ECLI:NL:RBROT:2023:961

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
ROT 21/4990
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering ontving, en het UWV, dat deze uitkering heeft beëindigd. Eiseres was van mening dat zij meer dan 35% arbeidsongeschikt was, terwijl het UWV haar arbeidsongeschiktheid op 32,88% heeft vastgesteld. De rechtbank heeft het medisch onderzoek dat door het UWV is uitgevoerd als zorgvuldig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat er geen onjuistheden zijn vastgesteld in de beperkingen of de geduide functies. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische situatie slechter is dan door het UWV is aangenomen en dat zij meer beperkingen heeft. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verzekeringsarts B&B alle relevante medische informatie heeft meegewogen en dat de door eiseres ingebrachte klachten adequaat zijn beoordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres per 2 februari 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk heeft gekregen in deze procedure. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding, omdat de wijziging in het arbeidsongeschiktheidspercentage niet heeft geleid tot een wijziging in de resterende verdiencapaciteit.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4990

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] )

Inleiding

Het UWV heeft de WIA-uitkering van eiseres beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 10 augustus 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en twee rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als pedagogisch medewerker voor gemiddeld 25,06 uur per week. Op 12 september 2012 heeft zij zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres na afloop van de wachttijd een WIA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
2. Het UWV heeft op verzoek van de ex-werkgever een herbeoordeling gedaan naar de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 30 november 2020 32,88% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 2 februari 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 28 juli 2021
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 november 2020
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 9 augustus 2021
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Het besluit is in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, vooral met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
7. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Eiseres ervaart concentratieproblemen, heeft een kort lontje, is sneller boos, wordt somber en heeft regelmatig nachtmerries. Uit de beschikbare informatie van de GGZ van 17 december 2020 is gebleken dat bij eiseres sprake is van een depressieve stoornis en van een angststoornis PTSS. Rekening houdend met de verzekeringsgeneeskundige protocollen zou zij daarom aanvullend beperkt moeten worden in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren (1.1 Vasthouden van de aandacht in het dagelijks functioneren, 1.8.2 Aangewezen op voorspelbare werksituatie, 1.8.5 Aangewezen op werk zonder hoog handelingstempo, 2.6 Emotionele problemen van anderen hanteren, 2.12.1 & 2.12.2 Geen of weinig contact met klanten/patiënten of hulpbehoevenden en 2.12.5 Werk zonder leidinggevende aspecten). Verder vindt eiseres dat zij in aanmerking komt voor een aanvullende urenbeperking. Vanwege migraineaanvallen die eiseres twee keer per week krijgt, moet er een beperking worden gesteld op item 3.8 Geen fel licht. Vanwege een beperking aan haar rechterduim moet eiseres beperkt worden op item 4.3.3 Pincetgreep. De toelichting bij item 4.21 Lopen op een trap of ladder is in strijd met de gestelde beperkingen bij items 1.8.6 en 4.18. Ter onderbouwing van de medische gronden verwijst eiseres (mede) naar de rapporten van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van 19 april 2021 en 14 september 2021.
8. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. De functie productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) is niet geschikt omdat eiseres in deze functie continu haar handen en armen moet inzetten/gebruiken. In het rapport van de primaire verzekeringsarts van 29 november 2020 is als voorwaarde opgenomen dat het belangrijk is dat eiseres haar spieren tussendoor kan laten bijkomen. De functie voldoet niet aan die voorwaarde. Eiseres stelt verder dat alle geduide functies een arbeidsomvang hebben die ruim boven de arbeidsomvang van de maatgevende arbeid ligt. Volgens haar hoort het uitgangspunt bij het duiden van functies de arbeidsomvang van de maatgevende arbeid te zijn.
9. Eiseres vindt tot slot dat het UWV een proceskostenvergoeding had moeten betalen, omdat tijdens de bezwaarprocedure haar rechtspositie is gewijzigd van 24,06% naar 32,88% arbeidsongeschiktheid.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 2 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 2 februari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend onderzocht. De door eiseres ingebrachte medische informatie is meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: chronisch depressieve klachten, acceptatieproblemen, PTSS, hoofdpijnklachten (migraine), schouderklachten, klachten aan de rechterduim, aspecifieke vermoeidheidsklachten, aspecifieke spier- of gewrichtsklachten en klachten die als fibromyalgie worden aangeduid heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 2 februari 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B in de nadere rapporten van 4 maart 2022 en 8 april 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie van de behandelaar die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. De verzekeringsarts B&B ziet in de informatie van GGZ verpleegkundig specialist van 17 december 2020 geen essentiële nieuwe informatie genoemd. De beschrijving van de klachtbeleving door eiseres, de ingezette behandeling en de adviezen geven de verzekeringsarts B&B geen aanleiding voor het wijzingen van zijn oordeel. De verzekeringsarts B&B ontkent niet dat er sprake is van psychische stoornissen bij eiseres, maar vindt de kwalificatie ‘ernstig’ hierop niet van toepassing. Bovendien is de specifieke benaming volgens hem niet relevant en zijn in de FML beperkingen aangenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren op grond van psychische klachten van eiseres. De rechtbank kan deze motivering en toelichting volgen. Bovendien merkt de rechtbank op dat de informatie van 17 december 2020 ook al in bezwaar was ingediend en is meegewogen. De rechtbank vindt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er aanleiding is om meer of zwaardere beperkingen voor haar psychische klachten aan te nemen.
14. De stelling van eiseres dat zij beperkt moet worden op de items 3.8, 4.3.3 en 4.21 slaagt naar het oordeel van de rechtbank ook niet. Een overgevoeligheid voor licht, buiten een migraineaanval, is niet medisch geobjectiveerd en bovendien kan zo nodig een donkere bril gebruikt worden als licht-dempend hulpmiddel. Tijdens een migraineaanval zal iemand in het algemeen niet werken, volgens de verzekeringsarts B&B. Verder heeft de verzekeringsarts B&B bij lichamelijk onderzoek niet vastgesteld dat de klachten aan de rechterduim een dusdanige beperking gaven dat er aanvullende beperkingen in het handgebruik moeten worden aangenomen. Een beperking op 1.8.6 (Niet werken op hoogtes, met machines of gereedschap met verwondingsrisico) en 4.18 (Traplopen) is volgens de verzekeringsarts B&B niet in strijd is met de beperking gesteld bij aspect 4.21 (Niet meer dan 3x per uur traplopen en 1x per uur een ladder op), omdat traplopen of een ladder opgaan geen (levens)gevaar met zich meebrengt. De rechtbank kan ook deze motivering en toelichting volgen. Bovendien heeft eiseres haar stellingen niet met medische informatie onderbouwd. Uit de informatie die in beroep is ingediend kan dit niet worden opgemaakt.
15. Eiseres vindt verder dat zij in aanmerking komt voor een verdergaande urenbeperking. [naam verzekeringsarts] ziet reden voor een urenbeperking van 2 uur per dag wegens de aanwezige psychische en somatische klachten. Hij baseert hierbij zich op het medisch onderzoek uit 2014 en op de informatie van de GGZ van 17 december 2020. De verzekeringsarts B&B heeft uitgelegd dat hij geen aanleiding ziet tot het aannemen van een urenbeperking, gezien eiseres haar dagverhaal waaruit geen noodzaak blijkt voor een structurele slaapbehoefte of uitgebreide periode van rusten overdag en er maar zeer beperkt lichamelijke afwijkingen zijn vastgesteld. De rechtbank kan die motivering volgen. De rechtbank merkt in dit verband op dat de vertaling van medische informatie in mogelijkheden tot het verrichten van arbeid behoort tot de specifieke expertise van een verzekeringsarts. De rechtbank hecht daarom niet de waarde aan de informatie van de GGZ ten aanzien van de mogelijkheden van eiseres om deel te nemen aan het arbeidsproces, die eiseres daaraan hecht.
16. De rechtbank vindt dus dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft uitgelegd waarom ook de beroepsgronden van eiseres en de door haar in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 2 februari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 29 november 2020.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 29 november 2020 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als pedagogisch medewerker, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en één reservefunctie) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( sbc-code 532040) administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank;
- ( sbc-code 315120) receptionist.
En de reservefunctie is (sbc-code 111174) productiemedewerker papier, karton, drukkerij.
18. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk. De arbeidsdeskundige B&B vindt dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies passen bij de krachten en bekwaamheden van eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft nog toegelicht waarom de functie van productiemedewerker industrie de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Er is in deze functie geen sprake van het uitoefenen van langdurig aaneengesloten of hoogfrequente knijp/grijpkracht. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
19. De stelling van eiseres dat alle geduide functies ten onrechte een arbeidsomvang hebben die ruim boven de arbeidsomvang van de maatgevende arbeid ligt, volgt de rechtbank niet. Het is toegestaan om functies te duiden met een hogere omvang dan de maatmanomvang, zolang de eventuele medische urenbeperking niet overschreden wordt. Het gaat er primair om dat bij functieduiding gekeken wordt naar de resterende verdiencapaciteit. De drie functies met de hoogste resterende verdiencapaciteit worden gebruikt voor de schatting. Bij de geduide functies in het geval van eiseres wordt de medische urenbeperking niet overschreden.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies 67,12% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 32,88% arbeidsongeschikt is.
Vergoeding proceskosten in bezwaar
21. Eiseres stelt dat in bezwaar een proceskostenvergoeding betaald had moeten worden door het UWV omdat haar rechtspositie is gewijzigd. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is namelijk aangepast van 24,06 naar 32,88%.
22. De rechtbank is dit niet eens met eiseres. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] is er sprake van een wijziging van de rechtspositie als in de bezwaarfase het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt en er daarmee een wijziging in de resterende verdiencapaciteit ontstaat. In geval van eiseres is weliswaar het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd, maar niet haar resterende verdiencapaciteit.
Tot slot
23. Dat het (bestreden) besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, vooral met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, heeft eiseres gesteld maar niet onderbouwd. De rechtbank is ook niet gebleken van schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

Conclusie en gevolgen

24. Het UWV heeft terecht besloten om per 2 februari 2021 de WIA-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij per 30 november 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
25. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4471.