25.000,00. Er is sprake van een authentieke diefstal van de BMW en Allianz moet daarom € 12.500,00 uitkeren. Voor wat betreft de Mercedes hoeft Allianz niet uit te keren omdat met opzet om te misleiden is verklaard dat de Mercedes onbeschadigd was ten tijde van de gestelde diefstal. In reconventie wordt de vordering van Allianz tot (terug)betaling van € 12.488,82 afgewezen omdat niet voldaan is aan de eisen van onverschuldigde betaling en er geen sprake is van onrechtmatig handelen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 april 2022, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 20;
  • de akte overlegging nadere productie van Allianz, met productie 21;
  • het vonnis van de kantonrechter van 20 januari 2023 waarbij de zaak is verwezen naar team Handel en Haven - met daarvan deel uitmakend de spreekaantekeningen van de zijde van [holding A] c.s. en de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt van de zitting van 12 januari 2023;
  • de akte overlegging nadere producties tevens houdende wijziging van eis van [holding A] c.s., met producties 8 tot en met 11;
  • de mondelinge behandeling van 12 september 2023 en de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekening van [holding A] c.s.

3.De feiten

3.1.
SGPR is een onderneming die zich blijkens de inschrijving in het Handelsregister
bezig houdt met "het verrichten van infrastructurele werkzaamheden waaronder bestrating,
tuinaanleg en - onderhoud en de daaraan gerelateerde werkzaamheden". Enig aandeelhouder en bestuurder is [holding A] , welke vennootschap holdingactiviteiten ontplooit. Enig aandeelhouder en bestuurder is de heer [persoon A] .
3.2.
SGPR heeft via haar tussenpersoon Elswout Assurantie Groep (hierna: Elswout) op 15 april 2021 bij Allianz via haar gevolmachtigde VDRD Assuradeuren (hierna: VDRD) een zakelijke personenautoverzekering afgesloten ten behoeve van een Mercedes-Benz
R-klasse type E400 4MATIC Prestige Plus met kenteken [kentekennummer 1] (hierna: de Mercedes). Daarbij is het voertuig onder meer verzekerd tegen diefstal.
3.3.
Eveneens op 15 april 2021 heeft [holding A] door tussenkomst van Elswout een zakelijke personenautoverzekering afgesloten bij Allianz, ten behoeve van een BMW 3-serie Touring, type 335d xDrive Luxury met kenteken [kentekennummer 2] (hierna: de BMW). Ook die verzekering biedt dekking bij diefstal. De beide autoverzekeringen hebben gelijkluidende polisvoorwaarden. De beide verzekeringsovereenkomsten en de daarbij behorende polisvoorwaarden zullen hierna als: “de polis” worden aangeduid.
3.4.
VDRD heeft Allianz bij e-mailbericht van 1 juli 2021 aansprakelijk gesteld voor de
gevolgen van een aanrijding die op 23 juni 2021 (hierna ook: het incident op 23 juni 2021) zou hebben plaatsgevonden, waarbij de Mercedes beschadigd is. Die schade is door Dekra begroot op € 12.488,82 exclusief btw en € 15.111,47 inclusief btw. Allianz heeft eerstgenoemd bedrag vergoed aan VDRD, die op haar beurt dat bedrag heeft overgemaakt op het rekeningnummer dat is vermeld op het schadeaangifteformulier.
3.5.
Regelmatige bestuurder van de Mercedes was de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ). Op het moment van het incident op 23 juni 2021 bestuurde de heer [persoon C] (hierna: [persoon C] ) de Mercedes.
3.6.
De heer [persoon A] heeft op 31 juli 2021 aangifte gedaan van inbraak op
het bedrijventerrein van [holding A] c.s., waarbij zowel de Mercedes als ook de BMW en nog
een derde auto, die elders tegen diefstal verzekerd was, zijn gestolen. De Mercedes is op
4 augustus 2021 teruggevonden, waarbij gebleken is dat de auto aan de achterkant volledig
is uitgebrand. De auto is vervolgens door de politie in beslag genomen. De BMW is niet
meer teruggevonden.
3.7.
De Mercedes en de BMW zijn door [holding A] c.s. gefinancierd bij Hiltermann Lease (hierna: "Hiltermann"). Na aangifte van de diefstal bedraagt het openstaande saldo van de Mercedes bij Hiltermann € 61.777,20 en van de BMW € 36.235,60.
3.8.
Bij e-mailbericht van 4 augustus 2021 heeft Hiltermann aan Elswout verzocht
de schade als gevolg van de diefstal van de Mercedes en de BMW rechtstreeks aan haar
over te maken.
3.9.
Dekra heeft in opdracht van Allianz onderzoek gedaan naar de ontvreemding van de BMW. Dekra heeft haar bevindingen neergelegd in een rapport, gedateerd 15 september
2021. Tevens heeft Allianz OAN opdracht gegeven onderzoek te doen naar de door SGPR
gestelde diefstal van de Mercedes. Dat onderzoek is door OAN afgerond middels het rapport
van 15 oktober 2021. In dat rapport heeft OAN onder meer vermeld dat aan de linkerzijde
van de Mercedes schampschade zichtbaar is met wielcontactsporen en dat aan de
rechterzijde van de auto over de volle lengte sprake is van vangrailschade. Die schade is
volgens OAB slechts zeer provisorisch en amateuristisch bijgewerkt aan de hand van
spuitverf en afplaktape.
3.10.
Op verzoek van Allianz heeft de heer [holding A] op 9 november 2021 een
vragenformulier ingevuld met betrekking tot de diefstal van de Mercedes, waarbij
hij ten aanzien van het voertuig - voor zover van belang - heeft vermeld:
“Voertuig
Was de auto schadevrij: Ja
Schadeverleden: Ja Zo ja, waar hersteld:
Locatie schade: Zijkant
Laatste onderhoud: 13-04-2021 Bij welke garage: De Vlijt autos
(…)”
3.11.
Bij brief van 30 november 2021 heeft Allianz [holding A] c.s. laten weten dat het
bedrag van € 12.488,82 ten onrechte door haar is uitgekeerd aangezien uit het rapport van OAN is gebleken dat het incident op 23 juni 2021 niet authentiek is geweest, onder meer omdat Rijkswaterstaat heeft verklaard dat op de gestelde plaats van de aanrijding geen schade aan de vangrail is vastgesteld. Tevens heeft Allianz in deze brief gesteld dat zich
ten aanzien van de gestelde diefstal van de beide auto's een aantal merkwaardigheden
voordoen, hetgeen voor Allianz reden is geweest om een tijdlijn te maken aan de hand
waarvan nog een aantal vragen aan de heer [persoon A] zijn voorgelegd. Bovendien heeft
Allianz in die brief gesteld dat de heer [persoon A] ten onrechte heeft verklaard dat de
Mercedes schadevrij was ten tijde van de gestelde diefstal, aangezien uit de rapportage
van OAN gebleken is dat de schade als gevolg van het incident op 23 juni 2021 niet (deugdelijk) was hersteld ten tijde van de diefstal Allianz concludeert in die brief dat [holding A] c.s. haar met opzet heeft geprobeerd te misleiden ex artikel 7:941 lid 5 BW om een hogere schadevergoeding te krijgen.
3.12.
Bij e-mailbericht van 8 april 2022 gericht aan Allianz heeft [holding A] c.s. bij monde van haar gemachtigde aanspraak gemaakt op vergoeding van de schade als gevolg van de diefstal van beide auto's. Allianz heeft bij e-mailbericht van 13 april 2022 gereageerd en daarbij volhard in haar afwijzing van de gevorderde schadevergoeding.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[holding A] c.s. vordert - na eiswijziging en uitvoerbaar bij voorraad:
“Primair:
I. Allianz te veroordelen tot nakoming van de Verzekeringsovereenkomst door uitkering van de
verzekerde som van EUR 84.000,-, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen
bedrag, aan Hiltermann Lease B.V., vermeerderd met wettelijke rente vanaf het moment dat zij
voor het eerst in verzuim was en tot het moment van algehele voldoening, waarbij die rente dient
te worden uitgekeerd aan [holding A] c.s.;
Subsidiair:
I. Allianz te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis over te
gaan tot vergoeding van de door eiseressen geleden schade van EUR 84.000,-, dan wel een door de
rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het moment
dat zij voor het eerst in verzuim was en tot het moment van algehele voldoening;
Zowel primair als subsidiair:
I. Allianz te verbieden de (persoons)gegevens van eiseressen en hun bestuurder(s) op te (doen) nemen
in het Centraal Informatiesysteem van de in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen
onder beheer van Stichting CIS, dan wel haar te veroordelen de (persoons)gegevens van eiseressen
en hun bestuurder(s) binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis te verwijderen uit het Centraal
Informatiesysteem van de in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen onder beheer van
Stichting CIS; (hierna te noemen: het CIS)
II. Allianz te verbieden de (persoons)gegevens van eiseressen en hun bestuurder(s) op te (doen) nemen in het Interne Informatiesysteem van Allianz, dan wel haar te veroordelen de (persoons)gegevens van eiseressen en hun bestuurder(s) binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis te verwijderen uit het Interne Informatiesysteem van Allianz;
III. Allianz te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met buitengerechtelijke
incassokosten en wettelijke rente vanaf het moment dat zij voor het eerst in verzuim is en tot het
moment van algehele voldoening vanaf veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen
vonnis.”
4.2.
Allianz voert verweer. Zij concludeert dat [holding A] c.s. niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen dan wel dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [holding A] c.s. in de kosten van dit geding.
4.3.
De stellingen van partijen worden hierna, voor zover van belang, nader besproken.
in reconventie
4.4.
Allianz vordert - uitvoerbaar bij voorraad:
“ [holding A] te veroordelen aan Allianz te betalen een bedrag van €12.488,82 te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten van Allianz, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis en (voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.”
4.5.
[holding A] c.s. voert verweer. Hij betwist de vorderingen van Allianz en meent dat deze moeten worden afgewezen.
4.6.
De stellingen van partijen worden hierna, voor zover van belang, nader besproken.

5.De beoordeling

in conventie

Eisvermeerdering
5.1.
[holding A] c.s. heeft zijn eis vermeerderd in de akte overlegging nadere producties tevens houdende wijziging van eis. Nu Allianz formeel geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze eisvermeerdering, zal de rechtbank vonnis wijzen op basis van de gewijzigde eis.
Vordering beperkt tot € 25.000,00
5.2.
[holding A] c.s. heeft zijn geldvordering middels de eisvermeerdering - kortgezegd - vermeerderd tot € 84.000,00. Daartegen voert Allianz inhoudelijk verweer. De rechtbank volgt Allianz in haar verweer: in randnummer 4.7. van de dagvaarding heeft [holding A] c.s. zijn vordering beperkt tot € 25.000,00 en aangegeven dat hij “zonder enig voorbehoud” afziet van “wat hij overigens in theorie en praktijk nog zou kunnen vorderen”. Naar het oordeel van de rechtbank is ondubbelzinnig en zonder voorwaarden sprake van afstand van recht voor het meerdere boven € 25.000,00. De afstand van recht die hij doet is hiermee niet beperkt tot (het slagen van) de cessie, zoals door [holding A] c.s. gesteld. Dat [holding A] c.s. gedwaald heeft ten aanzien van de (vereisten voor totstandkoming van de) cessie kan hij bovendien niet tegenwerpen aan Allianz nu Allianz geen partij was bij de cessie-overeenkomst.
Overdracht eigendom auto’s
5.3.
Allianz voert als verweer dat de eigendom van de auto’s niet aan Allianz is overgedragen en dat door [holding A] c.s. daarmee niet is voldaan aan de voorwaarde om aanspraak te maken op schadevergoeding onder de polis, artikel 10.
5.4.
Artikel 10 van de polisvoorwaarden luidt, voor zover relevant:
“Hoe betalen we bij schade?
(…)
Als de auto weg is
Als de auto gestolen of verduisterd is of als de auto weg is doordat u bent opgelicht, betalen
we de auto. (…) En wij betalen alleen als u ons het eigendom geeft van de auto. Daarvoor tekent u een akte van eigendomsoverdracht. Als wij of iemand anders de auto dan vinden, is hij van ons."
5.5.
Tegenover het verweer van Allianz heeft [holding A] c.s. aangevoerd dat Hiltermann heeft toegezegd de eigendom van de BMW en Mercedes te zullen overdragen aan Allianz, na instemming van Allianz. Dat laatste heeft Allianz ter zitting niet betwist, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid hiervan.
Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan artikel 10 van de polisvoorwaarden, althans de bedoeling daarvan dat Allianz eigenaar wordt van de auto’s, wanneer zij de schade als gevolg van de diefstal uitkeert. Dit verweer van Allianz gaat daarom niet op.
Belang
5.6.
Allianz voert vervolgens bij wijze van verweer aan dat [holding A] c.s. geen belang heeft bij onderhavige procedure omdat [holding A] c.s. geen eigenaar is van de auto’s en daarmee niet geschaad is in zijn vermogenspositie. Hiltermann is formeel juridisch eigenaar. De rechtbank is echter met [holding A] c.s. van oordeel dat nu de juridisch eigenaar, Hiltermann, niet gerechtigd is om aanspraak te maken op uitkering onder de polis en [holding A] c.s. gehouden was als eindgebruiker de auto’s verzekerd te houden en de premie te betalen aan Allianz, [holding A] c.s. als economisch eigenaar gezien moet worden en daarmee voldoende belang heeft bij zijn vorderingen in deze procedure. Daarnaast heeft [holding A] c.s. primair gevorderd dat Allianz de ten gevolge van de diefstal geleden schade uitbetaalt aan Hiltermann.
De BMW
5.7.
[holding A] vordert betaling van Allianz onder de polis vanwege diefstal van haar BMW. De rechtbank constateert dat het - na eerder genoemde afstand van recht - ter zake de BMW nog gaat om een vordering van € 12.500,00, zijnde 50 % van de (overgebleven) vordering van [holding A] van € 25.000,00. De rechtbank verwijst hierbij naar pagina 2 van de aantekeningen van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter waarbij [holding A] c.s. heeft bevestigd dat de vordering is gesplitst en dat de € 25.000,00 is opgemaakt uit twee delen en dat het deel voor elk van beide auto’s € 12.500,00 bedraagt. Tijdens de mondelinge behandeling van 12 september 2023 heeft de advocaat van [holding A] dit nogmaals bevestigd.
Authentieke diefstal?
5.8.
[holding A] c.s. stelt dat Allianz moet overgaan tot betaling omdat de BMW gestolen is en diefstal onder dekking van de polis valt. Allianz weigert tot uitbetaling over te gaan. Volgens Allianz is geen sprake van een authentieke diefstal.
5.9.
De rechtbank overweegt als volgt. [holding A] c.s. heeft gesteld - en Allianz heeft niet betwist - dat het risico van diefstal onder dekking van de polis valt. Allianz heeft ter zitting bovendien aangegeven dat zij niet betwist dát de BMW is gestolen. Allianz heeft wel betwist dat de diefstal authentiek was. Het is aan [holding A] - die zich beroept op dekking onder de polis - om te bewijzen dat de diefstal authentiek is. Volgens vaste rechtspraak mogen aan het bewijs van diefstal van een auto geen al te hoge eisen worden gesteld (ECLI:NL:PHR:2003:AF7070 en ECLI:NL:HR:2007:AZ8742).
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat [holding A] het bewijs van een authentieke diefstal van de BMW heeft geleverd. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de volgende overwegingen. Dekra heeft in opdracht van Allianz onderzoek gedaan en geeft in haar onderzoeksrapport - kort gezegd - aan dat sprake is van een reële diefstal. Volgens Allianz wil de aanduiding van Dekra dat sprake is van een reële diefstal nog niet zeggen dat de diefstal ook authentiek is, maar in deze redenering gaat de rechtbank niet mee. Als Dekra in haar onderzoek tot de conclusie zou zijn gekomen dat de diefstal mogelijk in scene zou zijn gezet dan zou zij dit in haar rapport hebben vermeld. Dat heeft zij niet gedaan. In plaats daarvan heeft zij verklaard dat de diefstal reëel was. Allianz wijst daarnaast op de vragen die zij aan de heer [persoon A] heeft gesteld over de toedracht van de diefstal, zie haar productie 15. Allianz voert aan dat de heer [persoon A] deze vragen niet heeft beantwoord, maar de heer [persoon A] heeft tijdens de mondeling behandeling verklaard deze vragen wel beantwoord te hebben. Uit productie 16 blijkt dat [persoon A] bij e-mail van 3 maart 2022 wél heeft meegewerkt - “Hierbij ons verhaal”. Hoewel Allianz vervolgens aangeeft dat een uitgebreide inhoudelijke reactie en reactie op de tijdlijn noodzakelijk was, wordt uit de reactie van Allianz niet duidelijk waaraan het precies schort in de reactie die [persoon A] heeft gegeven. Dat er een authentieke diefstal heeft plaatsgevonden blijkt daarmee niet alleen uit de processen-verbaal van aangiften, maar tevens uit het onderzoek van Dekra. Dat de heer [persoon A] informatie bewust zou achterhouden (om zo vermeende enscenering van de diefstal te verbloemen) is niet komen vast te staan.
5.11.
Dat schade is geleden door Allianz doordat met de e-mail van 3 maart 2022 onvoldoende inhoudelijk of te laat mededelingen zijn gedaan door [holding A] (door vragen niet (volledig) te beantwoorden - voor zover dit al juist zou zijn -) stelt Allianz niet. Allianz doet geen beroep op artikel 7:941 lid 2 of 3 BW. Ter zitting heeft Allianz expliciet aangegeven dat zij geen beroep doet op schending van de mededelingsplicht maar dat zij zich uitsluitend beroept op een niet-gedekt
eventonder de polis. Uit het voorgaande valt naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat de heer [persoon A] of [holding A] niet heeft willen meewerken om bij Allianz duidelijk te maken dat de diefstal ook een authentieke diefstal betreft.
5.12.
De conclusie is dan ook dat de vordering van [holding A] c.s. vanwege diefstal van de BMW op Allianz zal worden toegewezen, tot een bedrag van € 12.500,00. De rechtbank zal de primaire vordering toewijzen, waarbij Allianz moet betalen aan Hiltermann, onder de voorwaarde dat Hiltermann op grond van artikel 10 van de polisvoorwaarden gelijktijdig afstand doet van de auto. Hiltermann is de juridisch eigenaar van de BMW en heeft ook toegezegd de eigendom van de auto over te dragen aan Allianz, zie hiervoor onder 5.5.
5.13.
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 28 april 2022, en deze moet Allianz betalen aan [holding A] c.s. De rechtbank kan geen andere verzuimdatum aanhouden dan die van dagvaarding nu [holding A] c.s., na wijziging van het petitum op dit onderdeel, niet heeft toegelicht op welke datum sprake is van verzuim en de rechtbank ook niet anders is gebleken. [holding A] c.s. is de leasetermijnen dóór blijven betalen aan Hiltermann - zo is gesteld en dit is niet betwist door Allianz - zodat niet Hiltermann, maar [holding A] c.s. schade heeft geleden door de vertraagde voldoening van de uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst. De wettelijke rente komt daarom, zoals gevorderd, toe aan [holding A] c.s.
De Mercedes
5.14.
SGPR vordert betaling van Allianz onder de polis vanwege diefstal van de Mercedes. Allianz voert bij wijze van verweer aan dat zij niet tot uitkering onder de polis hoeft over te gaan omdat SGPR haar opzettelijk heeft misleid om zo een hogere schadevergoeding te verkrijgen. Ter onderbouwing daarvan brengt Allianz naar voren dat SGPR het opzettelijk heeft doen voorkomen alsof de Mercedes ten tijde van de diefstal schadevrij was terwijl de auto beschadigd was. Dit met het doel om een hogere schade-uitkering te krijgen dan waarop zij recht had.
5.15.
SGPR voert hiertegen aan dat de heer [persoon A] niet wist van de schade aan de Mercedes, omdat niet hij maar [persoon B] de regelmatig bestuurder van de Mercedes was. De heer [persoon A] was niet op de hoogte van het incident van 23 juni 2021 waarbij de Mercedes betrokken was. Niemand heeft hem over dit incident geïnformeerd. Zijn gegevens zijn weliswaar ingevuld op het schade-aanrijdingsformulier dat is opgesteld naar aanleiding van het incident van 23 juni 2021, maar dat is niet door hem gedaan. De heer [persoon A] betwist dat het zijn handtekening is die op het schade-aanrijdingsformulier staat. De heer [persoon A] ontving de Mercedes pas terug tussen week 19 en week 30 van 2021 (begin bouwvak) en had de Mercedes eerder nog niet gezien. Toen hij de Mercedes terug had heeft hij geen schade aan de auto waargenomen.
5.16.
Artikel 7:941 lid 5 BW bepaalt dat het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden
,behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. Omdat Allianz zich beroept op de rechtsgevolgen van artikel 7:941 lid 5 BW rust op haar de stelplicht en bewijslast dat SGPR (de heer [holding A] ) wist van de schade aan de auto voorafgaand aan de diefstal en dat hij deze schade opzettelijk niet heeft gemeld aan Allianz.
5.17.
De rechtbank overweegt het volgende. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de Mercedes schade had op het moment van de diefstal. Evenmin staat ter discussie dat de heer [persoon A] op het vragenformulier heeft ingevuld dat de Mercedes schadevrij was op het moment van de diefstal (r.o. 3.10). Dat de door SGPR aan Allianz verstrekt informatie onjuist was staat daarmee vast. Dat deze onjuiste informatie opzettelijk door SGPR aan Allianz is meegedeeld komt neer op de vraag of SGPR (de heer [persoon A] ) ook van deze schade op de hoogte was. Allianz verwijst voor onderbouwing van haar standpunt naar het vragenformulier (productie 13 bij haar conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie) en het rapport van OAN van 15 oktober 2021 (productie 12 bij diezelfde conclusie). Op het vragenformulier heeft de heer [persoon A] ingevuld dat er eerder schade was geweest aan de zijkant van de auto. Op de vraag of deze schade ook was hersteld is geen antwoord gegeven.
5.18.
De heer [persoon A] heeft ter zitting verklaard dat hij het vragenformulier op het punt van het schadeverleden verkeerd heeft ingevuld. Hij dacht dat het over de BMW ging.
De rechtbank beoordeelt deze verklaring als ongeloofwaardig omdat de BMW naar eigen zeggen van de heer [persoon A] geen schade aan de zijkant had. Daar komt bij dat uit de andere gegevens op het vragenformulier, te weten: de merknaam, het kenteken [kentekennummer 1] en de aanschafprijs ad € 52.000,00 - welk bedrag in het formulier net boven de vragen omtrent de schade en het schadeverleden stond - duidelijk was dat het om de Mercedes ging.
De rechtbank acht verder relevant dat de heer [persoon A] op het vragenformulier aangeeft dat de locatie van de schade aan de zijkant is en dit ook de locatie is van de schade aan de auto als gevolg van het incident op 23 juni 2023. Tot slot was op het vragenformulier niet ingevuld waar de Mercedes was hersteld na het incident op 23 juni 2023 hetgeen overeenkomt met de bevindingen van OAN in het rapport van 15 oktober 2021 dat deugdelijk herstel niet had plaatsgevonden. OAN concludeert verder in haar rapport over de schade waargenomen aan de uitgebrande auto (na de diefstal) dat deze: “slechts zeer provisorisch en amateuristisch is ‘bijgewerkt’ middels spuitverf en afplaktape (…). Echt c.q. deugdelijk herstel van de schade heeft niet plaatsgevonden.”
5.19.
Gelet op het bovenstaande staat vast dat de heer [persoon A] en daarmee ook SGPR wist van de schade aan de Mercedes voorafgaand aan de diefstal. De vraag of de heer [persoon A] ook op de hoogte was van het incident van 23 juni 2021 kan daarbij in het midden worden gelaten. Duidelijk is immers dat de schade naar aanleiding van dit incident hem wel bekend was.
Opzet op misleiden
5.20.
Niet is aangevoerd door SGPR dat zij er niet van op de hoogte was dat de uitkering van verzekeringsgeld na diefstal hoger is bij een schadevrije auto dan bij een auto met
€ 12.500,00 aan provisorisch gerepareerde schade aan de zijkant. SGPR heeft een hogere uitkering willen verkrijgen voor de Mercedes door niet te vermelden dat er al schade was aan de auto en op formulieren “schadevrij” in te vullen terwijl hiervan geen sprake was. Al die tijd is de heer [persoon A] , zowel bij de kantonrechter als bij de rechtbank, blijven volhouden dat hij niets wist van schade aan de zijkant van de Mercedes. De rechtbank komt tot het oordeel dat Allianz hiermee is geslaagd in het bewijs dat aan de kant van SGPR sprake is geweest van het opzet tot het misleiden van Allianz. De conclusie is dat de vordering van [holding A] c.s. vanwege diefstal van de Mercedes daarom moet worden afgewezen.
Persoonsgegevens [holding A] c.s. en bestuurders in de systemen - CIS en intern Allianz
5.21.
[holding A] c.s. vordert Allianz te verbieden de (persoons)gegevens van [holding A] c.s. en zijn bestuurders op te nemen in het CIS en in het interne systeem van Allianz dan wel deze daaruit te verwijderen.
Allianz heeft ter zitting aangevoerd dat de opname in haar interne systeem heeft plaatsgevonden maar in het CIS nog niet. Allianz heeft aangevoerd dat zij een redelijk belang heeft bij de interne registraties en dat deze proportioneel zijn omdat interne registratie geen gevolgen heeft voor [holding A] c.s. bij andere verzekeraars. De rechtbank volgt Allianz in dit verweer en wijst de vordering tot verwijdering uit de interne systemen af.
Voor wat betreft het niet-mogen opnemen van de registratie in het CIS, overweegt de rechtbank als volgt. Bij het opnemen van de persoonsgegevens van [holding A] c.s. en/of haar bestuurders in het CIS moet rekening worden gehouden met alle eisen die aan opname in dit register worden gesteld. Op voorhand ziet de rechtbank geen reden om Allianz in dit kader nu al een verbod op te leggen. Uiteraard zal Allianz zelf een belangenafweging moeten maken in het kader van de AVG-richtlijn.
Proceskosten
5.22.
Nu beide partijen in conventie deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank termen aanwezig om te bepalen dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd. De rechtbank zal dan ook in die zin beslissen.
in reconventie
5.23.
Allianz vordert € 12.488,82 te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten uit hoofde van onverschuldigde betaling en/of uit hoofde van een onrechtmatige daad die [holding A] c.s. jegens haar heeft begaan. Allianz stelt dat zij dit bedrag heeft betaald op de rekening van SGPR terwijl zij niet schadeplichtig was omdat de aanrijding niet authentiek was.
Onverschuldigde betaling?
5.24.
[holding A] c.s. betwist dat het bedrag op de rekening van SGPR is overgemaakt. De handtekening onder het schade-aanrijdingsformulier is niet van de heer [persoon A] . Hij heeft het schade-aanrijdingsformulier ook niet ingevuld.
5.25.
De rechtbank overweegt als volgt. Het bedrag ad € 12.488,82 is overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] . Dit betreft zoals blijkt uit het e-mailbericht van mevrouw [persoon D 1] van 28 januari 2022 om 9.05 uur (productie 9 van [holding A] c.s.) het rekeningnummer van D-N Infra. Allianz heeft dit laatste niet betwist. De rechtbank overweegt dat - als er al onverschuldigd zou zijn betaald door Allianz - die betaling dan heeft plaatsgevonden aan D-N Infra en niet aan [holding A] c.s. D-N Infra is geen procespartij in onderhavige procedure en van enige terugbetalingsverplichting op grond van onverschuldigde betaling kan reeds daarom geen sprake zijn.
Onrechtmatig handelen?
5.26.
De heer [persoon A] betwist dat hij het schadeaangifteformulier heeft ingevuld. De handtekening onder dit formulier is niet van hem. Hem kan daarmee geen onrechtmatig handelen worden verweten. Ook op die grond kan Allianz geen betaling van hem vorderen van € 12.488,82.
5.27.
Allianz voert aan dat mevrouw [persoon D 2] het schade-aanrijdingsformulier heeft ingescand en heeft gefaxt met apparatuur van Just Data, de andere onderneming van de heer [holding A] . Volgens Allianz zijn [holding A] c.s. en D-N Infra te vereenzelvigen. Hiertegenover stelt [holding A] c.s. dat mevrouw [persoon D 2] als werkneemster is overgegaan naar D-N Infra. Zij mailde namens D-N Infra en niet namens [holding A] c.s.. Dat zij de fax en/of het scan-apparaat van Just Data gebruikte, is mogelijk, want D-N Infra zat toen in het pand waar Just Data (ook) zat. Echter, er is geen sprake van vereenzelviging tussen [holding A] c.s. en D-N Infra..
5.28.
De rechtbank overweegt als volgt. Allianz heeft gelet op de gemotiveerde betwisting door [holding A] c.s. onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [holding A] c.s. en D-N Infra te vereenzelvigen zijn. Dat de ondernemingen hetzelfde kantooradres hebben (gehad) en dat werknemers van [holding A] c.s. zijn gaan werken voor DN Infra is daarvoor onvoldoende.
Uit het e-mailbericht van 25 juni 2021 (onderdeel van productie 21 van Allianz) volgt dat mevrouw [persoon D 2] het schade-aanrijdingsformulier (als bijlage) heeft verstuurd in haar hoedanigheid als medewerkster van D-N Infra. Het onderwerp van het e-mailbericht is eveneens D-N Infra. Dit onderbouwt het verweer van [holding A] c.s. dat mevrouw [persoon D 2] op het moment van het verzenden van het schade-aanrijdingsformulier niet (langer) werkzaam was voor [holding A] c.s. Dat voor het inscannen een fax en/of scan-apparaat van Just Data is gebruikt maakt dat niet anders, gelet op de verklaring die [holding A] c.s. daarvoor heeft gegeven.
5.29.
Op de achterzijde van het schade-aanrijdingformulier is de naam [persoon A] , functie directeur ingevuld. Verder zijn er geen gegevens van [holding A] c.s. of haar bestuurders op het schade-aanrijdingsformulier vermeld. Vaststaat dat het ingevulde bankrekeningnummer juist niet van [holding A] c.s. was (zie r.o. 5.25). Dit is een contra-indicatie dat [holding A] c.s. zelf het schade-aanrijdingsformulier ingevuld heeft. Allianz heeft niet gesteld en evenmin is de rechtbank gebleken welke belang [holding A] c.s. erbij zou hebben om het bankrekeningnummer van D-N Infra op te geven als rekeningnummer waarop de schade-uitkering zou moeten worden betaald.
5.30.
Allianz heeft nog gewezen op de verklaring van [persoon C] . Hij heeft tijdens een interview met Dekra verklaard over het schade-aanrijdingsformulier:
“V: Wanneer heb jij de achterkant ingevuld. A: Deze is niet door mij ingevuld. Ik denk dat deze door [voornaam persoon A][rechtbank: [persoon A] ]
is ingevuld en ik denk dat [voornaam persoon A] deze heeft ondertekend.”Met betrekking tot de verklaring van [persoon C] is de rechtbank van oordeel dat het juist Allianz is die zich op het standpunt stelt dat de verklaring van [persoon C] onbetrouwbaar is. Haar standpunt dat het incident van 23 juni 2021 niet authentiek is, is gegrond op de onbetrouwbaarheid van deze verklaring. Overigens verklaart [persoon C] niet dat hij de heer [persoon A] de handtekening heeft zien zetten op de achterzijde van het schade-aanrijdingsformulier. Het is een vermoeden dat hij uitspreekt.
5.31.
De mogelijkheid van een onderzoek naar de echtheid van de handtekening van de heer [persoon A] is tijdens de mondelinge behandeling besproken. Allianz heeft aangegeven een handtekeningenanalyse van de handtekening op het schade-aangifteformulier niet nodig te achten. In haar eis in reconventie (noch in andere processtukken) heeft Allianz aangeboden nader bewijs op dit punt te willen leveren. Nu Allianz de bewijslast draagt voor de gestelde onrechtmatig daad en [holding A] c.s. de stellingen van Allianz omtrent het invullen van het schade-aanrijdingsformulier door [holding A] c.s. gemotiveerd heeft betwist, strandt de reconventionele vordering van Allianz ook op deze grond.
Proceskosten
5.32.
Een proceskostenveroordeling is niet door [holding A] c.s. gevorderd. Tenzij de in het gelijk gestelde partij expliciet te kennen heeft gegeven geen kostenveroordeling te verlangen - waarvan hier geen sprake is - zal een oordeel over de proceskosten ambtshalve worden gegeven (HR 28 november 1986, ECLI:NL:PHR:1986:AC9604, NJ 1987/380)
5.33.
Allianz zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten van [holding A] c.s. worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op:
- salaris advocaat € 1.196,00 (2,0 punten × tarief II à € 598,00)

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt Allianz om aan Hiltermann Lease B.V. te betalen een bedrag van
€ 12.500,00,
6.2.
veroordeelt Allianz om aan [holding A] c.s. te betalen de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 12.500,00 met ingang van 28 april 2022 tot de dag van volledige betaling van hetgeen waartoe de rechtbank Allianz onder 6.1 veroordeelt,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten van de procedure, in die zin dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen af,
6.7.
veroordeelt Allianz in de proceskosten, aan de zijde van [holding A] c.s. tot op heden begroot op € 1.196,00,
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.
3246/2990