ECLI:NL:RBROT:2023:9809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
10699476 VV EXPL 23-453
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing loonvordering in kort geding met verstek tegen Infinitascare B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres01] en Infinitascare B.V. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. V.G. Baran, vorderde betaling van achterstallig loon en een eindejaarsuitkering van de gedaagde, die niet op de zitting verscheen. De procedure begon met een dagvaarding op 25 september 2023, waarna op 4 oktober 2023 een zitting plaatsvond. Infinitascare werd verstek verleend omdat zij niet aanwezig was. De kantonrechter ontving wel een e-mail van een vertegenwoordiger van Infinitascare, maar deze werd niet in overweging genomen omdat er niemand op de zitting was verschenen.

De vordering van [eiseres01] omvatte een netto bedrag van € 1.958,18 aan achterstallig loon over mei 2023, vakantiegeld, en een eindejaarsuitkering van € 1.370,14. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoed was voor de eis in kort geding en dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was. Daarom werd de vordering toegewezen, met de bepaling dat Infinitascare het bruto-equivalent van de gevorderde bedragen aan [eiseres01] moest betalen.

Daarnaast werd Infinitascare veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 615,00. Dit bedrag moet rechtstreeks aan de gemachtigde van [eiseres01] worden betaald. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. De wettelijke rente werd ook toegewezen over de verschuldigde bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10699476 VV EXPL 23-453
datum uitspraak: 11 oktober 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. V.G. Baran,
tegen
Infinitascare B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘Infinitascare’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 25 september 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 4 oktober 2023 is de zaak tijdens een zitting met [eiseres01] en mr. Baran besproken. Infinitascare is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
1.3.
De kantonrechter heeft van mr. S. Kurz namens Infinitascare een e-mail van
4 oktober 2023 ontvangen met als onderwerp “kort verweer”. Omdat namens Infinitascare niemand is verschenen op de zitting, heeft de kantonrechter op grond van artikel 6.1 van het ‘Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken, kanton’ geen acht geslagen op die
e-mail.

2.De vordering

[eiseres01] eist (samengevat):
  • Infinitascare te veroordelen aan haar te betalen € 1.958,18 netto aan achterstallig loon over de maand mei 2023 en het vakantiegeld over de periode vanaf 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023, met wettelijke verhoging en rente;
  • Infinitascare te veroordelen aan haar te betalen € 1.370,14 netto aan eindejaarsuitkering over de periode vanaf 1 mei 2022 tot en met 31 december 2022, met wettelijke verhoging en rente;
  • Infinitascare te veroordelen om aan haar deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken van het achterstallige salaris dat op basis van de hiervoor genoemde vorderingen aan haar moet worden betaald;
  • Infinitascare te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.De beoordeling

toewijzing vordering

3.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiseres01] volgt dat deze spoed aanwezig is. De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is (artikel 139 Rv), met dien verstande dat Infinitascare veroordeeld zal worden om het bruto-equivalent van de gevorderde loonbedragen aan [eiseres01] te betalen.
proceskosten
3.2.
[eiseres01] krijgt gelijk. Infinitascare moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). Omdat [eiseres01] op basis van een toevoeging procedeert, blijven de dagvaardingskosten buiten beschouwing en moet Infinitascare de overige proceskosten van [eiseres01] rechtstreeks aan de gemachtigde van [eiseres01] betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 86,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 615,00. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet Infinitascare een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1] De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
3.3.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Infinitascare om aan [eiseres01] te betalen het bruto-equivalent van het bedrag van € 1.958,18 netto aan achterstallig loon over de maand mei 2023 en vakantiegeld over de periode vanaf 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% zoals bedoeld in artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het totaalbedrag van het bruto-equivalent van € 1.958,18 vanaf de data van opeisbaarheid van de loonbedragen waaruit dit bedrag bestaat tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt Infinitascare om aan [eiseres01] te betalen het bruto-equivalent van het bedrag van € 1.370,14 netto aan eindejaarsuitkering over de periode vanaf 1 mei 2022 tot en met 31 december 2022, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% zoals bedoeld in artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt Infinitascare om aan [eiseres01] deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken van het salaris dat Infinitascare op grond van dit vonnis aan [eiseres01] moet betalen;
4.4.
veroordeelt Infinitascare in de proceskosten, rechtsreeks te betalen aan de gemachtigde van [eiseres01] , die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 615,00, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
757

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853