ECLI:NL:RBROT:2023:9736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/663146 / JE RK 23-1864
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van kinderen in onveilige thuissituatie met tijdelijke jeugdbeschermer

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [kind01] en [kind02], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er grote zorgen zijn over de veiligheid in de thuissituatie van de kinderen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige conflicten en onveiligheid in de thuissituatie, wat leidt tot zorgen over het welzijn van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van structurele onveiligheid en dat de ouders niet in staat zijn om de belangen van de kinderen voorop te stellen. Ondanks de inzet van hulpverlening is er geen verbetering in de situatie, en de kinderen zijn getuige van conflicten tussen de ouders.

De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling voor een kortere duur van vier maanden toe te wijzen, in afwachting van de beschikbaarheid van een vaste jeugdbeschermer. De Raad is verzocht om een rapportage te overleggen over de stand van zaken en de betrokkenheid van de jeugdbeschermer. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 december 2023 voor een pro forma zitting. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de kinderen een stabiele en veilige opvoedsituatie hebben, en dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer essentieel is voor het wegnemen van de onveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/663146 / JE RK 23-1864
Datum uitspraak: 8 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2014 in [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01],
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2020 in [geboorteplaats02], hierna te noemen: [kind02].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01],
advocaat: mr. T. de Jong, kantoorhoudende te Amsterdam,
[naam02],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats02].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 27 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03];
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam (hierna: de GI), [naam04].

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] en [kind02].
2.2.
[kind01] woont feitelijk bij de moeder.
2.3.
[kind02] woont feitelijk bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de Raad

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De kinderen worden al langere tijd geconfronteerd met de (fysieke en verbale) ruzies en conflicten tussen de ouders, waardoor sprake is van onveiligheid en onvoorspelbaarheid in de thuissituatie. De ouders zijn niet in staat om de belangen van de kinderen voorop te stellen, doordat zij in beslag worden genomen door hun persoonlijke problematiek. Als gevolg hiervan laat [kind01] verandering in zijn gedrag zien. Hij wordt belast met volwassenzaken en voelt zich verantwoordelijk, waardoor hij aangeeft dat zijn hoofd vol zit. Ondanks dat [kind02] geen verandering in haar gedrag laat zien, bestaan er wel zorgen over haar. Er is hulpverlening ingezet in het vrijwillige kader, maar dit heeft geen verandering gebracht. Mede doordat het MDT-traject is stopgezet. Het is belangrijk dat vergelijkbare hulpverlening wordt ingezet, zodat de ouders beter leren communiceren en elkaar leren vertrouwen. Ook is het belangrijk dat de hulpverlening van [kind01] wordt voortgezet en dat gekeken wordt of hulpverlening voor [kind02] nodig is. Hiervoor is een ondertoezichtstelling, waarbij stevig de regie wordt gevoerd noodzakelijk.

5.Het standpunt van de GI

5.1.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad ter zitting en geeft aan dat dit een cluster zeven casus betreft, waardoor geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is voor het gezin. Dit neemt niet weg dat er aandacht is voor de veiligheid en het onveilige gevoel. Er is sprake van ouderschap en het is belangrijk dat dit goed wordt vormgegeven.

6.Het standpunt van de moeder

6.1.
Door en namens de moeder wordt ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. Dit komt mede doordat de moeder in het verleden vaker om hulp heeft geschreeuwd, maar haar hulpvraag werd niet gehoord en hulpverlening werd niet ingezet. De hulpverlening was doorgaans gericht op de scheiding, terwijl hieruit niet alle zorgen voortvloeien. De vader zorgt voor problemen en hierdoor voelt de moeder zich onveilig. Hiervoor moet aandacht zijn. De moeder is nu teleurgesteld, omdat zij wil meewerken aan hulpverlening maar die kans wordt haar niet geboden. Omdat in het vrijwillige kader niks is gebeurd en omdat geen zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder voelt een ondertoezichtstelling daarom als een straf. De moeder daarom verzoekt om een afwijzing van het verzoek.

7.Het standpunt van de vader

7.1.
De vader stemt ter zitting in met het verzoek en geeft het volgende aan. Er zijn de afgelopen anderhalf jaar meerdere incidenten geweest. Dit komt mede door de nieuwe partner van de moeder. De thuissituatie van de kinderen bij de moeder is niet veilig. De kinderen geven aan getuige te zijn van ruzies en daarover maakt de vader zich zorgen. In het veiligheidsplan was opgesteld dat de kinderen niet betrokken mochten worden in de relatie van de moeder, maar dit is niet geslaagd. Hierdoor komen de ouders er samen niet uit. Verder wordt er vaker gezegd dat de vader slaat, maar dat is niet waar en wordt niet aangetoond. Het is daarom teleurstellend dat de Raad geen volledig onderzoek heeft gedaan en dat de opgegeven informanten niet zijn gehoord. Zij hadden meer uitleg kunnen geven over de huidige situatie.

8.De beoordeling

8.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
8.2.
Het staat vast dat al een lange periode structureel incidenten plaatsvinden in de thuissituatie. De kinderen zijn meerdere malen getuige geweest van (verbale en fysieke) conflicten, ook tussen de moeder en haar inmiddels ex-vriend. Als gevolg hiervan is sprake van onveiligheid in de thuissituatie en worden de kinderen belast met de problematiek van de ouders. Doordat veel spanning en stress is tussen de ouders laat [kind01] verandering in zijn gedrag zien en maakt hij zich zorgen om zijn ouders. De kinderrechter is van oordeel dat daarom op dit moment geen stabiele en veilige thuissituatie is voor de kinderen. Ook de moeder geeft ter zitting aan zich onveilig te voelen bij de huidige situatie. Dit is zorgelijk en niet in het belang van de kinderen.
8.3.
Ondanks de ingezette hulpverlening zijn de ouders niet in staat gebleken om gezamenlijk de zorgen weg te nemen. Dit komt mede doordat de vader wantrouwend is richting de hulpverlening en doordat de veiligheidsafspraken niet worden nagekomen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het in het belang is van de kinderen dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt die stevig de regie voert, de onveiligheid wegneemt en het vertrouwen van de vader laat groeien.
8.4.
De kinderrechter ziet wel aanleiding om het verzoek voor een kortere duur toe te wijzen en het verzoek voor het overige aan te houden. Dit komt mede doordat de GI ter zitting aangeeft dat momenteel geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is. Dit is erg zorgelijk, nu er sprake is van structurele onveiligheid voor de kinderen en het allerbelangrijkste is dat zij een stabiele opvoedsituatie hebben. Daarom dient tijdens een volgende zitting bepaald te worden in hoeverre de zorgen over de kinderen verminderd zijn door de betrokkenheid van de GI en een ondertoezichtstelling daarmee van meerwaarde is.
8.5.
Gelet op voornoemde zal kinderrechter [kind01] en [kind02] onder toezicht stellen voor de duur van vier maanden en het verzoek voor het overige aanhouden.
8.6.
De Raad wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en aan de advocaat van de moeder) te overleggen over de dan huidige stand van zaken, waarbij ook wordt aangegeven of een vaste jeugdbeschermer inmiddels betroken is en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

9.De beslissing

De kinderrechter:
9.1.
stelt [kind01] en [kind02] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 8 september 2023 tot 8 januari 2024;
9.2.
en alvorens verder te beslissen:
9.3.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 december 2023 pro forma;
9.4.
bepaalt dat de Raad, de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
9.5.
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en mr. de Jong) de verzochte rapportage te doen toekomen.
9.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 19 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.