ECLI:NL:RBROT:2023:9732

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/664480 / JE RK 23-2043, C/10/664570 / JE RK 23-2055 en C/10/665292 / JE RK 23-2168
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige met tijdelijke duur en vervanging gecertificeerde instelling

Op 8 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht betreffende de minderjarige [kind01]. De kinderrechter heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van vier weken, waarbij de minderjarige tijdelijk bij zijn oom verblijft. Dit besluit volgt op een escalatie in de thuissituatie, waarbij zorgen over de veiligheid zijn gerezen. De Raad heeft verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing, waarbij de oude jeugdbeschermer van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering betrokken zal zijn om het gezin te ondersteunen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie van [kind01] onhoudbaar is geworden door meerdere incidenten en het gebrek aan adequate hulpverlening. De moeder van [kind01] heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode van vier weken toegewezen, zodat er tijd is voor hulpverlening en het creëren van een veilige thuissituatie.

De kinderrechter heeft ook besloten dat de huidige gecertificeerde instelling vervangen moet worden door de William Schrikker Stichting, die bekend is met de situatie van het gezin. De kinderrechter heeft een vervolgdatum vastgesteld voor verdere behandeling van de zaak, waarbij de betrokken partijen worden opgeroepen om hun standpunten te verduidelijken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/664480 / JE RK 23-2043, C/10/664570 / JE RK 23-2055 en C/10/665292 / JE RK 23-2168
Datum uitspraak: 8 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing en vervanging gecertificeerde instelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2011 in [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01].
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van 27 augustus 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het wijzigingsverzoek met bijlagen van de Raad van 28 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
  • de beschikking van de kinderrechter van 29 augustus 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoek van de Raad van 5 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 6 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [kind01], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam02];
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam03].
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat deze wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
2.2.
[kind01] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij een oom.
2.3.
Bij beschikking van 27 augustus 2023 is [kind01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 27 november 2023. Bij die beschikking is tevens een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken. Het verzoek voor het overige is aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van 29 augustus 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening van netwerkpleegzorg, te weten bij de oom (vaderszijde), verleend voor de duur van vier weken. Het verzoek voor het overige is aangehouden.

3.De (aangehouden) verzoeken

3.1.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/664480 / JE RK 23-2043:
3.2.
De Raad verzoekt een voorlopige ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van drie maanden. Dit deel van het verzoek is reeds verleend. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad heeft dit deel van het verzoek op 29 augustus 2023 schriftelijk ingetrokken.
3.3.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/664570 / JE RK 23-2055:
3.4.
De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor netwerkpleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit verzoek is verleend voor de duur van vier weken en voor het overige aangehouden. Thans dient er beslist te worden op de periode tot 27 november 2023.
3.5.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/665292 / JE RK 23-2168:
3.6.
De Raad verzoekt de kinderrechter om de GI, die de voorlopige ondertoezichtstelling uitvoert, te vervangen door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de Raad

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het volgende toe. De moeder en [kind01] willen graag dat [kind01] weer thuis komt wonen. Dit kan alleen met de juiste hulp en begeleiding. Dit komt mede doordat onlangs een heftige situatie heeft plaatsgevonden. Het is daarom belangrijk dat er nu eerst rust komt, waardoor [kind01] voor nu bij de oom moet blijven als time-out. Omdat [kind01] behoefte heeft aan duidelijkheid is het belangrijk dat de afspraken met [kind01] aangescherpt worden en dat er passende hulpverlening ingezet wordt. De oude jeugdbeschermer van de William Schrikker Stichting heeft aangegeven het gezin hierbij te willen ondersteunen. Hij is vertrouwd met het gezin en kan de draad weer oppakken.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
De moeder voert ter zitting verweer tegen het verzoek en geeft aan dat het in het begin van de terugplaatsing in oktober 2022 heel goed ging met [kind01] thuis. De afgelopen periode heeft [kind01] echter meerdere gebeurtenissen meegemaakt die veel indruk op hem hebben gemaakt. Hierdoor is [kind01] zijn hoofd volgeraakt. Daarbij had hij op dat moment nog steeds geen therapie ontvangen, waardoor het thuis is geëscaleerd. Wanneer [kind01] therapie krijgt en zich aan afspraken en regels houdt kan [kind01] weer thuis wonen. De moeder heeft er vertrouwen in dat de oude jeugdbeschermer haar en [kind01] zal helpen.

6.Het standpunt van de GI

6.1.
De GI geeft het volgende aan. De eerdere jeugdbeschermer is bereid betrokken te raken bij dit gezin. Hij kent [kind01] en de moeder goed, waardoor hij een snellere start kan maken bij het terugwerken naar huis. Hierbij is het belangrijk dat er duidelijke afspraken gemaakt worden.

7.De beoordeling

7.1.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat de Raad het verzoek van 27 augustus 2023 betreffende de uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van [kind01] op 29 augustus 2023 schriftelijk heeft ingetrokken. Daarmee kunnen de gronden van dit verzoek niet meer onderzocht worden en daarom wijst de kinderrechter dit verzoek af.
7.2.
Ten aanzien van een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor netwerkpleegzorg blijkt uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende. Sinds de terugplaatsing van [kind01] in oktober 2022 zijn er meerdere malen politiemeldingen geweest over verbale en fysieke conflicten tussen de moeder en [kind01], waardoor er zorgen waren over de veiligheid in de thuissituatie. Op 27 augustus 2023 is het tussen de moeder en [kind01] zodanig geëscaleerd dat de moeder letsel heeft opgelopen. Als gevolg hiervan zijn de zorgen over de thuissituatie toegenomen en is [kind01] met spoed uit huis geplaatst.
7.3.
Het ontbreekt [kind01] sinds zijn terugplaatsing aan (voldoende) begeleiding of passende hulpverlening, als gevolg waarvan het in de thuissituatie is geëscaleerd. Alle betrokkenen zijn het daarom eens dat het in het belang is van [kind01] dat er zo spoedig mogelijk hulpverlening ingezet wordt en dat duidelijke afspraken komen. De eerdere jeugdbeschermer is beschikbaar om de moeder en [kind01] hierbij te ondersteunen. Deze jeugdbeschermer is vertrouwd met hen en hij is bekend met de problematiek van [kind01]. Omdat deze jeugdbeschermer ter zitting niet aanwezig is om duidelijkheid te geven over een vervolgplan is de kinderrechter van oordeel dat een uithuisplaatsing voor nu nog noodzakelijk is.
7.4.
Dit neemt niet weg dat de kinderrechter naar [kind01] heeft geluisterd. [kind01] overziet een periode van 3 maanden niet. Hem was ook verteld dat het ‘maar’ vier weken zou duren. Alhoewel juridisch misschien juist, frustreert hem dit zichtbaar. De kinderrechter zal dan ook de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode toe te wijzen, namelijk voor de duur van vier weken. In deze tijd kunnen [kind01] en de moeder tot rust komen en kan de hulpverlening starten, zodat een stabiele en veilige thuissituatie bewerkstelligd wordt. De kinderrechter heeft tegen [kind01] gezegd dat het niet zeker is dat hij dan al naar huis kan, maar dat wij dan opnieuw met elkaar gaan praten.
7.5.
De GI wordt verzocht om een week vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de Raad en de belanghebbende) te overleggen over de dan actuele stand van zaken. De Raad dient daarbij drie dagen voor de zitting aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
7.6.
Gelet op voorgenoemde is naar het oordeel van de kinderrechter tevens vast komen te staan dat de gecertificeerde instelling, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, moet worden vervangen door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.

8.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/664480 / JE RK 23-2043:
8.1.
wijst het verzoek ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor het overige af;
ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/664570 / JE RK 23-2055:
8.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij een oom, tot 6 oktober 2023;
en alvorens verder te beslissen:
8.3.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbende in deze zaak zal plaatsvinden
op 4 oktober 2023 om 09:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
8.2.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. T. van den Akker, kinderrechter;
8.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbende;
8.4.
gelast de oproeping van [kind01] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
8.5.
verzoekt de GI uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de Raad en de belanghebbende) de verzochte rapportage te doen toekomen;
8.6.
verzoekt de Raad uiterlijk drie dagen voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI en de belanghebbende) te informeren of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/665292 / JE RK 23-2168:
8.7.
vervangt de gecertificeerde instelling, met dien verstande dat [kind01] voorlopig onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
8.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op ***.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.