ECLI:NL:RBROT:2023:9739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/664981 / JE RK 23-2116
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van minderjarige met gedragsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2023 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [kind01], geboren in 2009. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling vanwege ernstige zorgen over het welzijn van [kind01], die in aanraking is gekomen met de politie en zelfbepalend gedrag vertoont. De moeder van [kind01] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, waarbij zij aangaf dat een dwangkader onwenselijk is en dat de hulpverlening niet effectief is geweest door wisselende hulpverleners en onvoldoende communicatie.

De kinderrechter heeft de situatie van [kind01] beoordeeld en vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld. De moeder heeft zelf hulp gezocht, maar de zorgen blijven bestaan. De kinderrechter heeft besloten de voorlopige ondertoezichtstelling in stand te houden, met de nadruk op het belang van [kind01] en de noodzaak van verdere hulpverlening. De vader van [kind01] zal ook betrokken worden bij de procedure, gezien zijn rol in de opvoeding en verzorging van het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/664981 / JE RK 23-2116
Datum uitspraak: 15 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[kind01],
geboren op [gebortedatum01] 2009 in [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de spoedbeschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 6 september 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een e-mailbericht van de moeder van 12 september 2023;
- een e-mailbericht van de moeder met bijlagen van 13 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam02];
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam03].

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
2.2.
[kind01] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 6 september 2023 is [kind01] met spoed voorlopig onder toezicht gesteld tot 6 december 2023.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt een voorlopige ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van drie maanden.

4.Het standpunt van de moeder

De moeder voert verweer tegen het verzoek en geeft aan dat een dwangkader zeer onwenselijk is omdat eerder is gebleken dat dit niet werkt voor de moeder en [kind01]. Dit komt mede doordat de Raad en de GI niet luisteren naar de moeder en doordat de hulpverleners vaak wisselen waardoor [kind01] haar verhaal steeds opnieuw moet vertellen. Terwijl zij niet graag praat. De moeder erkent dat er sprake is van problematiek. Dit doet zich met name voor als [kind01] niet thuis is. De school en de mensen met wie zij omgaat hebben een negatieve invloed op haar. Ook is [kind01] zelfbepalend, waardoor de moeder weinig grip op haar heeft met name als zij niet thuis is. De moeder heeft geprobeerd om [kind01] over te plaatsen van school, maar dit is niet gelukt. Daarom heeft de moeder zelf hulpverlening gezocht en de voorkeur is om dit voort te zetten. Ook [kind01] heeft zich bereid getoond mee te werken met de ingezette hulpverlening en zij heeft nu een goede band met haar coach die ook verdere ondersteuning kan blijven bieden. Indien er geen sprake is van een dwangkader kan de moeder zich eventueel open stellen voor andere hulpverleningsinstanties. Teveel hulpverlening kan het doel voorbij schieten, het is belangrijk dat daar aandacht voor is. Ook is het belangrijk dat de vader betrokken raakt bij de hulpverlening, mede gelet op de omstandigheid dat nu sprake is van een omgangsregeling tussen hem en [kind01]. Dit heeft de moeder afgedwongen via de rechter.

5.Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Er zijn zorgen om [kind01] omdat zij forse gedragsproblematiek toont en meermaals in aanraking is gekomen met de politie. [kind01] is zelfbepalend en de moeder geeft aan dat zij weinig grip op haar heeft als [kind01] buitenshuis is. Dit komt mede doordat [kind01] zich mogelijk in een milieu bevindt die een negatieve invloed op haar heeft. Omdat [kind01] een kwetsbare leeftijd heeft moet zij beschermd worden. Daarom moet de komende periode onderzoek gedaan worden naar wat met [kind01] aan de hand is en wat zij nodig heeft. Dit kan naast de ingezette hulpverlening plaatsvinden omdat het belangrijk is dat die hulpverlening doorloopt.

6.Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad ter zitting en voegt daaraan het volgende toe. Door de eerdere negatieve ervaringen van de moeder wilde zij niet in gesprek gaan, waardoor nu niet gekeken is naar passende hulpverlening voor [kind01]. Het is positief dat de moeder zelf hulpverlening heeft gezocht en dat moet vooral doorgezet. Dit neemt niet weg dat er zorgen zijn en dat hulpverlening moet starten, zoals opvoedondersteuning bij de moeder thuis. Dit is nu niet het geval, terwijl [kind01] ook aangeeft dat iets moet veranderen in de thuissituatie. Daarnaast is het belangrijk dat hulpverlening wordt ingezet voor het versterken van de band tussen de moeder en [kind01], omdat dit helpend is voor het creëren van een stabiele en beschermende basis.

7.De beoordeling

7.1.
Ten aanzien van de voorlopige ondertoezichtstelling is de kinderrechter van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat op 6 september 2023 en nu nog steeds een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld. De kinderrechter overweegt daartoe het volgende. Er zijn ernstige zorgen over [kind01]. Zij is de afgelopen periode meerdere malen in aanraking geweest met de politie voor verschillende (ernstige) strafbare feiten. Daarnaast toont [kind01] zelfbepalend gedrag en geeft de moeder aan dat zij moeilijk grip kan houden op [kind01]. Dit komt mede doordat [kind01] doorgaans buitenshuis is waar zij mogelijk negatief beïnvloed wordt door de mensen met wie zij omgaat. Verder geeft [kind01] aan dat het thuis niet goed gaat omdat er veelal ruzies zijn tussen haar en de moeder waardoor zij verandering wenst.
7.2.
Als gevolg van de aanhoudende problematiek heeft de moeder zelf naar passende hulpverlening gezocht. De kinderrechter vindt het positief dat de moeder in gesprek is gegaan om hulpverlening in te zetten en het is belangrijk dat deze voorgezet wordt. Hoewel de moeder actief betrokken is, is gebleken dat haar inzet en de hulpverlening nu niet voldoende is omdat de zorgen over [kind01] nog altijd aanwezig zijn. Ook ter zitting geeft de moeder zelf aan dat ondanks de ingezette hulpverlening er nog altijd problemen zijn. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het in stand laten van de voorlopige ondertoezichtstelling in het belang is van [kind01].
7.3.
De komende periode is het belangrijk dat onderzoek gedaan wordt naar de oorzaak en aanleiding van de problematiek van [kind01] en welke eventueel extra hupverlening nodig is om de zorgen over haar weg te nemen. Ook moet expliciet stilgestaan worden of de ondertoezichtstelling wel noodzakelijk is, gezien de inzet van de moeder. Ook moet [kind01] binnenkort voorkomen en raakt als gevolg daarvan misschien een jeugdreclasseerder betrokken. Daarnaast rijst de vraag of JBRR de aangewezen instelling is om een eventuele ondertoezichtstelling uit te voeren, gelet op de negatieve ervaringen van de moeder met de JBRR in het verleden. Ondanks dat de moeder aangeeft geen samenwerking te willen met de Raad of de GI acht de kinderrechter het van belang dat de moeder voor nu het gesprek aangaat met de betrokken jeugdbeschermer.
7.4.
Ook vindt de kinderrechter het van belang dat de vader voor een eventuele volgende zitting aanwezig zal zijn, gelet op het feit dat de vader momenteel betrokken is bij de verzorging en opvoeding van [kind01] en zal hem daarom aanmerken en laten oproepen als informant. Door de moeder is het volgende adres van de vader overgelegd: [adres01].

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
houdt de beschikking van de kinderrechter van 6 juli 2023 over de voorlopige ondertoezichtstelling van [kind01] in stand;
8.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 1 oktober 2023.