Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.Kern van het geschil
2.De procedure
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties 1 tot en met 9,
- de brief van 4 juli 2023 van deze rechtbank waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 28 augustus 2023,
3.De feiten
het uitbrengen en voortzetten van de Esseense traditie en volledige esoterische ontwikkeling daarvan, alsmede het bevorderen van de ontwikkeling der mensheid op het terrein van het ziele- en geestelijke leven, (…)”.
4.Het geschil
het ontslag van [gedaagde01] rechtsgeldig te verklaren, althans een vonnis uit te spreken als Uw Rechtbank meent in goede justitie te kunnen bepalen, alles met veroordeling van [gedaagde01] in de kosten van deze procedure”.
5.De beoordeling
17 Leden van het Dagelijks Bestuur”, die met het ontslag van [gedaagde01] hebben ingestemd. Volgens [eiseres01] ( [naam01] ) betreffen dit de op dat moment bestaande leden van [eiseres01]. Omdat [gedaagde01] heeft betwist dat [eiseres01], buiten [naam02] , [naam01] , [naam03] en hemzelf, andere leden heeft gekend, is [eiseres01] in de zittingsagenda gevraagd het ledenregister in het geding te brengen. Volgens de statuten houdt het bestuur immers een register waarin de namen en adressen van alle leden zijn opgenomen.
geenledenregister als bedoeld in de statuten bestaat, maar dat uit de lijst bij het ontslagbesluit van 30 december 2021 volgt wie destijds de leden waren. Desgevraagd kon [eiseres01] niet toelichten of uitleggen hoe en wanneer de betreffende toelatingsbesluiten van die leden tot stand zijn gekomen en waaruit dat zou kunnen blijken. Nu het ledenregister ontbreekt en evenmin is verduidelijkt wanneer welke personen lid van [eiseres01] zijn geworden, is niet te controleren of het bestreden ontslagbesluit van 30 december 2021 rechtsgeldig, dat wil zeggen in overeenstemming met de statuten, tot stand is gekomen. Alleen al hierom moet de door [eiseres01] gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen.
bestuursvergadering van 21 juni 2018. Volgens [gedaagde01] heeft het bestuursbesluit van 21 juni 2018 echter óók te gelden als een besluit van de algemene vergadering omdat sprake was van een personele unie tussen het bestuur en de algemene vergadering. Los van het feit dat dit laatste door [naam01] wordt betwist, zouden ook in dat geval de door statuten voorgeschreven procedures moeten zijn gevolgd, waaronder die voor het bijeenroepen van de algemene vergadering. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat dit is gebeurd.
bij deze zeg ik dan ook wederom, jouw ontslag als Algemeen Bestuurslid van [eiseres01] per direct aan”, maar uit niets blijkt dat hieraan een rechtsgeldig besluit van de algemene vergadering ten grondslag ligt, zodat het er alle schijn van heeft dat ook dit “besluit” elke rechtskracht ontbeert.
6.De beslissing
[3455/1981]