ECLI:NL:RBROT:2023:9807

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
10150372 CV EXPL 22-31615
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voetbalvereniging en bestuursleden na kopstoot tijdens wedstrijd

In deze zaak heeft eiser, een lid van een voetbalvereniging, schadevergoeding geëist van de voetbalvereniging en haar bestuursleden na een incident tijdens een wedstrijd waarbij hij een kopstoot heeft gekregen van een tegenspeler. Eiser stelt dat de vereniging en de bestuursleden onrechtmatig hebben gehandeld door de identiteitsgegevens van de dader niet aan hem te verstrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de vereniging of de bestuursleden op de hoogte waren van de identiteit van de kopstootgever en dat zij opzettelijk deze informatie hebben achtergehouden. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor onrechtmatig handelen. Eiser is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.028,00. De uitspraak is gedaan op 20 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10150372 CV EXPL 22-31615
datum uitspraak: 20 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. V. Muratovic,
tegen

1.[gedaagde01] ,

vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde sub 1,
2. [gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde sub 2,
3. [gedaagde03],
woonplaats: [woonplaats03] ,
gedaagde sub 3,
4. [gedaagde04],
woonplaats: [woonplaats04] ,
gedaagde sub 4,
5. [gedaagde05],
woonplaats: [woonplaats05] ,
gedaagde sub 5,
6. [gedaagde06],
woonplaats: [woonplaats05] ,
gedaagde sub 6
gemachtigde: mr. M.Z.D. Nasrullah.
[eiser01] wordt hierna ‘ [eiser01] ’ genoemd. Gedaagde sub 1 wordt hierna [gedaagde01] genoemd. Gedaagden samen worden hierna ‘ [gedaagden] ’ genoemd. Gedaagden sub 2 t/m sub 6 worden ‘de bestuursleden’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 13 januari 2023 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de brief van 21 maart 2023 met één bijlage van [eiser01] ;
  • de brief van 12 mei 2023 met één bijlage van [eiser01] ;
  • de brief van 16 mei 2023 met één bijlage van [eiser01] ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser01] ;
  • de akte van 23 juni 2023 met bijlagen van [eiser01] ;
  • de aanvullende akte van 26 juni 2023 van [eiser01] .
1.2.
Op 23 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij is aan het einde van de zitting afgesproken dat de zaak zou worden aangehouden en dat partijen zich nog zouden uitlaten over het al dan niet voortzetten van deze procedure. De zaak is met inachtneming van die aanhouding verwezen naar de rolzitting van 28 juni 2023 voor het nemen van akten door beide partijen over de stand van zaken. [gedaagden] hebben ten behoeve van de rolzitting van 28 juni 2023 een akte overgelegd met uitgebreide inhoud én bijlagen. Omdat dit niet de bedoeling was, wordt deze akte buiten beschouwing gelaten. Dit laatste geldt ook voor de brief met bijlage van
17 augustus 2023 van [eiser01] , die zonder instructie of toestemming daartoe is overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] is een Rotterdamse voetbalvereniging.
2.2.
[eiser01] is lid van [voetbalvereniging01] (hierna: [voetbalvereniging01] ).
2.3.
Op 23 april 2022 vond een voetbalwedstrijd plaats tussen [gedaagde01] en [voetbalvereniging01] .
[eiser01] nam als lid van [voetbalvereniging01] deel aan deze wedstrijd.
2.4.
Tijdens deze wedstrijd heeft een tegenspeler [eiser01] een kopstoot gegeven. [eiser01] heeft daardoor een tand verloren.
2.5.
[eiser01] heeft via [gedaagde01] geprobeerd te achterhalen wie de ‘kopstootgever’ was. Dit is voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding in deze procedure niet gelukt. [gedaagde01] heeft op een gegeven moment wel medegedeeld dat die kopstootgever geen lid was of is van [gedaagde01] .

3.Het geschil

Voor een korte omschrijving van het geschil wordt verwezen naar het tussenvonnis van
13 januari 2023, met dien verstande dat [eiser01] de vordering tot verklaring voor recht dat één van de leden van [gedaagde01] , van wie de identiteit bij [gedaagde01] bekend is, aansprakelijk is voor de kopstoot die [eiser01] heeft gekregen, op de zitting heeft laten vallen.

4.De beoordeling

4.1.
De grondslag van de vorderingen tegen [gedaagden] is feitelijk dat zij het verhaal van [eiser01] op de dader (de kopstootgever) hebben gefrustreerd door de identiteitsgegevens van die dader niet aan [eiser01] te (willen) verstrekken. [gedaagden] hebben dit gemotiveerd betwist door te stellen dat en hoe [gedaagde01] zich heeft ingezet om de identiteitsgegevens te achterhalen van de kopstootgever én heeft bij antwoord een naam genoemd van de vermoedelijke dader volgens [gedaagde01] , die zij voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding nog niet had genoemd.
De kantonrechter acht, mede gelet op het verweer van [gedaagde01] , onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om ervan uit te gaan dat [gedaagde01] wist wie de dader was en zijn gegevens niet met [eiser01] heeft willen delen. Dit brengt mee dat er niet van kan worden uitgegaan dat [gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser01] door geen identiteitsgegevens van de kopstootgever te verstrekken aan [eiser01] .
Voor de bestuursleden geldt dat geen, althans onvoldoende, feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot de conclusie kunnen leiden dat zij of één van hen op de hoogte waren / was van de identiteit van de kopstootgever en desondanks de identiteitsgegevens niet aan [eiser01] hebben of heeft verstrekt. Daarmee kan er niet van worden uitgegaan dat de bestuursleden onrechtmatig hebben gehandeld tegenover [eiser01] .
4.2.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser01] het onaannemelijk vindt dat [gedaagden] voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding in deze procedure de correcte identiteitsgegevens van de kopstootgever niet hebben kunnen achterhalen, maar dit is onvoldoende om in rechte de redenering toe te passen dat [gedaagden] wel op de hoogte moesten zijn van de identiteitsgegevens van de kopstootgever én die gegevens bewust voor [eiser01] hebben achtergehouden. Bovendien geldt dat het nog maar de vraag is of uitgegaan kan worden van causaal verband tussen dit vermeende handelen van [gedaagden] en de schade van [eiser01] . Temeer omdat niet evident is dat de gegevens van de dader niet alsnog te achterhalen of inmiddels zelfs al achterhaald zijn.
4.3.
Eén en ander brengt mee dat de vorderingen tot verklaringen voor recht en tot schadevergoeding, bij gebrek aan een deugdelijke grondslag, worden afgewezen.
4.4.
De nevenvorderingen delen in het lot van afwijzing.
4.5.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagden] tot vandaag vast op
€ 1.028,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 514,00). Voor kosten die [gedaagden] maken na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagden] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.028,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
757