ECLI:NL:RBROT:2023:9758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/4606
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de boete voor overtreding van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren met betrekking tot voetzoollaesies bij vleeskuikens

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen een boete van € 1.500,- die is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens een overtreding van de Wet dieren. De boete is opgelegd na vaststelling van hoge voetzoollaesiescores door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Eiseres betwist de vastgestelde scores en stelt dat zij passende maatregelen heeft genomen om het dierenwelzijn te verbeteren. De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en andere adviseurs. De rechtbank concludeert dat de NVWA terecht de hoge voetzoollaesiescores heeft vastgesteld en dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door haar genomen maatregelen. De rechtbank oordeelt dat de boete terecht is opgelegd en niet onevenredig is, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 20 oktober 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4606

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: [naam]),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 2 juli 2021 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 23 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiseres deelgenomen: de gemachtigde van eiseres (bestuurder van eiseres), [naam], adviseur van eiseres, en [naam], voerleverancier van eiseres. Verweerder heeft zicht laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 13 maart 2020 heeft een toezichthoudend dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een rapport van bevindingen opgemaakt. In dat rapport schrijft hij dat hij bij een inspectie op 12 februari 2020 omstreeks 13.50 uur bij Pluimveeslachterij Mieki Hunsel B.V. afwijkingen zag bij voorbijkomende vleeskuikenkarkassen. De toezichthouder schrijft dat hij ernstige voetzoollaesies aan de poten zag en dat de door hem vastgestelde voetzoollaesiescore 168 punten was. De norm is 80 punten en de maximaal behaalbare score is 200 punten. Volgens de toezichthouder waren de karkassen afkomstig van eiseres, namelijk PPE-nummer [nummer], koppelnummer 5, stal 3.
2.2.
Op 20 april 2020 heeft verweerder naar aanleiding van het rapport van 13 maart 2020 een kennisgeving naar eiseres gestuurd waarin staat dat een voetzoollaesiescore van 168 punten is vastgesteld en dat eiseres verplicht is om passende maatregelen te nemen ter verbetering van het dierenwelzijn op haar bedrijf, op grond van artikel 2.53, eerste lid, van het Besluit houders van dieren. Ook staat in deze kennisgeving dat als een toezichthoudend dierenarts bij een koppel vleeskuikens van dezelfde locatie en stal, binnen twaalf maanden na dagtekening van de kennisgeving, weer vaststelt dat er onacceptabele dierenwelzijnsafwijkingen zijn, aan eiseres een bestuurlijke boete wordt opgelegd vanwege overtreding van artikel 2.53, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.
3.1.
Op 5 november 2020 heeft een toezichthoudend dierenarts van de NVWA wederom een rapport van bevindingen opgemaakt. In het rapport schrijft hij dat hij bij een inspectie op 5 november 2020 omstreeks 18.10 uur bij Van den Bor Pluimveeslachterij B.V. vleeskuikens met ernstige voetzoollaesies onderaan de poten zag en dat de door hem vastgestelde voetzoollaesiescore 178 punten was. Volgens de toezichthouder waren de kuikens afkomstig van eiseres, namelijk van KIP-nummer [nummer], koppel 12 van stal 3. Verder is door toezichthouder in het rapport van bevindingen toegelicht: “
Voetzoollaesies zijn een aantasting van de opperhuid van de voetzool van vleeskuikens. Wanneer de huid tot in de diepere lagen wordt aangetast worden de laesies pijnlijk voor het dier. Hierdoor wordt het welzijn aangetast. De hoeveelheid en de ernst van de voetzoollaesies worden bepaald door middel van een puntenscore. Hoe hoger de score hoe meer kuikens in het koppel een ernstige vorm van voetzoollaesies hadden. De wettelijke norm betreffende de maximaal acceptabele score is 80 punten, de maximaal haalbare score is 200 punten.
Voetzoollaesies zijn fysieke afwijkingen die niet in een paar dagen ontstaan, maar die zijn ontstaan gedurende een langere periode door slechte leefomstandigheden in de stal waar de vleeskuikens zijn gehouden. De genoemde afwijkingen kunnen onder andere zijn ontstaan door een slecht klimaat in de stal en/of onvoldoende kwaliteit voer en/of nat strooisel. De waargenomen fysieke afwijkingen hebben het welzijn van de vleeskuikens ernstig geschaad waardoor de dieren hebben geleden.
3.2.
Op grond van het rapport van 5 november 2020 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“Het niet nemen van passende maatregelen met betrekking tot het verbeteren van het dierenwelzijn in stal 3 na melding van een NVWA dierenarts.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.53, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat zij ten zeerste twijfelt aan de voetzoollaesiescore van 168 punten op 12 februari 2020 bij Pluimveeslachterij Mieki Hunsel B.V. De kuikens uit dezelfde stal die zijn weggeladen op 17 februari 2020 zijn namelijk geslacht bij Van-o-bel en Artislach en deze slachterijen komen op veel lagere voetzoollaesiescores uit (29 en 32 punten). Voetzoollaesies kunnen in vijf dagen niet zoveel herstellen. Bovendien is de toezichthouder vijf dagen eerder (op 4 februari 2020) in de stal geweest en heeft toen gezegd dat alles in orde was. Ook betwijfelt eiseres of de score van 178 punten op 5 november 2020 representatief is voor het hele koppel uit stal 3. De door de toezichthouder gescoorde kippen zijn maar een heel klein aantal van stal 3; de rest is geslacht bij Pluimveeslachterij C. van Miert B.V. en Exportslachterij Clazing B.V. en eerstgenoemde slachterij kwam uit op een aanzienlijk lagere score, namelijk 124 punten. Daarnaast voert eiseres aan dat zij wel degelijk passende maatregelen heeft genomen. Al langere tijd laat zij haar algemeen management wekelijks controleren door een dierenarts en voeradviseur. Ook is eiseres in 2020 teruggegaan van een bezetting van 42 kg/m² naar 39 kg/m². Het is eiseres goed gelukt om de voetzoollaesiescore naar beneden te krijgen; in 2021 kon zij weer terug naar een bezetting van 42 kg/m², aldus eiseres.
6.1.
In een geval als het onderhavige waarin een boete is opgelegd rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168, mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.2.
De rechtbank ziet geen reden om aan de inhoud van de rapporten van bevindingen te twijfelen. De rechtbank kan zich wel voorstellen dat de scores in de rapporten bij eiseres vragen oproepen gelet op die van de slachterijen, maar het biedt geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de scores die de toezichthouders op 12 februari 2020 en 5 november 2020 hebben vastgesteld. De wijze van vaststellen van de voetzoollaesiesscores door de toezichthouder en slachterijen is namelijk niet exact hetzelfde. Weliswaar werden er destijds zowel door de toezichthouder als de slachterijen 100 pootjes gecontroleerd en 2 punten toegekend bij ernstige voetzoollaesies en was dus in beide gevallen het maximum te behalen punten 200, maar er zijn ook verschillen. Een slachterij verricht [1] een controle op 30 procent en 60 procent van het koppel dat wordt geslacht, van alleen de rechtervoeten, waarbij het gaat om het vaststellen van een representatief jaargemiddelde. Het scoren door de toezichthouder heeft echter betrekking op een heterdaad constatering; als een koppel aan de slachtlijn opvalt neemt de toezichthouder een steekproef van twee keer 50 voeten en scoort hij alleen de ernstige voetzoollaesies. Dit maakt dat de score van een toezichthouder hoger kan uitvallen dan een score van een slachthuis. Daarnaast is van belang dat er ook binnen een koppel in een stal verschillen kunnen zijn. Zoals eiseres op de zitting heeft erkend kunnen er in een bepaald deel van een stal meer voetzoollaesies voorkomen dan in een ander deel, bijvoorbeeld door de nabijheid van waterlijnen met condens of juist door de nabijheid van een ventilator. Dat betekent dat er ook verschillen kunnen zijn in de voetzoollaesiescores die van hetzelfde koppel in verschillende slachterijen worden vastgesteld, omdat die kuikens op verschillende plekken in de stal en op verschillende momenten zijn gevangen. De scores van slachterijen waarop eiseres heeft gewezen zijn allemaal in andere slachterijen vastgesteld dan waar de toezichthouders de telling hebben gedaan en deels ook pas een aantal dagen later. Dit gegeven en de omstandigheid dat een toezichthouder pas op voetzoollaesies scoort als hij wat bijzonders bij het koppel ziet, maakt verschillen tussen de scores van de toezichthouders en die van de slachterijen verklaarbaar en daarom ziet de rechtbank in de slachthuisscores geen grond voor twijfel. De rechtbank ziet ook geen reden voor twijfel in de omstandigheid dat een toezichthouder op 4 februari 2020 in desbetreffende stal van eiseres is geweest en alles akkoord zou hebben bevonden, nu gesteld noch gebleken is dat deze toezichthouder de kuikens ook op voetzoollaesies heeft gecontroleerd. Bovendien was dit acht dagen eerder dan die waarop de voetzoollaesiescore (door een andere toezichthouder) is vastgesteld.
6.3.
Op 12 februari 2020 heeft een toezichthouder een voetzoollaesiesscore van 168 punten vastgesteld. Dit is een hoge score en een abnormaal niveau van voetzoollaesies wijst op slechte dierenwelzijnsomstandigheden [2] . Verweerder heeft eiseres in de kennisgeving van 20 april 2020 dan ook terecht erop gewezen dat eiseres [3] passende maatregelen ter verbetering van het dierenwelzijn moest nemen. Eiseres stelt dat zij wel degelijk passende maatregelen heeft genomen maar heeft daar geen bewijzen van overgelegd. Een verlaging van de bezettingsdichtheid is bovendien slechts een van de maatregelen (naast bijvoorbeeld aanpassing van voer, klimaat en strooisel) en hoeft op zichzelf niet voldoende te zijn. Dat het eiseres op een gegeven moment weer was toegestaan om de maximale bezettingsgraad van 42 kg/m² aan te houden is evenmin een aanwijzing dat het dierenwelzijn voldoende was verbeterd, nu dat (onder meer) afhankelijk is van het jaargemiddelde van de voetzoollaesiesscores van de slachterijen en, zoals hiervoor is overwogen, is dat niet vergelijkbaar met de vaststelling van de scores en slechte dierenwelzijnsomstandigheden door de toezichthouder. Nu een toezichthouder op 5 november 2020 opnieuw een hoge voetzoollaesies heeft vastgesteld zijn er voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat er naar aanleiding van de waarschuwing geen passende maatregelen zijn genomen ter verbetering van het dierenwelzijn en ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat eiseres afdoende passende maatregelen heeft genomen.
6.4.
Verweerder heeft dus terecht de overtreding vastgesteld en was bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen De rechtbank overweegt dat de wetgever reeds een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het met het Besluit houders van dieren gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop. De rechtbank vindt de boete van € 1.500,- niet onevenredig. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de boete moet worden gematigd is de rechtbank ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7b.5 van de Regeling houders van dieren
2.Zoals het CBb heeft overwogen in ECLI:NL:CBB:2021:324
3.Op grond van artikel 2.53 van het Besluit houders van dieren